De Nederlandse Warrior Cats Fanfiction wiki
Registreer
Advertisement
Hallo iedereen en welkom bij mijn eerste fanfiction! Op deze pagina zal je hoofdstuk per hoofdstuk meer te weten komen over Witharts leven. Omdat mijn verhaal altijd plaats vindt in de wereld van de boeken en dus ook mee het verhaallijn volgt, zal er altijd een spoiler-warning zijn per hoofdstuk. Zo ben je er zeker van dat je nog niets te weten komt, wat je nog moet lezen. Dit betekent natuurlijk ook dat je in mijn verhalen af en toe wel eens een oude bekende kan tegenkomen! Ik wil alvast Morgenpoot, Stormvloed en Ochtendbloesem bedanken voor hun steun. Maar ook de fantastische IJsdroom Vogeltje voor het maken van de prachtige icoontjes. Ondertussen verscheen ook al de opvolger van Witharts verhaal, genaamd Haverblads liefde. Hierin volgen we een ander regelmatig terugkerend personage uit Witharts verhaal. Tenslotte, wil ik jullie veel leesplezier toe wensen!
Witharts verhaal
Witharts verhaal
Warrior cats- Whiteheart's story
Algemeen
Auteur: Withart
Vertaler: Withart
Vormgever: Withart
Details
Datum van uitgave: 23/08/2020-01/04/2021
Identificatie:
Uitvoering: E-fanfiction
Hoofdstukken: 43
Pagina's:
Chronologie
Voorganger:
Opvolger: Haverblads liefde


Hoofdstuk 1: De leerlingceremonie[]

Spoiler voor Schemering en Zonsondergang

Een overzicht van de Clan, vind je hier
Withart
"Witkit! Witkit!". Een poot porde in de zij van een slapende Witkit. "Hmm, Molkit stop! Wat is er aan de poot", bromde Witkit terwijl ze zich wat verlegde om verder te kunnen slapen. "Ik kan niet meer slapen en ik wil gaan spelen. Ik ben veel te zenuwachtig voor straks", biechtte Molkit op. Ineens was Witkit klaarwakker toen ze besefte dat ze vandaag leerling ging worden. Ze kon haast niet wachten om het bos te mogen verkennen en om te weten wie haar mentor zal worden. "Oké, ik kom mee naar buiten. Wie weet is Muispoot ook al wakker en kunnen we met hem spelen", stelde Witkit voor terwijl ze nog wat mos uit haar vacht schudde. Molkit draaide met zijn groene ogen: "Altijd Muispoot, jij wordt later partners met Muispoot." Witkits vacht kwam overeind: "Nee, hij is gewoon leuk om mee te spelen!" Molkit trok zijn schouders op alsof hij Witkit toch niet helemaal geloofde. "Kom, laten we naar buiten gaan", besloot Molkit en hij sloop de kraamkamer uit. Witkit keek nog even naar haar slapende zusjes en moeder vooraleer ze haar broer naar buiten volgde.
De twee kittens speelde om de beurt: zoek de prooi. "...19,20! Ik ga je zoeken", riep Witkit enthousiast uit. Ze keek eerst even rond of ze ergens Molkits zwarte vacht zag. Hij heeft zich waarschijnlijk weer bij de oudsten verstopt, dacht Witkit en ze sloop richting het oudstenhol tot ze een takje achter haar hoorde kraken. "Ik heb je, Molkit", zei Witkit vrolijk terwijl ze zich omdraaide. Maar ze viel niet op een zwart kitten, maar op een grote donkergrijze voorpoot. Snel keek Witkit omhoog en ze zag dat het Regensnor was, die ze had aangevallen. "Sorry, Regensnor", stamelde Witkit een beetje verlegen uit. In Regensnors ogen brandden er pretlichtjes: "Ik ben blij dat ik geen muis was, want anders was ik nu prooi.". Hij lachte wat terwijl hij Witkit ter begroeting een snelle lik gaf. Regensnor was de broer van Witkits moeder Vosstaart, de twee hadden nog een broer Roetvacht maar die was gestorven in dezelfde nacht dat Witkit geboren werd. "Maar wat doe je hier eigenlijk buiten", vroeg Regensnor, "Moet je niet in de kraamkamer liggen te slapen?" "Euhm nee hoor, Molkit en ik konden niet meer slapen dus besloten we om buiten te gaan spelen", zei Witkit vlug terwijl ze in het kamp rondkeek of ze Molkit ergens zag zitten. "Maar, waar is Molkit eigenlijk?" vroeg Witkit zich luidop af en net opdat moment schrok ze op van iemand die op haar staart sprong. "Molkit", schreeuwde Witkit uit terwijl Molkit grijnzend naast Witkit kwam staan en ook een begroeting van Regensnor kreeg. "Wij worden vandaag leerling!" piepte Molkit vrolijk tegen Regensnor die een fonkeling in zijn ogen kreeg. "Dat weet ik en jullie worden de beste leerlingen in kattengeheugenis!", tegelijk legde Regensnor een mosbal bij de twee kittens neer. "Ik moet gaan, maar speel hier maar mee", zei Regensnor terwijl hij met zijn staart naar de mosbal wees. "Tot bij de ceremonie, Regensnor", riepen de twee kittens in koor, daarna zaten ze eventjes te spelen met de mosbal tot ze hun moeder hoorde roepen.: "Witkit, Molkit. Waar zijn jullie?". Snel liepen de twee terug naar de kraamkamer.
Eenmaal dat ze gewassen waren zoals ze nog nooit eerder waren gewassen, kwam Stropels de kraamkamer ingewandeld, zijn ogen gevuld met trots. "Ik weet dat jullie dit super goed gaan doen", zei hij met een warme stem. "Maar gedraag jullie een beetje. Dit is een plechtig moment", miauwde hun vader nog waarschuwend naar de vijf kittens. "Ze zullen hun best doen, dat weet ik zeker", zei Vosstaart tegen haar partner en ze vervolgde: "Ze hebben jouw genen hé, Stropels" Stropels snorde zachtjes vooraleer hij fluisterde.: "Ik ga alvast een plekje zoeken", en hij liep de kraamkamer uit. Ondertussen had Vuurster de katten opgeroepen om zich te verzamelen voor de ceremonie. Witkit volgde samen met haar nestgenoten hun moeder naar de open plek. Toen ze op de plek waren aangekomen, begon Vuurster met de ceremonie: "Vandaag is het een heugelijke dag, we krijgen vijf nieuwe leerlingen bij. Wat betekent dat we na de ceremonie acht leerlingen hebben, we moeten dus stilaan gaan nadenken om het krijgershol te vergroten," grijnsde Vuurster, "Want de volgende generatie staat ook al klaar." Vuursters ogen gleden even richting de kraamkamer, waar Kwiklicht met haar drie jongen zat. "Maar genoeg gepraat, we gaan verder met de ceremonie," vervolgde hij, "Honingkit. Van deze dag tot jij jouw krijgersnaam krijgt, zul jij bekend staan als Honingpoot. Zandstorm. Jij hebt al enkele leerlingen gehad, die allemaal zijn uitgegroeid tot loyale krijgers. Ik vertrouw erop dat je ook Honingpoot al jouw kennis gaat doorgeven en haar zult helpen een krijger te worden waar de Clan trots op kan zijn." Honingpoot liep naar de lichtrode poes toe en ze raakten elkaars neuzen aan. Nadat de twee aan de buitenkant van de kring hadden plaats genomen, ging Vuurster verder met de ceremonie: "Molkit. Van deze dag tot jij jouw krijgersnaam krijgt, zul jij bekend staan als Molpoot. Regensnor. Jij zal Molpoot opleiden tot dezelfde sterke krijger, die jij bent. Dit is jouw eerste leerling, wees niet bang om advies te vragen aan andere krijgers." Witkit keek toe hoe de twee katers opgewonden elkaars neuzen aanraakten. Wie zou mijn mentor worden?, vroeg Witkit zich af en ze keek wat rond: Hmm, Sparnaald lijkt me te jong. Hij is zelf pas krijger. Aspels lijkt me zo bitter. Witkits gedachtes werden abrupt afgebroken toen ze haar naam hoorde. "Witkit. Van deze dag tot jij jouw krijgersnaam krijgt, zul jij bekend staan als Witpoot. Stormvacht. Jouw vader was Grijsstreep. En hij was de meest loyale krijger, die ik ooit gekend heb," Vuursters ogen versomberde toen hij aan zijn vermiste vriend dacht, "Jij lijkt op vele manieren op hem en ik wil dat je deze kwaliteiten doorgeeft aan Witpoot. Maak van haar een goede krijger." Witpoot trippelde blij en ook een beetje bang naar Stormvacht toe. "Wees maar niet bang, we gaan dit samen tot een goed einde brengen", fluisterde Stormvacht zachtjes. Vervolgens kreeg Roospoot Doornklauw als mentor en Sintelpoot Wolkstaart. Na de ceremonie kwamen Stropels en Vosstaart hen feliciteren. Nadat iedereen hen proficiat had gewenst, kwam Stormvacht naar Witpoot toe. "Kom, we gaan het bos verkennen samen met Molpoot, Honingpoot en hun mentors", miauwde hij. Witpoot volgde enthousiast babbelend haar mentor naar de kampuitgang terwijl ze dacht: Nu ben ik eindelijk leerling.

Hoofdstuk 2: Het verdriet om Molpoot[]

Spoiler voor Het tweede gezicht

Een overzicht voor de Clan vind je hier.
Withart
Er waren al twee manen voorbij gegaan sinds dat Witpoot en haar nestgenoten leerlingen werden, toen op een nacht Witpoot wakker schrok van een hoestende kat. Die kat bleek Molpoot te zijn. Molpoot had al een paar dagen een hoestje maar deed dit telkens af als een sneeuwvlok waarin hij zich verslikte. "Molpoot", Witpoot porde met haar poot haar broer wakker. "Je moet naar Loofpoel gaan. Je bent te hard aan het hoesten, zo meteen is iedereen hier wakker", vervolgde Witpoot wanneer haar broer wakker was. "Maar nee", antwoordde Molpoot terwijl hij duidelijk een hoest onderdrukte. "Kom, we gaan nu naar Loofpoel of anders vertel ik het tegen Vosstaart", miauwde Witpoot dreigend. Zuchtend en hoestend stond Molpoot recht en de twee trippelde door het met sneeuw bedekte kamp naar de medicijnkat. "Wat doen jullie hier al zo vroeg", vroeg Loofpoel toen ze de twee leerlingen zag. "Molpoot hoest alles bij elkaar en ik ben er niet gerust in", Witpoot keek met een bezorgende blik richting haar broer, die een hoestbui kreeg. Loofpoel onderzocht Molpoot voor ze zich terug naar Witpoot wendde: "Ik snap je bezorgdheid, Witpoot. Hij krijgt kruiden en moet vandaag rusten. Misschien is hij morgen weer opgeknapt." Ze gaf Molpoot wat kruiden en stuurde hen terug naar hun nest. "Ik wou zo graag mee gaan trainen met Bespoot, Muispoot en jou", Molpoot zwiepte teleurgesteld met zijn staart. "Ik weet het. Maar morgen ben je misschien weer beter", suste Witpoot. Ondertussen kwamen Stormvacht, Spinloper en Regensnor aangelopen. "Molpoot mag niet mee op training, hij moet rusten", miauwde Witpoot snel, ze hoorde hoe Molpoot een nieuwe hoestbui kreeg. Regensnor keek naar zijn leerling en zei bezorgd: "Het is inderdaad beter dat jij uitrust, Molpoot."
Toen de leerlingen terug richting het kamp aan het wandelen waren na de training, liep Muispoot naast Witpoot. "Je was er precies niet echt helemaal bij tijdens de training. Kwam dat door Molpoot", vroeg Muispoot. Witpoots blik versomberde: "Ja, ik vertrouw het niet helemaal. Die hoest blijft maar duren." Muispoot drukte zich even tegen Witpoot aan: "Hij komt er wel weer bovenop.". Wanneer ze het kamp binnenkwamen, stormde Stropels op Witpoot af. "Het gaat niet goed met Molpoot. Hij reageert niet op de kruiden", zei hij ogen groot van verdriet. "Het komt goed", riep Muispoot nog terwijl Witpoot naar Loofpoels hol wegstoof. Witpoot zag Molpoot liggen terwijl hij zachtjes in en uit ademde, het was duidelijk moeilijk voor Molpoot om te ademen. Hij leek zelfs bijna niet meer bij bewustzijn. "Hey zusje, ik ben blij om je te zien. Hoe was de", maar meer kreeg Molpoot niet gezegd want hij kreeg opnieuw een fikse hoestbui. "Je ziet dat je geneest dan mag je terug trainen met mij", grijnsde Witpoot met veel moeite.
De volgende dagen werd zijn toestand nog erger tot een zonshoog. Witpoot was samen met Muispoot en hun mentors gaan jagen, toen ze een luid geschreeuw hoorde dat vanuit de richting van het kamp kwam. Witpoot wist direct wat dit te beteken had. "Molpoot! Nee Molpoot", Witpoot spurtte weg naar het kamp waar haar ouders en Honingpoot bij het lichaam van Molpoot zaten. Toen ze haar broer zag liggen, zag ze hoe zwak zijn ademhaling was, het was zelfs heel zwak. Even deed Molpoot zijn ogen open en zag hij Witpoot staan, dit zorgde voor een fonkeling in zijn ogen: "Ik zal niet meer zo snel aan het trainen gaan." "Nee, zeg dat niet. Je gaat beter worden. Gewoon meer rusten en je komt er weer boven op", zei Witpoot terwijl ze diep van binnen wist dat dit niet het geval was. "Nee Witpoot, dat zal niet meer gebeuren. Maar weet één ding, ik zal altijd naast je staan", Molpoot sloot zijn ogen en blies zijn laatste adem uit. "Komaan, wakker worden Molpoot", jammerde Witpoot. Ze wilde haar broer wakker schreeuwen, wakker duwen. "Hij zal niet meer wakker worden, Witpoot", Vosstaart legde haar staart rond Witpoots schouder en begeleidde haar zachtjes mee naar buiten terwijl Stropels Molpoot naar buiten droeg en op de open plek legde. Honingpoot liep stilletjes naast haar vader naar buiten. Juist opdat moment kwamen haar andere zussen Roospoot en Sintelpoot eraan. Ook zij sloegen kreten van verdriet toen ze hun broer zagen liggen. Witpoot ging naast haar broer liggen en legde haar neus tegen zijn schouder. "Hij jaagt nu bij de SterrenClan, waar hij gelukkig en gezond gaat zijn", hoorde Witpoot naast zich vooraleer ze de geur van Muispoot herkende. Hij nestelde zich even naast Witpoot, maar niet tegen Molpoot zodat de familie ernaast kon liggen. Niet lang daarna, stormde Regensnor, Molpoots mentor, het kamp in. "Nee, dit kan niet waar zijn," hij stortte zich naast zijn zus neer, "Ik had je beloofd om gevechtstraining te geven wanneer je genezen was." Alle katten kwamen afscheid nemen van Molpoot, ook Vuurster die hem met lovende woorden op weg naar de SterrenClan stuurde: "Vandaag, nemen we afscheid van Molpoot. Molpoot was een vrolijke, dappere leerling die dankzij de goede zorgen van Regensnor tot een excellente krijger had kunnen uitgroeien. Maar zijn leven werd door groenhoest van hem gestolen. Laten we allemaal samen eten en praten over de herinneringen die we met Molpoot, die voor vele onder ons een goede vriend was, hebben gemaakt." Witpoot keek even rond in het kamp en zag Stormvacht met de andere mentors samen zitten en iets overleggen.
De eerste zonnestralen schenen in het kamp, wanneer het tijd was om het lichaam te gaan begraven. Witpoot wou alleen zijn en liep naar het leerlingenhol, maar zonder het te weten was Muispoot haar gevolgd. "Ik ga jou nu niet alleen laten, hoor. Je hebt iemand nodig", miauwde hij. Witpoot duwde zich dichter tegen Muispoot aan en begon te jammeren. "Jammer maar eens goed, ik blijf hier bij jou zolang ik kan", troostte Muispoot haar. Witpoot had de drie volgende dagen geen leerlingentaken te vervullen net zoals haar zussen zodat ze samen konden rouwen. Maar ze rouwde liever alleen, tenzij dat Muispoot in haar buurt was want dan voelde ze zich beter. Hij was altijd een goede vriend van haar en Molpoot geweest maar nu is hij haar beste vriend.

Hoofdstuk 3: Waarom Grijsstreep mentor werd[]

Spoiler voor Het tweede gezicht

Een overzicht van de Clan, vind je hier.
Withart
Witpoot was juist wakker geworden na de Grote Vergadering van vorige nacht, het was de derde keer dat Witpoot mee mocht naar de Grote Vergadering. En toch was het elke keer even spannend om er naar toe te gaan. Ze had al enkele katten van de andere Clans beter leren kennen, zoals Kiezelpoot van de RivierClan en Klitpoot van de SchaduwClan. Witpoot draaide zich nog eens om in haar nest, proberend om terug opnieuw in slaap te vallen. Maar dit lukte haar niet ondanks het feit dat ze nog moe was en toch niets te doen had tot zonhoog. Stormvacht verplichte haar iedere keer na de Grote Vergadering om uit te slapen zodat ze fit was voor de training. Witpoot wist waarom ze niet opnieuw in slaap kon vallen, de nieuwsgierigheid in haar borrelde zoals nooit te voren. Gisterennacht was Grijsstreep, de vorige commandant van de DonderClan én Stormvachts vader, teruggekomen. Witpoot had Grijsstreep nooit persoonlijk gekend want de grijze oud-commandant werd vlak voordat de katten aan de Grote Reis begonnen ontvoerd door tweebenen. Witpoot wilde graag wat meer te weten komen over de krijger want volgens haar moest hij wel spannende verhalen hebben over zijn reis. Oké, Stormvacht vertelde wel eens iets over zijn vader, maar vaak was dit te pijnlijk voor hem. Wat ze maar al te goed begreep want Stormvacht had tot gisterennacht geen familie bij de Clans, zijn moeder Zilverstroom was gestorven tijdens zijn geboorte en zijn zus Vederstaart stierf tijdens de reis naar de Zinkendezonplaats. Witpoot spitste haar oren toen ze pootstappen in de buurt van het leerlingenhol hoorde. Niet veel later stak Stormvacht zijn kop in het leerlingenhol. Hij zocht naar Witpoot en toen hij haar zag, zei hij: "Ah, je bent al wakker, zie ik. Wat dacht je ervan om samen Grijsstreep en Millie een deel van het territorium te laten zien? Dan kan je ineens jouw speur- en jachttechnieken tonen aan hen." Het laatste greintje vermoeidheid verdween als sneeuw voor de zon bij Witpoot: "Ik kom er direct aan! Eerst mezelf even opfrissen." Witpoot waste zich snel en liep daarna naar de drie katten die bij de kampuitgang stonden te wachten.
"Dus jij bent Stormvachts leerling? Stormvacht heeft me vertelt dat je een uitstekende leerling bent", zei Grijsstreep toen Witpoot er aan kwam gelopen. "Bedankt voor het compliment", zei Witpoot terwijl ze zich wat verlegen begon te voelen. "Mijn naam is trouwens is Witpoot", informeerde ze de twee nieuwelingen snel. "Kom, laten we gaan", zei Stormvacht terwijl hij het kamp verliet. Tijdens de rondleiding, merkte Witpoot op hoe hard Stormvacht op Grijsstreep leek. De twee katers hadden zelfs dezelfde manier van wandelen! Daarnaast vond Witpoot Grijsstreep eigenlijk wel een leuke kat. Na nog een tijd gewandeld te hebben, bleven de vier katten staan. "Witpoot, wat ruik je hier", vroeg Stormvacht ineens. Witpoot zei enkele seconden nog niets toen ze zich concentreerde op de geuren rond haar. "Ik ruik een das, maar het spoor is al vrij oud. Ik zou durven te beweren dat het 3 à 4 dagen oud is. Daarnaast ruik ik nog de patrouille van Doornklauw die wat verder is en...", Witpoots ogen lichtte wat op, "een muis." Witpoot keek even naar Stormvacht, die haar een toestemmend knikje gaf. Witpoot sloop op de muis af en had het direct te pakken. Snorrend van blijdschap, liep ze terug naar de rest. "Mooie vangst was dat", miauwde Grijsstreep. Er lag iets van interesse in zijn goudgele ogen: "Mag ik trouwens vragen, hoeveel manen je al een leerling bent?" "Iets meer dan drie manen", zei Witpoot wat terughoudender. "Dan ben je een goede leerling. Niet iedere kat kan al op die leeftijd zeggen hoe oud een spoor is", besloot Grijsstreep. Witpoot kon een gesnor niet tegenhouden. "Ik zei toch dat ze een intelligente leerling is", mauwde Stormvacht met trots. Witpoot, die verlegen werd van de complimenten, zei snel om van onderwerp te veranderen: "Stormvacht, gaan we niet nog snel wat jagen? Dan komen we niet met legen poten terug." Stormvacht keek even naar Witpoot: "Dat vind ik een goed idee." Hij wenkte zijn vader en Millie vooraleer hij vervolgde: "Ik toon jullie de beste plekjes om te jagen."
Ondertussen was Grijsstreep een halve maan terug in het kamp, en had Witpoot af en toe met hem getraind. Maar nu was hij haar tijdelijke mentor omdat Stormvacht ernstige buikkrampen had gekregen na het eten van een bepaald kruid en nu een maan moest herstellen. Witpoot was blij dat Grijsstreep haar vervangende mentor was, ook al was hij wat strenger dan Stormvacht. Hij vertelde veel verhalen van zijn leerlingentijd. Nu was ze in een oefengevecht met hem, iets wat Witpoot toch wel wat eng vond. Ze was zelf groot voor haar leeftijd maar om tegen de grote, breedgeschouderde krijger te vechten, vond ze toch maar eng. Toen het gevecht gedaan was, likte Grijsstreep even aan zijn verfomfaaide vacht: "Je hebt goed gevochten. Maar je mist toch nog wat finesse. Wist je dat verrassing het beste geheim van de aanval en zelfs van het gevecht is." Witpoot zette zich nog wat rechter om beter te kunnen luisteren. "Zolang de vijand niet weet wat je van plan bent, kan je het gevecht winnen. Zelfs als je overrompeld bent door andere katten, " vervolgde hij, "We gaan dit eens op een andere manier aanpakken. Jij vertrekt zo meteen naar het bos en verstopt je voor mij. Daarna kom ik jou zoeken en je kiest zelf wanneer en hoe je me aanvalt. Als er trouwens een patrouille passeert, vertel je maar wat je van mij moest doen en blijf in de buurt van de trainingskuil." Witpoot stormde het bos in en rolde zich snel in een bosje varens om haar geur te verstoppen. Eenmaal ze haar verstopplaats had gevonden, luisterde ze aandachtig naar de omgeving. Toen ze de grijze vacht van Grijsstreep voorbij had zien komen, besloot Witpoot om hem te besluipen totdat Grijsstreep in een bosje keek en ze op hem sprong. De twee katten rolde wat over en weer, totdat Grijsstreep zich gewonnen gaf omdat hij in een houtgreep van Witpoot zat. Na wat op adem te zijn gekomen, zei Grijsstreep: "Nu heb je prima gevochten, Witpoot. Ik had echt moeite om jou van me af te krijgen en het lukte me zelf niet eens om uit jouw houtgreep te komen" Hij schudde wat bladeren uit zijn vacht: "Dit was zoals je hoort te vechten als het voor echt is." Witpoot straalde van blijdschap toen de twee terug richting het kamp liepen. "Weet je, Witpoot. Je lijkt heel hard op Stropels, meer dan jezelf zou denken. Zowel van uiterlijk als innerlijk. Hij was net zo nieuwsgierig en slim als jij. Als ik nu zie hoe hij tot een uitstekende krijger is uitgegroeid, ben ik Vuurster dankbaar voor zijn hulp." Witpoot wist dat Grijsstreep het als mentor had laten afweten toen hij Zilverstroom, de moeder van Stormvacht, had leren kennen. Witpoot voelde een drang om een bepaalde vraag te stellen en deed het dus toch: "Heb je eigenlijk spijt dat je mijn vader niet hebt verder getraind?" Witpoot zag dat Grijsstreep toch wat schrok van haar vraag: "Ja en nee om eerlijk te zijn, Witpoot." "Hoezo? Als je het niet wilt vertellen, moet dat niet hoor", zei Witpoot voorzichtig. "Het is oké, hoor. Wel, als ik Zilverstroom niet had leren kennen, had ik nooit vader geworden. Ik zou het nu wel anders aangepakt hebben, ik had toen meer tijd met Stropels moeten doorbrengen want dat verdiende hij. En ik had onze relatie pas verder moeten zetten wanneer jouw vader krijger was geworden. Dan had ik naar de RivierClan kunnen verhuizen om mijn jongen daar te laten opgroeien. Al ben ik er niet zeker van dat dat in orde zou zijn gekomen sinds dat Zilverstroom de dochter is van Kromster, de toenmalige leider van de RivierClan. Maar uiteindelijk is het helemaal anders gelopen en heb ik geen spijt van mijn keuzes omdat ze opdat moment het beste leken", Grijsstreep keek even naar de lucht, "Snap je het een beetje?" Witpoot knikte bevestigend: "Ik snap het. Je moest kiezen tussen twee moeilijke keuzes. Je wilde jouw leerling niet in de steek laten, maar Zilverstroom ook niet. En toen Zilverstroom in verwachting was, zei jouw hart dat je haar moest volgen." De twee katten liepen de rest van de weg in stilte af. Juist voor de kampingang zei Grijsstreep nog: "Je bent wijzer dan andere katten op jouw leeftijd zijn, Witpoot. Bedankt om mijn verhaal te begrijpen en een luisterend oor te bieden. Neem maar iets van de prooistapel, je hebt het verdiend."
Ondertussen was de maan voorbij gevlogen en was Stormvacht terug hersteld. Witpoot kreeg meestal nog wel training van Grijsstreep en kwam Stormvacht gewoon kijken. Witpoot lag op een warme dag wat te zonnen, toen Braamklauw naar haar toekwam: "Witpoot?" Witpoot stond direct recht want het gebeurde niet elke dag dat de commandant iets rechtstreeks aan een leerling vroeg: "Ja Braamklauw, wat is er?" "Vuurster wilt je spreken in zijn hol", vervolgde de bruin gestreepte commandant. Witpoot liep met een bang hartje richting het hol van haar leider. Wat zou Vuurster in SterrenClansnaam van mij willen, vroeg ze zich af. Heb ik iets verkeerd gedaan of moet ik iets doen voor Vuurster. Eenmaal bij het hol aangekomen, melde Witpoot dat ze er was: "Vuurster, je wilde me spreken?" "Ah Witpoot, kom maar naar binnen. Je moet geen bang hebben, er is niets ernstig", mauwde Vuurster met een kalme, warme stem. In het hol zag Witpoot dat Stormvacht en Grijsstreep ook aanwezig waren. "Stormvacht moet iets aan jou vertellen, Witpoot", vervolgde Vuurster terwijl hij Stormvacht toeknikte. Stormvacht begon te spreken: "Witpoot, ik hoop dat je het me niet kwalijk neemt maar ik wil mijn mentorschap overdragen aan Grijsstreep. Ik heb de afgelopen maan gemerkt hoe hard je geëvolueerd bent, en dit is te danken aan Grijsstreep. Net zoals je enorm hecht bent geworden met hem," Stormvacht nam even adem, "Je komt trouwens nu aan een cruciale fase van jouw leerlingentijd en het is beter dat Grijsstreep nu jouw mentor blijft om het tot een goed einde te brengen. Anders geraak je in de war en dat mag niet gebeuren. Ik kon mezelf geen betere leerling wensen dan jij, maar ik merk dat Grijsstreep je meer kan leren en dat ik nog te zwak ben. Daardoor heb ik deze beslissing genomen." Witpoot was verbluft van wat er zo juist gezegd was geweest, maar voor ze zelf iets kon zeggen, zei Vuurster: "Dit kan enkel gebeuren wanneer je zelf akkoord bent met de wissel, Witpoot. Dit is niet hetzelfde als een mentor vervangen omdat de vorige gestorven is." De leider legde kort zijn staartpunt op Witpoots schouder, voor Witpoot antwoorde: "Ik ben akkoord. Stormvacht, je was een fantastische mentor. Het is mede dankzij jou dat ik de dood van Molpoot te boven ben gekomen en ik zal jou nooit vergeten." Stormvacht knikte haar dankbaar toe. Daarna liepen de katten naar de open plek waar Vuurster de ceremonie begon. Alle katten waren nieuwsgierig waarom Vuurster ze bij een had geroepen. "Katten van de DonderClan. Vandaag heb ik samen met Grijsstreep, Stormvacht en Witpoot besloten om een mentorswijzinging te houden." Verbaasd gemompel klonk doorheen de Clan terwijl Vuurster de ceremonie vervolgde: "Zoals jullie weten is Stormvacht ernstig ziek geweest en heeft Grijsstreep de training overgenomen. Nu is er besloten dat Grijsstreep de mentor van Witpoot zal blijven omdat dit beter is voor Witpoot." Vuurster keerde zich naar Stormvacht toe: "Stormvacht, ben je zeker van jouw keuze." Witpoot zag een vlaag van verdriet in Stormvachts ogen terwijl de kater antwoordde: "Heel zeker." "Goed dan. Witpoot. Van deze dag aan tot jij jouw leerlingschap hebt voltooid zal Grijsstreep jouw mentor zijn." Vuurster keek naar zijn beste vriend voor hij verder ging: "Grijsstreep, je bent een loyale krijger, die moed toont wanneer dit nodig blijkt te zijn. Ik wil dat je Stormvachts werk afmaakt en Witpoot tot een even loyale en moedige krijger vormt zoals jezelf bent." Witpoot liep naar haar nieuwe mentor en raakte zijn neus aan terwijl Grijsstreep fluisterde: "Ik veronderstel dat ik jou het territorium niet meer moet tonen." Witpoot lachte een beetje: "Nee want dat ken ik beter dan jou."

Hoofdstuk 4: Samen op jacht[]

Spoiler voor Verbannen

Een overzicht van de Clan, vind je hier
Muissnor

Muissnors oogpunt

Het vreselijke bladval was ondertussen overgegaan in een warm nieuwblad. Muissnor was samen met zijn broer Besneus en zus Hazelstaart krijger geworden en hij vertrok vandaag op jacht samen met enkele oudere krijgers. “Braamklauw, zou Witpoot mee met ons mogen gaan jagen? Het is al zo lang geleden dat we samen gejaagd hebben”, vroeg Muissnor opgewonden aan Braamklauw die aan het hoofd stond van de patrouille. Braamklauw vernauwde zijn ogen en zei op een strenge toon: “Je bent nog maar 1 maan krijger en je vraagt om de jachtpatrouille te veranderen.” “Braamklauw, je weet toch hoe ze zijn op die leeftijd, hoe was je zelf”, snorde Lichthart geamuseerd. Er viel even een stilte, Braamklauw was duidelijk aan het nadenken. “Dat is waar, Lichthart. Het is goed, Muissnor. Hoe meer katten op jacht, hoe meer prooi. Vraag eerst nog aan Grijsstreep of het oké is dat ze mee gaat. Misschien heeft ze training”, besloot Braamklauw uiteindelijk na wat precies een nieuwblad leek te duren. “Dankje Braamklauw. Ik ga het direct vragen”, Muissnors ogen lichtten op en hij liep snel naar Grijsstreep. “De liefde kan toch mooi zijn, he Braamklauw”, snorde Lichthart terwijl ze naar een spurtende Muissnor keek. “Hmm, welke liefde”, zei Braamklauw vragend. “Och, jij muizenbrein”, lachte Lichthart.
Withart
“Witpoot! Witpoot”, riep Muissnor haastig wanneer hij Witpoot naderde. “Wat is er Muissnor? Staat het kamp in brand”, vroeg Witpoot verbaasd, die juist even was ingedommeld. “Ik heb gevraagd of je mee mag gaan jagen, het is al zolang geleden dat we nog eens iets samen hebben mogen doen. Je moet niet mee he, als je niet mee wilt. Maar het was oké voor Braamklauw en Grijsstreep. Ik dacht misschien zou je..”, ratelde Muissnor. “Zwijg maar, Muissnor. natuurlijk wil ik met jou mee gaan jagen”, Witpoot gaf Muissnor een liefdevolle lik. “Fantastisch, kom ze wachten op ons”, Muissnor liep nog enthousiaster terug naar de jachtpatrouille dan dat hij naar Witpoot ging. “Ahh, zijn jullie hier eindelijk. Prooi vangt zichzelf niet”, Schorspels zwiepte geïrriteerd met zijn staart. “Sorry, Schorspels, het was mijn schuld. Ik was Witpoot aan het zoeken”, verontschuldigde Muissnor zich. “Wat denken jullie ervan dat jullie richting de oude eik gaan jagen, Witpoot en Muissnor? Dan gaan Braamklauw, Schorspels en ik wel naar het oude tweebeennest.”, stelde Lichthart voor met een twinkeling in haar ogen. “Dankjewel Lichthart”, riep Witpoot. “Zie wel dat jullie iets vangen om mee terug te nemen, anders is dit de enigste keer dat ik dit toelaat”, mauwde Braamklauw op een strenge toon. “Natuurlijk Braamklauw, we zijn al weg”, zei Witpoot en samen liepen de 2 jonge katten naar de oude eik.
“Ik ruik een muis”, fluisterde Witpoot terwijl ze aan het sluipen was. Ze pakte de muis en met één beet maakte ze de muis af. “Goeie vangst, he Muissnor”, plaagde Witpoot. “Je kan jagen als de beste, maar je bent in zoveel dingen de beste”, Muissnor begon wat verlegen te spinnen. Witpoot wist niet goed hoe ze zich moest voelen, maar zei snel: “Bedankt Muissnor, maar ik denk dat ik geen betere vechter ken dan jij.” Witpoot keek even in zijn groenbladgroene ogen. “Weet je Muissnor, ik wil je gewoon zeggen dat ik je de leukste, stoerste en mooiste kater uit de clan vind”, Witpoot liet haar staart langs zijn flank glijden. Muissnors snorharen trilde van blijdschap. “Ik vind jou ook wel leuk eigenlijk Witpoot”, bracht Muissnor verlegen uit. Ze wentelden hun staarten om elkaar en genoten in stilte van elkaars gezelschap. Ineens sprong Witpoot paniekerig recht: “Het is bijna zonhoog, Grijsstreep had gezegd dat we gingen trainen met de andere leerlingen om zonhoog.” “Oh, oké dan gaan we terug naar het kamp”, zei Muissnor teleurgesteld. Ze namen hun prooi mee en liepen naast elkaar in stilte terug naar het kamp.

Hoofdstuk 5: Een nachtelijk avontuurtje[]

Spoiler voor Verbannen

Een overzicht van de Clan, vind je hier
Withart
Een paar zonsondergangen na de jachtpartij, lag Witpoot te slapen totdat ze iets hoorde. “Psst, psst, Witpoot wordt eens wakker.” Het duurde even voordat Witpoot de stem herkende. “Hmm, Muissnor wat is er”, vroeg Witpoot verward. “Kan je gewoon even komen Witpoot”, drong Muissnor aan. “Welke idiote haarbal zit hier heel het leerlingenhol bij elkaar te roepen”, bromde Hulstpoot half slaapdronken. “Sorry, Hulstpoot, ik had een slechte droom. Ik zal even naar buiten gaan”, fluisterde Witpoot. “Waarom moest ik naar buiten komen”, vroeg Witpoot eenmaal buiten terwijl ze een geeuw onderdrukte. “Ik wou je gewoon iets laten zien. Zullen we gaan. Besneus staat op wacht en die heeft het nog niet eens door als er een monster door het kamp denderen”, vertelde Muissnor. “Dat is waar”, mauwde Witpoot geamuseerd. Samen liepen de katten door het bos, naar een open plekje.
“Ik wou dit aan jou laten zien Witpoot, ik kom hier wel eens vaker naar de zilverpels kijken. De sterren schijnen hier altijd zo helder”, Muissnor keek omhoog naar de sterren die aan de zilverpels schijnen. “Het is hier inderdaad mooi”, snorde Witpoot. Muissnor wende zijn blik af van de zilverpels en keek in Witpoots blauwe ogen. Muissnor bewoog wat ongemakkelijk met zijn staart: “Er is nog iets wat ik wilde zeggen, Witpoot. Van tijdens die jachtpatrouille, ik meende het echt dat ik je leuk vind. Altijd als ik bij jou ben, slaagt mijn hart op hol en krijg ik zo een warm gevoel vanbinnen. Ik ben verliefd op jou, Witpoot”. Witpoot liet een opgelucht zuchtje horen: “Ik heb juist hetzelfde gevoel Muissnor, ik zou me geen leven zonder jou kunnen inbeelden.” “Betekent dit dat we nu partners zijn”, vroeg Muissnor hoopvol. “Ik denk het wel, maar ik ben nog een leerling. Ik mag nog geen partner hebben. Dat zou tegen de krijgscode zijn. Maar ik wil wel bij jou zijn, Muissnor”, antwoorde Witpoot “We zouden gewoon zolang je nog leerling bent, af en toe eens kunnen wegglippen en zo elkaar wat vaker zien”, stelde Muissnor voor. “Dat is een goed idee, het duurt niet meer lang of ik ben krijger. Grijsstreep vertelde me dat ik over enkele zonsopgangen mijn eindbeoordeling krijg en hij er zeker van is dat ik ga slagen", vertelde Witpoot trots. “Natuurlijk ga jij slagen, jij bent de slimste, mooiste krijgskat die ik ooit gezien heb”, mijmerde Muissnor. “Nu ook niet overdrijven he, slijmbal”, bracht Witpoot geamuseerd uit en ze ging wat dichter tegen Muissnor aanzitten. Zo dicht dat ze elk haartje kon voelen. “Wat denk jij over kits, Witpoot”, vroeg Muissnor enkele ogenblikken later. “Ik wil heel graag kits, en zeker als jij de vader bent," mauwde Witpoot, "Maar ik wil wel even enkele maanden krijger zijn vooraleer ik een moederkat word. Aan hoeveel kits, dacht jij?” Witpoot verstrengelde ondertussen haar staart met die van Muissnor. “Ik wil wel enkele nestjes, maar het is jij die moet beslissen hoeveel want jij zult ze moeten dragen en zogen”, antwoorde Muissnor. “Mij lijkt 3 nestjes goed, wat denk jij Muissnor”, Witpoot keek met haar blauwe ogen in de bosgroene van Muissnor. “3 nestjes lijken mij prima”, zei Muissnor opgetogen. Ze nestelden zich nog wat dichter tegen mekaar en vielen zachtjes in slaap.
“Muissnor, wordt wakker! We zijn in slaap gevallen”, riep Witpoot paniekerig uit. Muissnor keek snel om zich heen: “Oh nee, het is bijna dageraad en ik moet op dageraadpatrouille. Kom, we gaan snel terug naar het kamp.” Muissnor stond al recht terwijl Witpoot zich nog snel uitrekte. Voor de kampingang zei Muissnor nog: “Zie je vanavond!” en hij gaf Witpoot een liefdevolle lik. “Tot vanavond”, fluisterde Witpoot en ze ging naar het leerlingenhol waar iedereen nog lag te slapen. Goed dat niemand gemerkt heeft dat ik weg was, dacht Witpoot terwijl ze comfortabel in haar nest ging liggen. “Waar was je deze nacht naar toe”, vroeg Honingpoot ineens. Witpoot schrok verbaasd op. “Ik was gewoon een wandelingetje gaan maken, ik kon niet slapen”, loog ze snel. “Ah, daarom dat je de geur van Muissnor draagt”, lachte Honingpoot. “Ik beloof dat ik zal zwijgen over jouw afspraakje met Muissnor. Maar alleen als jij alles verteld wat er gebeurt is tegen mij”, besloot ze plechtig. “Goed dan, dus Muissnor...”, vertelde Witpoot. “Oh maar dan zijn jullie partners”, riep Honingpoot luid uit, nadat Witpoot haar escapade had verteld. “Ssst, zo meteen weet heel het kamp het”, fluisterde Witpoot terwijl ze in het leerlingenhol rondkeek of de anderen nog sliepen. “Sorry Witpoot, maar ik wou dat ik dit ook had met Besneus. Hij is zo knap en moedig”, verontschuldigde Honingpoot zich. “Dat gebeurd zeker Honingpoot, alles op zijn tijd”, verzekerde Witpoot haar zus terwijl ze terug in slaap viel.

Hoofdstuk 6: De krijgsceremonie[]

Spoiler voor Verbannen

Een overzicht van de Clan, vind je hier
Withart
Enkele zonsopgangen nadat Witpoot met Muissnor stiekem was weggeslopen, was het Witpoots eindbeoordeling geweest. Ze had er goede hoop op want alles was goed verlopen. Ze zat samen met haar mentor Grijsstreep op de open plek toen de ceremonie begon. Witpoot zag hoe dat alle katten zich verzamelden. En toen sloeg de twijfel toe. Had ik die duif wel juist gevangen? Had ik misschien beter niet kunnen sluipen en direct aangevallen tijdens het gevecht?. Haar zelfzekerheid van enkele minuten geleden, verdwenen nu voor twijfels. Haar gedachtestroom werd snel onderbroken door Vuurster, die Grijsstreep een vraag stelde: "Grijsstreep, heeft Witpoot het goed gedaan op de eindbeoordeling?" "Witpoot heeft het uitstekend gedaan. Ze heeft een duif gevangen en een eekhoorn, die zelfs ik niet kon vangen. Ook het schijngevecht ging zeer goed, voor mij is ze klaar om krijger te worden", zei Grijsstreep trots. Vuursters hoofd draaide zich naar Spinloper toe: "Goed. Spinloper, wat denk jij?" Spinloper had Grijsstreep namelijk geholpen met de eindbeoordeling omdat Vuurster zeker wilde zijn dat Witpoot klaar was voor het krijgerschap. Witpoot had namelijk haar eindbeoordeling na vijf manen, wat een maan te vroeg is. "Ik sluit me aan bij Grijsstreep. Witpoot is een zeer goede jager en een uitstekende vechter. Ze is sterk maar ook slim, ze weet hoe ze haar kracht juist moet gebruiken. Ook voor mij is ze geslaagd", vertelde Spinloper. Vuurster knikte kort: "Goed zo, dan kunnen we nu verder met de ceremonie."
Witpoot keek even naar haar ouders, ze zag tranen in de ogen van Vosstaart en Stropels zat met zijn borst trots vooruit. Daarna gleed haar blik naar Muissnor, ze zag niets anders dan liefde in zijn ogen. Vervolgens keek ze naar haar zussen, die zonder een greintje jaloezie toekeken. Zij waren er volgens hun mentors nog niet klaar voor, iets waar Witpoot zich wel wat schuldig over voelde. Opnieuw werden haar gedachten afgebroken door Vuurster, die begon te spreken: "Ik, Vuurster, leider van de DonderClan, doe een beroep op mijn krijgsvoorouders om op deze leerling neer te kijken. Ze heeft hard getraind om de werking van uw nobele krijgscode te begrijpen, en ik beveel haar nu op haar beurt aan als krijger. Witpoot, zweer jij dat je de krijgscode in ere zult houden en je Clan zult beschermen en verdedigen, zelfs met gevaar voor eigen leven." "Dat zweer ik", mauwde Witpoot vastberaden. Vuurster gaf haar een kort knikje en vervolgde: "Witpoot van nu af aan, zul jij bekend staan als Withart. De SterrenClan eert je intelligentie en je goedhartigheid en wij heten je welkom als volwaardige krijger van de DonderClan" Withart luisterde hoe haar nieuwe naam door heel de Clan geroepen werd: "Withart! Withart!" Ze hoorde Muissnor het hardst van iedereen schreeuwen. Wanneer het geroep voorbij was, kwam haar familie haar feliciteren. Ze voelde een gevoel van fierheid opwellen die ze nog nooit eerder had gevoeld. "Zo'n mooie naam", riep Honingpoot enthousiast uit. "Ik kan niet wachten om samen te patrouilleren", vervolgde Roospoot. Sintelpoot wreef haar neus tegen Witharts schouder. Ze kreeg wel tien likken van Vosstaart terwijl Stropels snorde van geluk: "Wij zijn zo trots op jou." Ondanks alle vreugde, voelde Withart bij haar ouders een steek van verdriet en ook zijzelf voelde dit. Molpoot had hier naast mij moeten staan. Wanneer haar familie aan de kant ging, trippelde Muissnor langs. "Gefeliciteerd Withart! Je gaat de beste Krijger worden van heel de Clan", zei hij met een glinstering in zijn ogen en stilletjes fluisterend voegde hij toe: "Nu mogen we eindelijk openlijk partners zijn. Ik zie je graag." "Ik jou ook, Muissnor", fluisterde Withart voordat Grijsstreep haar wenkte.
"Withart, er is nog een ding dat je moet doen vandaag en dat is de wacht in stilte houden", legde Grijsstreep uit op dezelfde toon als dat hij anders Withart trainde. ""Als er iets niet pluis is, mag je rechtstreeks Braamklauw, Schorspels of mij wakker maken. Ga nooit alleen op onderzoek uit als je de wacht houdt. Zo zijn er al veel dappere krijgers gedood", vervolgde Grijsstreep terwijl Withart aandachtig aandacht naar hem luisterde. "Ik ben er zeker van dat dit je gaat lukken", eindigde Grijsstreep terwijl er een trotse fonkeling in zijn ogen lag. "Bedankt voor alles, Grijsstreep", bedankte Withart haar vroegere mentor nog. Grijsstreep antwoordde terwijl hij wegging: "Zo meteen start jouw wacht, maar ik denk dat Muissnor nog iets wilt zeggen." Er lag iets van plagerij in zijn stem, maar Withart knikte kort dat ze het begrepen had. Wanneer Grijsstreep bij Millie was, kwam Muissnor aangelopen. "Ik wilde je nog snel succes wensen voor de wacht", hij wreef met zijn neus tegen Witharts wang. Withart kon een gelukzalig gesnor niet tegen houden. "Als je moeite krijgt met wakker te blijven, kijk dan naar de zilverpels en fantaseer wie je voorouders zijn of wat je toekomst is. Dat heeft bij mij ook geholpen." "Bedankt, Muissnor. Ik zal zeker aan jou denken terwijl ik de wacht houd", mauwde Withart nog teder vooraleer ze de ingang uitliep en de wacht begon te houden.

Hoofdstuk 7: Een nieuwe start[]

Geen spoilers aanwezig

Een overzicht van de Clan, vind je hier
Withart
Withart had al een paar dagen een raar gevoel in haar buik. Ook haar prooi smaakte niet zoals anders. Ze begon na te denken, Waarom voel ik me zo slecht? Ineens kwam het in haar op, ik verwacht jongen! Alles klopte gewoon. Ik moet dit nu aan Muissnor vertellen. Withart besloot tot de avond te wachten want ze moest eerst op patrouille vertrekken terwijl Muissnor de zonhoogpatrouille had. “Withart, kom je nog? Je staat te dromen”, riep Doornklauw. Ze haastte zich naar de rest van de patrouille.
Nadat de twee ‘s avonds een duif hadden gedeeld, besloot Withart om het tegen Muissnor te vertellen: “Muissnor, wat denk je ervan om de poten nog eens te strekken in het bos” “Dat vind ik een goed idee”, Muissnor slikte zijn laatste hap duif door en samen slopen ze het kamp uit achter het oudstenhol. Ze bleven wandelen totdat ze aan dat ene plekje kwamen, waar Muissnor haar vele manen eerder had gevraagd om het partnerschap. “Waarom zijn we hier”, vroeg Muissnor verbaasd. Withart keek met een tedere blik naar haar verbaasde partner: “Wel, we zijn hier omdat ik je iets moet zeggen. Muissnor, ik verwacht jongen.” Muissnor maakte een sprongetje van geluk. “Wat? Dat is fantastisch nieuws,” riep Muissnor uit, “Ik word vader! Joehoe!” Muissnor begon haar buik enthousiast te likken: “Hallo, kleintjes van me. Ik ga jullie voor altijd beschermen.” Withart kon moeilijk haar lach inhouden bij het aanzien van de overgelukkige Muissnor: “Mraauw, jij gaat een goede vader worden." Withart’s hart zwol van geluk. “En jij de beste moeder”, fluisterde Muissnor. “Ik ga morgen naar Loofpoel, zodat ze kan kijken of alles oke is. Wil je mee”, vertelde Withart. Muissnor wreef zijn neus tegen Withart’s kaak: “Natuurlijk wil ik mee”.
De volgende morgen gingen ze samen naar Loofpoel. Ze was druk kruiden aan het sorteren. “Loofpoel, kunnen we jou even storen? Muissnor en ik willen je iets vertellen”, begon Withart “Natuurlijk, zeg maar”, mompelde Loofpoel met een kruidenbundel in haar mond. “Withart verwacht mijn kittens”, zei Muissnor enthousiast. “Proficiat, ik weet dat je nog jong bent, maar dat gaat normaal gezien geen problemen geven. Ik ga jou even nog onderzoeken,” vertelde Loofpoel, “We gaan wat meer naar binnen dan ziet de rest van de clan het niet.” Nadat Loofpoel gedaan had met onderzoeken, zei ze: “Ik voel nog niet hoeveel kittens je krijgt, maar ik kan zeggen dat ze komen tijdens de vroege bladval.” “Dat is fantastisch, dat is het nog maar een maan en een half”, snorde Muissnor. Samen liepen Withart en Muissnor terug naar buiten. “Ik wil het over een halve maan vertellen aan de rest, Muissnor. Dan pas zal mijn buik opzwellen en zijn we zeker dat er nog weinig kan mislopen”, stelde Withart voor. “Lijkt me prima. Zolang je voldoende rust en ik ervoor zal zorgen dat je altijd het beste stukje prooi krijgt”, beloofde Muissnor plechtig terwijl hij zijn staart om die van Withart heen wikkelde.

Hoofdstuk 8: Het gevecht tussen de vier Clans[]

Spoiler voor Eclips

Een overzicht van de Clan, vind je hier
Withart
Ondertussen was er al bijna een halve maan verstreken, sinds dat Withart te weten was gekomen dat ze in verwachting was. Withart lag dicht tegen Muissnor te slapen toen de strijd los barste. Alle krijgers vlogen uit het krijgershol. Muissnor liep achter Withart naar buiten en riep nog snel: “Wees voorzichtig voor onze kits!” “Wees jij ook voorzichtig”, was Witharts antwoord, terwijl ze zich op een Windclanpoes lanceerde. De twee poezen rolde in het rond, er vlogen stukjes vacht op de grond. Withart gaf de poes zo een harde mep, dat ze een halve vossenlengte verder vloog. De windclanpoes kwam terug dichterbij, maar dan kwam Vuurster uit zijn hol gelopen. “Stop! Wat is je bedoeling”, vroeg hij aan Eenster met grote ogen van verontwaardiging. “Ik kom tonen dat de Windclan ook zonder hulp van de DonderClan kan bestaan,” snauwde Eenster, “Jullie moeten leren dat jullie niet de belangrijkste Clan zijn.” Withart zette haar klauwen in de grond, klaar voor de volgende strijdgolf. Maar de WindClankatten draaiden zich om en vertrokken. Wat is dit, vroeg Withart zich af.
Een tijd later werd Withart in de patrouille van Braamklauw ingedeeld samen met Muissnor, haar vader Stropels en Hulstloof. Ze liep naast Muissnor snuffeld naar enig spoor van de WindClan. “Au”, riep Muissnor uit. “Wat is er”, siste Withart. “Ik ben met mijn oog tegen een braamstruik gebotst”, mauwde Muissnor. Withart begon zijn bloedend oog snel droog te likken. “Komaan, bij blijven”, siste Stropels. Ineens hoorde Withart een strijdkreet vanuit de struiken en ze zag haar vader worstelen met Scheuroor, terwijl Hulstloof onder Sintelvoet en een andere krijger bedolven werd. Muissnor trok de andere krijger van Hulstloof af en begon met de krijger te vechten. Withart zelf vocht ondertussen met Witstaart, de twee poezen waren aan het worstelen. Ze gaf Witstaart een lelijke snee in haar gezicht, toen ze zag hoe Sintelvoet Muissnor neer pinde, “Nee Muissnor”, riep Withart. Ze wrong zich los van Witstaarts greep en probeerde naar hem toe te gaan maar haar vader grauwde: “Ik ga wel.” Voordat ze het goed besefte, had Stropels Sintelvoet in een houtgreep. Withart vocht verder met Witstaart toen er ineens een tweede kat op haar rug sprong, ze deed haar best om hem er af te krijgen, maar het ging niet. Ze dacht aan haar ongeboren jongen en ze dacht dat ze beter achter was gebleven in het kamp. Maar toen kwam er een derde kat, een SchaduwClankat die gooide de WindClankat af haar rug en begon ermee te vechten. Withart begon opnieuw te vechten tegen Witstaart totdat de poes een lelijke schouderwonde door Withart opliep, en de struiken in rende. Withart bracht daarna Muissnor samen met Taanpels naar Gaaiveder. “Ik wil vechten”, mompelde Muissnor. “Nee, niet met dat oog”, antwoordde Withart. “Ik zie nog goed genoeg door mijn ander”, antwoordde Muissnor terug. “Niet goed genoeg”, zei Withart. “Denk aan onze jongen, moeten ze zonder vader opgroeien”, fluisterde Withart snel zodat de rest het niet kon horen. “Je hebt gelijk. Maar wees zelf voorzichtig, wil je”, fluisterde Muissnor voordat hij naar het kamp verdween en Withart zich terug in de strijd gooide.
Nadat de zon was verdwenen, vertrok Withart naar het kamp. Ze had enkel wat schrammen en een snee boven haar oog, maar dat ging toch geen litteken worden. Ze voelde haar jongen ook bewegen en wist dat dit een goed teken was. Eenmaal in het kamp, kwam Loofpoel naar haar toegestoven en begon Withart te besnuffelen. “Ik weet het, Loofpoel. Ik had niet mogen gaan vechten, maar mijn clan had mij nodig”, verontschuldigde Withart zich. “Het was inderdaad heel stom van je. Maar je hebt geluk dat je een goede vechter bent, zelfs wanneer je kittens verwacht,” mauwde Loofpoel, “Alles is oke, ga maar bij het krijgershol zitten. Maar ik verplicht je tot het nemen van verplichte rust anders zouden de jongen sneller kunnen komen dan verwacht.” Withart ging bij haar zus Roosrijp zitten, ondertussen kwam Muissnor uit het medicijnenhol. Zijn oog was rood en opgezwollen maar het zag er beter uit dan tijdens de strijd. Hij begon het bloed uit Withart’s vacht te wassen. “Ik voeg me zo meteen nog bij de moederkatten. Ik heb het lang genoeg kunnen uitstellen”, fluisterde Withart. “Oke, ik ben blij dat jij het zegt. Ik vond ook dat het stilaan tijd werd,” bekende Muissnor, “Ik was zo ongerust over jou tijdens het gevecht. Ik dacht dat jij of de jongen iets zouden krijgen.” Nadat Vuurster zijn mededeling over de strijd had gedaan, besloot Withart het te zeggen. “Wij zouden ook nog graag iets vertellen”, begon Withart. “Withart verwacht jongen, ze worden over een halve maan geboren”, floepte Muissnor er enthousiast uit vooraleer Vuurster hen verder het woord kon geven. Iedereen werd dol enthousiast en kwam hen feliciteren ondanks de vele verwondingen. “Ik zou me graag terugtrekken als moederkat, om me voor te bereiden op de bevalling, Vuurster. Ik ging normaal gezien deze ochtend het aan jou komen vertellen, maar de situatie is anders verlopen dan verwacht,” zei Withart, “Ik weet dan ook dat meevechten niet de beste keuze was, maar de Clan had mij nodig en ik voel me daar niet schuldig bij.” “Jouw keuze is volledig te verstaan, je wordt vanaf nu van je krijgstaken verheven tot je jongen leerlingen zijn. We zullen je eren om jouw moed in de strijd”, mauwde Vuurster met een twinkeling in zijn ogen, iedereen wist dat hij van nieuw leven hield. Madelief en Varenwolk waren al bij Withart komen staan. “Kom maar mee, we gaan voor jou een zacht nest maken”, zei Varenwolk. “En dit is het begin van een nieuwe start”, zei Muissnor nog zachtjes tegen Withart terwijl ze werd voort geduwd door Madelief.

Hoofdstuk 9: De bevalling[]

Geen spoiler aanwezig

Een overzicht van de Clan, vind je hier
Withart
Withart rolde zich uit haar nest en besloot om even haar poten te strekken. Het werd steeds moeilijker om zich te verplaatsen. “Het zal niet meer lang duren tot de jongen er zijn”, zei Varenwolk, die juist wakker werd. “Ik hoop het want ik sta precies op ontploffen”, zei Withart al lachend. Toen Withart de kraamkamer uit kwam, snelde Muissnor naar haar toe: “Ik heb een stukje verse prooi mee voor jou! Ik heb het zelf gevangen!” “Dankje, Muissnor! Maar ik heb niet zo veel honger”, zei Withart. “Maar je moet eten voor je krachten te besparen”, zei Muissnor bezorgd. “Dat is waar. Ik zal jouw prooi eten,” zei Withart liefkozend, “Maar eet je geen stukje mee? Het zou zonde zijn dat we zo een lekkere merel maar voor de helft opeten. En misschien is het de laatste maaltijd onder ons tweetjes.” Muissnor legde zich naast Withart neer en ze aten samen hun prooi op. Na een tijdje te hebben zonnebaden vroeg Withart aan Muissnor: “Zou jij er graag bij zijn bij de bevalling?” “Ik, zou er graag bij zijn, maar alleen als jij me er echt bij wilt hebben”, was Muissnors antwoord. “Natuurlijk moet je er bij zijn, er is niemand anders die ik meer vertrouw dan jou”, snorde Withart. “We zullen het eens aan Loofpoel gaan vragen of dit oké is”, zei Muissnor. Loofpoel was zelf aan het eten toen ze binnenkwamen. “Hallo Loofpoel, wij hopen dat we jou niet storen,” mauwde Withart vriendelijk, “We zouden je iets willen vragen.” “Vraag maar”, zei Loofpoel tussen twee happen door. “Wel zou het oke zijn dat Muissnor in de kraamkamer is, terwijl ik jong?” Withart voelde een van haar jongen bewegen toen ze de vraag stelde. “Het is geen standaard gewoonte dat de vader aanwezig is tijdens de bevalling. Maar ik denk dat het in jouw geval beter is dat Muissnor buiten de kraamkamer wacht,” besloot Loofpoel, “Je krijgt jouw eerste nest en dat is al stressvol genoeg. Als je al een keer gejongd had, had ik ja gezegd omdat je beter weet wat er gebeurd. Ik hoop dat jullie het niet erg vinden?” “Oké ik begrijp het”, zei Muissnor somber. “We zullen je direct waarschuwen als Withart begint te jongen”, bood Loofpoel aan. “Dat is vriendelijk. Dankjewel”, mauwde Muissnor. “Ik vind het toch spijtig dat ik er niet bij mag zijn”, zei Muissnor tegen Withart, terwijl hij haar begeleide naar de kraamkamer. “Ik ook. Maar ergens begrijp ik wel dat het niet anders kan. Bij ons volgende nest mag je zeker aanwezig zijn”, beloofde Withart.
Toen enkele dagen later het eerste zonlicht boven de horizon kwam, schoot Withart wakker met krampen in haar buik. Ze riep paniekerig naar Madelief: “Madelief, mijn jongen komen er aan!” “Oh, ik maak Varenwolk nog wakker en dan snel ik naar Loofpoel toe”, Madeliefs ogen werden gevuld met een blik van verlangen. Het waren dan ook de jongen van haar zoon Muissnor, die Withart verwachtte. Varenwolk was ondertussen zelf al wakker geworden en had alles gehoord. “Ik ga water halen en stuur een leerling die Muissnor gaat halen van de dageraadpatrouille,” zei ze snel, “He, Ijspoot ga je eens snel naar Muissnor toe en vertel dat Withart is beginnen te jongen.” Ijspoot knikte en stoof weg naar de kampuitgang. Ondertussen kwamen Loofpoel en Gaaipoot er aan gesneld. “Hier neem deze kruiden in. Ze zullen de pijn wat verzachten”, Gaaipoot legde de kruiden bij haar neer. ”hnn waar blijft Muissnor”, pufte Withart, na al een tijd weeën te hebben. “Hij zal er wel direct zijn”, suste Varenwolk terwijl ze de oren van Withart likte. “Withart, ik ben er. Alles oké”, riep Muissnor van buiten de kraamkamer. “Wat denk je nu zelf stomme haarbal? Ik ben aan het jongen. Natuurlijk is niet alles oké”, riep Withart naar buiten. “De jongen gaan niet meer zo lang op zich laten wachten, Muissnor. Je zal bijna je jongen kunnen ontmoeten”, zei Loofpoel vrolijk. “Oke Withart, Gaaipoot gaat voelen hoeveel jongen je gaat krijgen, daarna zal je persweeën voelen. Dan ga je mee persen en dan zijn de jongen er. Als er een jong geboren is, dan gaat Varenwolk het eerst warm likken en als dat gebeurt is, mag jij het jong tegen jouw buik leggen”, informeerde Loofpoel. “Het zijn er drie, waarvan er toch 1 zeer breed geschouderd is”, besloot Gaaipoot. “Ik kan niet meer. oh ik voel zo een kramp. Aiiiiiii”, schreeuwde Withart er uit. “Alles is toch oké daarbinnen”, vroeg Muissnor bezorgd. “Ja hoor, de jongen zijn nu ter wereld aan het komen. Je krijgt er 3”, zei Varenwolk. “Wauw fantastisch”, snorde Muissnor. Daarna kreeg Withart nog zo een kramp en gleed het eerste natte bundeltje naar buiten. Loofpoel besnuffelde het even en zei: “Goed gedaan, je hebt een poesje ter wereld gebracht.” Ondertussen was Withart te geconcentreerd om te antwoorden. Nog een rimpeling ging over haar pels en het volgende jong kwam ter wereld. “Het is een katertje”, zei Gaaipoot en hij begon het te likken. Withart keek even naar haar twee jongen, vooraleer ze verder ging persen. En toen kwam er een laatste wee en gleed er nog een jong in het nest. “Proficiat Withart! Je hebt nog een katertje ter wereld gebracht”, mauwde Loofpoel blij. Withart duwde de jongen tegen haar buik en snorde tevreden maar uitgeput. Varenwolk was ondertussen naar buiten gelopen om Muissnor te halen. “Jouw jongen zijn geboren, je mag naar binnen. Wel voorzichtig want Withart is uitgeput door de bevalling”, informeerde Varenwolk Muissnor. Muissnor ging in een trotse pas naar binnen. Hij keek verwonderd naar zijn jongen. “We hebben 1 dochter en 2 zoons”, bracht Withart vermoeid uit. “ En een fantastische moeder, ik ben zo trots op jou”, stamelde Muissnor. “Het crèmekleurige jong is het poesje”, vertelde Withart, “Hoe wil je de jongen noemen?” “Ik vind dat onze dochter de kleur van haver heeft, vind je ook niet”, Muissnor keek vertederend naar zijn dochter. “Ja, ik vind het ook. Laten we haar Haverkit noemen”, besloot Withart. Met twee keken ze naar de drie hummeltjes. “Het grijze katertje heeft wel al heel lange snorharen voor een kit te zijn,” merkte Withart op, “Wat vind je van Langkit? Muissnor knikte bevestigend. “En onze jongste is helemaal al een kopie van jou, Muissnor. Jij mag de naam kiezen”, mauwde Withart. “Ik zou hem graag vernoemen naar jouw oom Regensnor. Ik weet dat je veel verdriet had toen hij stierf. Hij wordt dus Regenkit”, Besloot Muissnor. Witharts hart vulde zich met nog meer gelegenheid voor haar partner, die nog wist wat voor verdriet dat de dood van Regensnor had gebracht bij Witpoot, zo kort na Molpoot. En samen keken ze naar hun kleine bundeltjes geluk die dicht tegen Witharts buik zaten te piepen en te drinken.

Hoofdstuk 10: Muissnors verhaal[]

Geen spoilers aanwezig

Een overzicht van de Clan, vind je hier
Muissnor
Muissnor kon niet wachten totdat de jongen geboren zouden zijn. Hij wist dat ze voor elk moment konden zijn en dat zag je ook aan Withart. Ze waggelde nu in plaats van haar anders zo sierlijke pas. Hij probeerde zoveel mogelijk in de buurt te blijven zodat hij de geboorte niet zou missen. Hij mocht dan misschien van Loofpoel niet in de kraamkamer zijn, maar hij wou wel buiten klaarstaan om zijn jongen te ontmoeten. “He Muissnor! Opstaan, het is tijd voor de dageraadpatrouille”, Kwiklicht porde met 1 poot in zijn flank. Muissnor onderdrukte een geeuw: “Oké, ik ben er direct.” Nadat Muissnor uit het hol kwam, keek hij naar de kraamkamer, waar hij Witharts ronde buik zag uitsteken. Ze ligt nog te slapen, dacht Muissnor opgelucht. “Wanneer Withart begint te jongen, zullen ze jou wel komen halen”, stelde Hazelstaart haar broer gerust. Ze vertrokken samen met Kwiklicht en Vospoot op patrouille. Wanneer de katten bijna bij de Oude Eik waren, hoorden ze pootstappen. Muissnor spande zich op voor het gevecht, tot hij de sneeuwwitte vacht van IJspoot herkende. “Wat doe jij hier,” vroeg Vospoot verbaasd, “Jij moest de nesten van de Oudsten toch proper maken.” “Muissnor... Withart is beginnen te jongen, ik moest je komen halen”, hijgde IJspoot. “Wat! Wanneer is ze begonnen”, vroeg hij geschrokken. “Ongeveer een kwartier geleden”, antwoordde IJspoot. “Muissnor, waar wacht je op. Keer maar terug naar het kamp. Dan ben je nog op tijd”, miauwde Kwiklicht met een enthousiaste ondertoon. “IJspoot, doe jij maar verder de patrouille. Ik zal het wel regelen met Witvleugel”, zei Kwiklicht nog.
Muissnor sprintte terug naar het kamp, zijn gedachten sprongen van her naar der: Wat als er iets misloopt! Zouden het katertjes of poesjes zijn? Nu word ik echt vader. Ze is toch nog niet bevallen?! Toen hij de kampingang inkwam, riep Vosstaart: “Je bent op tijd. Ze is nog bezig met bevallen.” Snel liep hij naar de kraamkamer waar hij naar binnen probeerde te turen, maar hij zag niets. Hij hoorde Varenwolk nog zeggen: “Hij zal er direct zijn.” “Withart, ik ben er. Alles oké”, riep Muissnor van buiten de kraamkamer. “Wat denk je nu zelf stomme haarbal, ik ben aan het jongen. Natuurlijk is niet alles oké”, snauwde Withart terwijl ze duidelijk een wee kreeg. “De jongen gaan niet meer zo lang op zich laten wachten, Muissnor. Je zal bijna je jongen kunnen ontmoeten”, riep Loofpoel vrolijk. Het leek nog uren te duren tot hij Withart hoorde schreeuwen. “Alles is toch oké daarbinnen”, vroeg Muissnor bezorgd. “Ja hoor, de jongen zijn nu aan het geboren worden. Je krijgt er 3”, riep Varenwolk. “Wauw fantastisch”, snorde Muissnor tevreden. Hij probeerde zijn jongen voor te stellen, welke vachtkleur ze zouden hebben. Nu wilde hij nog meer naar binnen. Ondertussen zaten ook Vosstaart, Stropels en Witharts zussen in de buurt. “Ik ben zo benieuwd”, miauwde Honingvaren enthousiast. “Ik ook, ik wil ze zo graag zien”, miauwde Roosrijp terwijl Sintelhart toestemmend knikte. Muissnor had nog niet door, maar Varenwolk was ondertussen vanuit de kraamkamer te voorschijn gekomen. “Is alles oké met Withart en de jongen”, vroeg Muissnor. “Je jongen zijn geboren, je mag binnen komen. Wel voorzichtig want Withart is uitgeput door de bevalling”, waarschuwde Varenwolk. Muissnor ging in een trotse pas naar binnen, terwijl hij felicitaties toegeroepen kreeg vanuit het kamp. Hij zag Withart gekruld liggen, je zag dat ze veel energie was kwijt gespeeld tijdens de valling. Maar tegen haar buik, lagen drie kleine kittens, de mooiste die hij ooit gezien had. “We hebben 1 dochter en 2 zonen”, bracht Withart vermoeid uit. “ En een fantastische moeder, ik ben zo trots op je”, zei Muissnor met een gesmoorde stem van pure emotie terwijl hij naar zijn jongen keek.

Hoofdstuk 11: De eerste kraammanen[]

Geen spoiler aanwezig

Een overzicht van de Clan, vind je hier
Withart
Na een paar uur, wist iedereen dat Withart haar jongen hadden gekregen. Iedereen wou wel eens een kijkje komen nemen. Eerst kwamen Stropels en Vosstaart langs. Zij mochten als een van de weinigen met 2 naar binnen. “Wauw, jullie kits zijn heel mooi, dat kan ook niet anders dan met zo’n knappe dochter”, zei Vosstaart. Stropels keek fier naar zijn kleinkits. “Waar was de tijd dat jij zo klein was”, mijmerde Stropels. Na nog enkele bezoekjes, kwam ook Vuurster langs om de kleintjes te bekijken: “Ze zien er gezond en energiek uit. Hoe heten ze?” “Het crèmekleurige poesje heet Haverkit omdat haar vacht de kleur van haver heeft”, vertelde Withart. Ondertussen begon Langkit te piepen: ”sjj kleintje, dat is Vuurster die je hoort, dat is onze leider.” En ze begon Langkit te troosten. “Het grijze katertje heet Langkit omdat hij lange snorharen heeft en het wit met grijze heet Regenkit. Hij is vernoemd naar Regensnor”, voegde Muissnor trots toe. “Haverkit, Regenkit, Langkit, ik heet jullie welkom in onze clan. Dat de SterrenClan jullie een prachtige toekomst te gemoed mag brengen en jullie wijzen in jullie leven,” mauwde Vuurster, “Ik ga jullie laten dan kan Withart wat rusten, het zal nog druk worden. Blij keek Withart naar Vuurster en ze knikte een bedankje. “Muissnor zou jij iets te eten kunnen halen? Ik besterf het van de honger. Maar ik durf mijn nest nog niet uit”, vroeg Withart eenmaal dat Vuurster de kraamkamer uit was. “Tuurlijk. Ik ben al weg!” Muissnor kwam terug gewandeld met een muis in zijn mond. “Dankje, Muissnor”, mauwde Withart en ze at haar muis op. “Varenwolk is het oké dat Muissnor even bij mij ligt terwijl ik slaap. Hij kan dan eventjes de kleintjes in het oog houden.”, fluisterde Withart om haar jongen niet wakker te maken. “Tuurlijk, als er iets is, kom je me maar halen”, zei Varenwolk. Muissnor legde zijn hoofd op de schouders van Withart terwijl ze sliep en keek verwonderd naar zijn kleintjes met een gelukzalig gevoel.
“Kijk, de oogjes van Regenkit zijn open”, fluisterde Withart tegen Muissnor toen hij de kraamkamer kwam binnengewandeld. Muissnor trok grote ogen van verwondering en kwam naast Withart liggen. “Hallo Regenkit, ik ben jouw vader Muissnor”, fluisterde hij zodat hij de andere jongen niet wakker zou maken. “Ik hoop dat de anderen hun oogjes ook snel open doen”, zei Withart bezorgd tegen Varenwolk en Madelief. “Wees gerust, schatje. Ze zullen snel hun oogjes openen. Ze zijn nog maar een kwart maan oud”, stelde Madelief haar gerust. Nog voor ze uitgesproken was, opende ook Haverkit haar ogen. “Kijk, Haverkit heeft haar oogjes geopend,” mauwde Muissnor blij, “Nog even, en ik neem ze mee naar buiten.” Ook Langkit opende ondertussen zijn blauwe ogen. “Zo zien ons wondertjes er nog mooier uit”, fluisterde Withart verwonderd. Ze drukte zich tegen Muissnor aan, die spon van blijdschap. Enkele dagen later was Withart haar jongen aan het wassen. Ze gingen voor de eerste keer naar buiten. “Je bent zeker dat ze naar buiten kunnen? Het is bijna bladkaal.” Mauwde ze bezorgd tussen een wasbeurt door. “Tuurlijk, als hun neusje wit wordt is het tijd om naar binnen te gaan”, informeerde Varenwolk. “Wanneer mogen wij nu eindelijk naar buiten”, piepte Regenkit opgewonden terwijl hij op en neer zat te wippen. “Zo meteen, als ik klaar ben met Haverkit te wassen. En blijf nu stil staan, anders moet ik jou ook opnieuw wassen”, mauwde Withart streng. Nadat Withart klaar was met hen te wassen, stond ze recht en wenkte met haar staart dat de kits haar moesten volgen. Ze keek hoe zij achter haar aantrippelden. “Jullie weten het. Je luistert naar ons en gaat nergens je neus insteken”, herinnerde Withart de jongen. Muissnor stond buiten te wachten op de kittens en hij gaf hen een warme lik ter begroeting. “Mogen wij zelf kiezen naar waar we toe gaan”, piepte Haverkit. “Nee, je luistert naar ons”, mauwde Withart ter herhaling. Ze liepen allemaal samen rond in het kamp terwijl Muissnor en Withart alles uit legden. “Ik word later de beste jager van de Donderclan” zei Langkit toen hij Schorspels en Wolkstaart de kampingang zag binnenwandelen met elk een bek vol prooi. “Dat geloof ik” snorde Muissnor trots. Toen ze terug aan de kraamkamer zaten, gaf Muissnor Withart een lik: “Ik moet op patrouille vertrekken. Ik kom na de patrouille nog even langs.” Withart liet haar staart even langs zijn kop passeren. “Mogen Haverkit, Langkit en Regenkit met ons spelen” vroeg Paddekit nadat Muissnor vertrokken was. Withart keek even onzeker naar Madelief, maar die knikte bevestigend. “Ja, dat mag”, Mauwde Withart tenslotte. “Voorzichtig zijn met de kits. Jij en Rozenkit zijn de oudste kittens hier! Dus let goed op hen,” waarschuwde Madelief terwijl Withart naar haar spelende kits zat te kijken.
“Regenkit, kom terug naar hier! Je weet dat je niet uit het kamp mag gaan”, riep Withart. Ondertussen waren de jongen al 4 manen oud en begonnen ze steeds meer kattenkwaad uit te halen. “Maar ik wou alleen maar mee gaan jagen met Muissnor”, zei Regenkit teleurgesteld. “Er zal nog genoeg tijd zijn dat je samen kunt gaan jagen”, antwoordde Withart terwijl ze Regenkit begon te wassen. “Withart, mogen Langkit en Regenkit en ik naar de oudste? Snorre gaat een verhaal vertellen over hoe hij ooit een havik heeft gevangen”, kwam Haverkit vragen. “Tuurlijk ga maar snel, en Regenkit enkel naar de oudste gaan.” riep Withart na. Er klonk een zacht gegniffel achter Withart. “Wat zijn het toch energieke schatjes die kittens van jou”, merkte Witvleugel op. Witvleugel had een 1 maan eerder 2 jongen gekregen en ze lagen nu tegen Witvleugel haar buik te slapen. “Ja inderdaad, wacht maar tot die van jou oud genoeg zijn om kattenkwaad uit te halen. Dan ga je deze momenten missen” beaamde Withart terwijl ze naar de slapende Lindekit en Duifkit keek. Muissnor kwam ondertussen er aan gewandeld. “Ik heb een duif bij voor jullie. Waar zijn de kits”, vroeg hij verbaasd. “Die zijn naar Snorre. Je kent ze, die willen liever ergens anders zijn”, antwoorde Withart. “Ik ga ze halen dan zal ik wat met ze spelen en eten we daarna samen de duif op”, stelde Muissnor voor. “Dat vind ik een goed idee, dan krijgt Muisbont een beetje rust”, zei Withart. Withart hield haar ravottende partner en jongen in het oog en ze ving flarden van het gesprek op. “Ha, je gaat er aan stoute Schaduwclanleider”, riep Regenkit naar Muissnor. “Oh nee, genade”, mauwde Muissnor bang en geamuseerd uit. “Donderclan aanvallen” schreeuwde Haverkit. “Nee, jij mag dat niet zeggen! Ik ben wel de Donderclanleider”, mauwde Regenkit kwaad. “Ja, maar ik ben wel de commandant. Ik mag dat ook zeggen” antwoorde Haverkit boos. “Ik dacht dat ik eigenlijk de commandant was”, zei Langkit verward. “Nee, ik ben dat”, mauwde Haverkit gefrustreerd. “Ik ben de leider en ik kies Langkit als mijn commandant”, besloot Regenkit. “Jij kiest gewoon Langkit omdat hij toch niets durft te zeggen en omdat hij een kater is. Ik vind het niet meer leuk”, zei Haverkit woedend. “Jij bent stom en je kan niet tegen jouw verlies”, snauwde Regenkit. Haverkit blies kwaad naar haar broers en haalde haar poot omhoog om Regenkit een tik te geven. “Stop, alle drie”, riep Muissnor boos. “Jullie stoppen alle drie met dit spelletje! Ik wil niet zo meer meespelen”, besloot Muissnor. “Jullie vader heeft gelijk, ik speel vandaag ook niet meer met jullie als straf,” voegde Withart toe. “Maar Regenkit kiest altijd Langkit en ik mag nooit commandant of leider zijn”, jammerde Haverkit. “Poezen kunnen geen leider zijn”, zei Regenkit kwaad. “Regenkit, poezen kunnen perfect leider zijn. Blauwster en Luipaardster waren en zijn moedige leiders en zijn alle twee poezen,” antwoordde Withart, “Als je dit nog een keer durft te zeggen, laat ik jou 3 manen muisbont haar teken verzorgen.” “Haverkit, ik weet dat dat niet leuk is maar dan kom je de volgende keer dit tegen Withart of mij zeggen. Iemand hiervoor pijn doen, is niet de juiste manier”, zei Muissnor streng, “Morgen is Haverkit leider en Langkit commandant. Regenkit jij bent een krijger.” “Maar... maar”, stamelde Langkit. “Niets te maren, alle drie naar jullie nest”, Withart wees naar de kraamkamer terwijl Muissnor hen een ruwe lik gaf. Ze gingen met hangende staartjes naar het nest. “Madelief, wil je zien dat ze niet hun nest uitkomen vooraleer ik het zeg”, vroeg Withart. Madelief antwoordde vanachter de braamstruiken: “Tuurlijk!” “Kom laten we samen die duif opeten”, zei Withart tegen Muissnor.

Hoofdstuk 12: Afscheid van een zus[]

Spoilers aanwezig voor Zonsopgang

Een overzicht van de Clans, vind je hier
Withart
Withart lag samen met Honingvaren op de open plek te kijken naar de spelende kitten van Withart. Honingvaren probeerde er zoveel mogelijk tijd met hen door te brengen. De kittens waren bijna 2 manen oud en speelde steeds vaker buiten. “Pas op Regenkit! Zo meteen trap je op iemand zijn staart”, waarschuwde Withart toen ze zag dat Regenkit bijna tegen Spinloper aanbotste. “Je moet niet zo bezorgd zijn, Withart. Ze redden het heus wel”, mauwde Honingvaren. Withart keek haar zus even aan: “Ik weet het maar ze zijn nog zo klein, ik wil niet dat ze gewond geraken juist voor bladkaal.” “Ze zullen niet gewond geraken”, stelde Honingvaren gerust. Honingvaren kreeg een mosbal op haar hoofd die van de jongen kwam en pinde die aan een nagel en gooide ze beurtelings naar een kitten. “Goed gevangen Haverkit”, riep ze uit. Withart, die het schouwspel een tijdje in het oog hield, zei: “Wanneer kan ik jou eigenlijk mee in de kraamkamer verwachten?” “Ik hoop zo snel mogelijk, ik kan niet wachten om jongen te krijgen,” zuchtte Honingvaren, “Als ik maar zo een goede moeder wordt zoals jij.” “Ik weet zeker dat je dat zal zijn, als ik zie hoe je met de jongen omgaat”, verzekerde Withart. “Ik zie het al helemaal voor me, 4 kittens, twee katertjes en twee poesjes. Eentje die helemaal op Besneus lijkt en eentje zoals ik. Dan nog een bruin-witte en een lichtrode”, droomde Honingvaren luidop. “En ze zullen goede speelkameraadjes zijn voor mijn jongen”, beaamde Withart. “Withart, waar blijft Muissnor? Hij had nog beloofd om mee te spelen”, vroeg Langkit ineens. “Hij zal zo meteen terug zijn van de jacht, samen met Besneus,” Withart gaf haar zoon een lik, “Ga nog maar even verder spelen met je zusje en broer.” Niet veel later, kwam de jachtpatrouille terug en Muissnor, die zijn prooi op de prooihoop had gelegd, werd bijna omvergeduwd door drie kleine katten. Besneus kwam al naast Honingvaren zitten en begroette haar met een gesnor. “Kom je mee naar de zonnige rotsen? Nu we nog even van het zonnetje kunnen genieten”, vroeg Besneus aan zijn partner. “Ja, goed plan! Ga jij ook mee met de kittens, Withart,” stelde Honingvaren voor, “Millie haar jongen zijn daar ook aan het spelen.” Honingvaren wikkelde haar staart rond die van Besneus. Withart keek even naar Muissnor die naast haar lag en lachend Regenkit van zich afduwde. “De kleintjes zijn nog iets te jong om daar te spelen. Over een maantje zijn ze er oud genoeg voor. Je mag niet vergeten dat Millie’s jongen ook maan ouder zijn. Maar geniet ervan met jullie tweeën.” Withart gaf een snel kopje aan haar zus en zag ze weg wandelen met Besneus.
Nadat ze wat met Muissnor had zitten praten terwijl hun jongen aan het spelen waren, hoorde ze een afgrijselijke gil. Ze wist direct wie het uitgilde. “Honingvaren”, riep Withart, en zonder verder na te denken, liep ze er naar toe. Aangekomen aan de rotsen, zag ze Honingvaren op de grond liggen, schreeuwend van de pijn. Witharts ogen werden groot van afschuw: Wat is er gebeurd?” “Ze is gebeten door een adder terwijl ze het leven van Houtkit redde”, mauwde Sintelhart zachtjes. “Madelief, hou alle jongen in de kraamkamer”, beveelde Braamklauw. Ondertussen was Muissnor er aangekomen, hij legde zijn staart troostend op Witharts schouder. “De jongen”, begon Withart. “Die zijn veilig in de kraamkamer, Varenwolk vertelde me wat er gebeurt is”, mauwde hij rustig. “Mijn bloed staat in brand”, schreeuwde Honingvaren. “Nee niet opnieuw”, jammerde Vosstaart. “Het gif zit al verspreid in haar bloed. Ik kan niets meer doen”, mauwde Loofpoel triest. Withart bleef naar haar zus kijken terwijl Honingvaren haar laatste adem uitblies. Ze jammerde het uit, samen met haar andere zussen. Waarom Honingvaren? We hebben al Molpoot verloren. Ze had nog een heel leven voor haar. “Kom, Withart. We gaan terug naar de open plek,” zei Muissnor voorzichtig “Daar kan je waken.” Hij duwde Withart stilletjes naar de open plek toe. Withart hoorde haar jongen piepen, daarom liep ze eerst naar de kraamkamer en besnuffelde haar jongen zorgvuldig.
“Ik wil hen ook laten afscheid nemen,” besloot Withart terwijl ze haar jongen voedde, “ze zullen haar waarschijnlijk niet herinneren maar toch.” Withart keek naar haar drie kleine hummeltjes. Varenwolk knikte toestemmend, en Muissnor begeleide haar naar buiten samen met de jongen. “Waarom ligt Honingvaren te slapen”, vroeg Haverkit. “Ze ligt niet te slapen, ze is gestorven”, antwoordde Withart somber. “Waarom staan er zo veel katten naast haar”, vroeg Langkit. “Omdat we afscheid nemen van haar.”, mauwde Withart. “Gaat ze weg”, vroeg Regenkit. Haverkit trok haar neus op: “Waarom ruikt ze zo raar?” “Kan ik haar bezoeken dan”, zei Langkit. Muissnor gaf Withart een medelevende blik. “Het is tijd om te gaan slapen voor jullie. Ik zal alles uitleggen in de kraamkamer”, mauwde hij liefdevol tegen zijn jongen. Muissnor beroerde nog snel de wang van zijn partner: “Ik blijf vannacht in de kraamkamer slapen om voor de jongen te verzorgen, zodat jij kan waken.” “Bedankt”, fluisterde Withart. Daarna nestelde ze zich tegen Honingvaren, naast Roosrijp. “Oh wat had jij een prachtige moeder kunnen worden.” Mauwde Withart naar de zilverpels kijkend.

Hoofdstuk 13: De eerste leerlingen[]

Geen spoilers aanwezig

Een overzicht van de Clans, vind je hier
Withart
De laatste maan in de kraamkamer vloog voorbij. Withart werd voor haar jongen wakker en besloot om zichzelf een wasbeurt te geven want zo meteen werd de leerlingceremonie van haar jongen gehouden. Vuurster had de avond ervoor met Muissnor en haar gesproken of de kits klaar waren om leerling te worden. Ze vonden dat het tijd was en Vuurster had al verteld wie hij in gedachten had om mentor te worden. “Wakker worden, schatjes”, fluisterde Withart tegen haar slapende jongen. Haverkit slaakte een grote geeuw en Langkit vroeg: “Waarom moeten we opstaan?” “Dat zal je zo meteen wel merken” antwoordde Withart. Regenkit knipperde met zijn ogen: “Mogen wij buiten gaan spelen?” “Neen. Ik moet jullie eerst een wasbeurt geven”, mauwde Withart en ze hoorde haar jongen kreetjes van protest slaken. “Maar moet dat echt”, zei Haverkit. Withart keek haar boos aan en haar dochter zweeg. Daarna begon ze Langkit te wassen. Toen ze klaar was met Haverkit te wassen, besloot Withart om hen in te lichten: “Vandaag worden jullie leerlingen, ik wil dat jullie zich gedragen tijdens de ceremonie,” Withart keek even naar Regenkit, “Ik hoop dat jullie prachtige krijgers worden.” “Ik wordt de beste krijger van de hele clan” zei Haverkit opgewonden. Withart zag haar kittens enthousiast op en neer wippen. Muissnor kwam de kraamkamer binnen en begroette ieder jong afzonderlijk. Hij nestelde zich naast Withart en zei: “Wij willen jullie nog iets zeggen. Binnen een maan krijgt Withart nieuwe jongen.” “Dat is fantastisch”, schreeuwde Langkit uit. “Kom het is tijd”, mauwde Muissnor terwijl hij naar buiten ging.
Toen Withart met haar jongen buiten kwam, zag ze dat Vuurster de Clan bij elkaar had geroepen. Alle katten waren zich al pratend aan het installeren op de open plek. Withart werd ineens terug gezogen in een wervelwind van herinneringen. Het leek nog wel gisteren dat ik een leerling werd. Wanneer de Clan stil was, wandelde Withart achter haar jongen naar de hoge richel, waar Vuurster de volgende woorden uitsprak: "Haverkit. Van deze dag af tot jij je krijgersnaam krijgt, zal jij bekend staan als Haverpoot. Spinloper, Jij hebt getoond dat je een moedige krijger bent met veel enthousiasme. Ik vertrouw erop dat je alles wat je hebt geleerd over zult brengen aan Haverpoot en haar zult helpen een krijger te worden waar de Clan trots op kan zijn." Spinloper en Haverpoot liepen naar elkaar toe en raakten elkaars neus aan, daarna gingen ze naast elkaar zitten aan de rand van de groep. Vuurster verlegden zijn blik naar Langkit en vervolgde: “Langkit. Van deze dag af tot jij je krijgersnaam krijgt, zal jij bekend staan als Langpoot. Grijsstreep. Jij hebt mij verteld dat je klaar bent voor een nieuwe leerling. Jouw vertrouwen en moed in de strijd hebben van je een uitstekende krijger gemaakt. Ik vertrouw erop dat je alles wat je hebt geleerd over zult brengen aan Langpoot en hem zult helpen een krijger te worden waar de Clan trots op kan zijn." Serieus stapte Langpoot naar zijn mentor toe met een enthousiaste blik in zijn ogen. Ze raakten ook elkaars neus aan vooraleer ze naast Haverpoot en Spinloper plaats namen. Tenslotte was ook Regenkit aan de beurt. Withart zag dat haar zoon Vuurster doordringend aankeek met zijn groene ogen. Vuurster lachte naar hem en zei: “Regenkit. Van deze dag af tot jij je krijgersnaam krijgt, zal jij bekend staan als Regenpoot. Schorspels, Jij hebt al vele leerlingen gehad, die allemaal tot goede krijgers zijn uitgegroeid. Ik vertrouw erop dat je ook Regenpoot al je kennis gaat geven en hem zult helpen een krijger te worden waar de Clan trots op kan zijn." Met zijn staart fier in de lucht liep Regenpoot naar Schorspels en ook zij raakten elkaars neus aan. Toen brak er een luid miauw uit: “Haverpoot, Langpoot, Regenpoot!” Withart en Muissnor miauwden het luidst van iedereen terwijl ze zagen hoe hun jongen glunderden van trots. De clan bewoog zich om de nieuwe leerlingen te feliciteren maar toen onderbrak Vuurster hen: “Ik heb nog een mededeling te houden, ondanks dat Withart jongen zojuist tot leerling zijn benoemd, zal zij nog niet haar krijgerstaken opnieuw overnemen”, Muissnor beroerde Witharts wang terwijl Vuurster vervolgde: “Ze verwacht een nieuw nestje met Muissnor. De jongen worden volgende maan verwacht. Ik wens Withart en Muissnor het allerbeste toe met de volgende jongen.” Verbaasd maar enthousiast gemompel stak op vanuit de groep terwijl de anderen de leerlingen gingen feliciteren. Grijsstreep kwam naar Withart toe getrippeld. “Ik ben eens benieuwd of Langpoot ook zo snel te trainen is als jij”, zei Grijsstreep geamuseerd. “Hij heeft alleszins wel dezelfde eetlust als jij”, snorde Withart. “Bedankt om aan mij te denken als mentor, Withart en Muissnor. Ik weet dat jullie me voorgedragen hebben als mentor voor Langpoot. Ik ben al vrij oud voor een mentor te zijn”, bedankte Grijststreep hen. “We wilden gewoon iemand hebben die goed met zijn karakter kan omgaan. Hij heeft zo wat hetzelfde karakter als ik”, legde Withart uit. “Wil je een beetje op Langpoot lette? Hij is heel rustig en zegt niet veel, maar is wel heel slim. Langpoot zal niet snel zeggen als er iets iets scheelt, maar hij zal een goede leerling worden”, voegde Muissnor er aan toe. “Dat zal ik zeker doen”, besloot Grijsstreep.

Hoofdstuk 14: De eerste Grote Vergadering[]

Geen spoilers aanwezig

Een overzicht van de Clans, vind je hier
Withart
Een kwart maan later, was het tijd voor de eerste Grote Vergadering van de jongen. Vuurster had besloten om hen alle drie mee te nemen. De rest van de leerlingen bleven achter in het kamp. “Ik kijk echt uit naar die Grote Vergadering”, piepte Haverpoot enthousiast. “Ik ook! Dan leer ik eindelijk de andere Clans kennen”, beaamde Regenpoot. “We gaan alle grote krijgers en leiders zien! Mistvoet van de Rivierclan, Kastanjevacht en Scheuroor,” zei Langpoot, “Ik hoop dat ze wel niet zo gevaarlijk zijn op die grote vergadering.” “Maar nee, er geldt een bestand tijdens de Grote Vergadering”, stelde Withart haar zoon gerust. “Maar val ze niet lastig. Ga ineens opzoek naar andere leerlingen”, raadde Muissnor aan. De jongen liepen naast elkaar en achter hun mentors naar het eiland. Withart zelf was ook mee want ze wilde de eerste Grote Vergadering van haar jongen voor geen snorhaar missen.
Dit zal wel de laatste keer zijn voor een tijdje want met mijn buik kan ik dit niet meer aan, bedacht Withart zich toen ze de heuvel opliep. “Wauw, wat is het hier groot”, hoorde Withart Langpoot verwonderd zeggen. “Daar de Rivierclan komt eraan”, meldde Withart. Ze gebaarde naar de overkant van het eiland waar de RivierClankatten achterna hun leider liepen. Er kwam een grijs-witte kater naar Muissnor en Withart toegelopen. Withart zag hoe haar jongen grote ogen opzetten bij het zien van de RivierClankat. “Hallo, Muissnor en Withart. Zijn dit jullie jongen”, mauwde de RivierClankrijger, “Wat zijn die groot geworden!” “Ja, ze zijn een kwart maan geleden tot leerling benoemd”, snorde Muissnor trots. “Haverpoot, Langpoot, Regenpoot. Dit is Kiezelvoet,” vertelde Withart en Kiezelvoet knikte kort naar de leerlingen, “hij is een krijger van de Rivierclan” “Oh, ze zijn nieuw. Ik zal er mijn leerling bij halen. Dan kunnen ze kennis maken met de leerlingen van de Rivierclan”, stelde Kiezelvoet voor. “He Biespoot, kom eens naar hier”, riep Kiezelvoet. Een jonge lichtbruine kater kwam enthousiast aangelopen. “Dit is Biespoot, mijn leerling”, zei Kiezelvoet trots. “Dit zijn Witharts en Muissnors jongen, ze zijn hier voor de eerste keer. Leid jij ze rond”, vroeg hij vervolgens aan zijn leerling. “Tuurlijk, loop maar mee”, samen met de RivierClanleerling gingen de jongen mee. “Dankje Kiezelvoet. Hoe gaat het met jou”, vroeg Muissnor. Withart fluisterde tegen Muissnor: “ik ga even naar Mospels” Muissnor gaf haar een lik en Withart knikte Kiezelvoet gedag. “Withart, dat is lang geleden”, mauwde Mospels blij toen ze Withart zag. “Inderdaad, hoe gaat het met je”, vroeg Withart aan de moederkat. “Goed hoor,” antwoordde Mospels terwijl ze haar blik verlegde naar Witharts ronde buik, “Zo te zien hebben jij en Muissnor ook niet echt stil gezeten.” Withart snorde geamuseerd: “Nee dat kan je wel zeggen. We wilden eigenlijk ineens het volgende nest zodat ik langer mijn krijgstaken kan volhouden. Ze zijn voor eind deze maan.” Hun gesprek werd onderbroken toen Zwartster het woord nam en de twee poezen luisterde aandachtig naar de leiders.
Na de Vergadering nam Withart afscheid van Mospels en liep terug naar haar gezin. Zo te zien waren haar jongen dolenthousiast. Muissnor en Withart keken vertederend naar elkaar en Muissnor fluisterde in haar oor: “Ik denk dat die drie hier nog manen gaan over spreken.” “Inderdaad”, snorde Withart en ze gaf Muissnor een liefdevolle lik.

Hoofdstuk 15: Een nieuwe ervaring[]

Geen spoilers aanwezig

Een overzicht van de Clans, vind je hier
Withart
Withart had met Muissnor afgesproken dat hij deze keer er bij mocht zijn wanneer de bevalling moest beginnen. Withart was even buiten aan het zonnen toen ze het voelde. Het begint! Mijn jongen komen en Muissnor is aan het trainen met Hommelpoot, panikeerde Withart. Ze stapte naar de kraamkamer maar moest onderweg al even stoppen om op adem te komen. Witvleugel zag Withart staan en zei: “Ik zie het, jouw jongen komen er aan. Ik help je naar een kraamkamer te gaan.” Dankbaar steunde Withart op Witvleugel en de twee stapte naar de kraamkamer. Madelief zag al wat er gaande was en stoof weg om Gaaiveder halen, ondertussen stuurde ze Besneus naar Muissnor om hem te halen en de training over te nemen. Witvleugel nam haar kittens mee naar buiten om Withart rust te gunnen. “Ik wil kijken hoe Witharts kittens geboren worden”, piepte Lindekit. “Geen sprake van”, mauwde Witvleugel snel “Daar komt jullie vader aan. Ik denk dat hij wel zin heeft in een spelletje”, suggereerde Witvleugel vervolgens. Stilletjes zei ze tegen Withart: “Dan heb je wat meer ruimte, het zal hier toch al druk genoeg worden.” Withart mauwde haar een bedankje en Gaaivleugel wrong zich de kraamkamer binnen en installeerde zich bij Withart. “Is Muissnor er al”, vroeg Withart tussen een pijnscheut door. “Nog niet, maar hij zal er direct zijn”, suste Varenwolk. Ineens hoorde Withart pootstappen aan de ingang. Het waren die van Muissnor. “Oh sorry, sorry. Ik was aan de andere kant van het territorium aan het trainen,” jammerde hij, “Ik had dichterbij moeten blijven.” “Pfff.. ik ben blij pfff dat je er bent”, bracht Withart moeizaam uit. “Muissnor zou jij Witharts hoofd kunnen likken om ze af te koelen en spoor haar aan om af en toe wat te drinken”, beval Madelief haar zoon. Muissnor deed direct wat hem gevraagd werd. Gaaiveder begon aan Witharts buik te voelen. “Wat is er? Is er iets mis”, mauwde Muissnor bezorgd. “Nee, hoor. Hij voelt gewoon aan haar buik om te kunnen zeggen hoeveel jongen er op komst zijn”, stelde Varenwolk hem gerust. “Zo ver ik kan voelen, krijgen jullie twee jongen”, zei Gaaiveder koeltjes. “Dat is fantastisch nieuws, he Withart!” Snorde Muissnor. Het enigste wat Withart kon uitbrengen was een zacht toestemmend miauw. Toen schreeuwde ze het uit.
“Oké, de jongen gaan nu komen”, waarschuwde Gaaiveder. “Komaan, schat je kan het”, Muissnor gaf Withart een zacht likje tegen haar kaak. Er kwam een krachtige rimpeling door Witharts buik en daarna nog een. Toen gleed er een bundeltje op het zachte mos. Gaaiveder beet het vlies door en gaf het aan Varenwolk. Varenwolk begon het direct warm te likken. “Proficiat een katertje”, zei Gaaiveder terloops. “Wauw, een zoon”, mompelde Muissnor. Het duurde niet lang of er kwam een nieuwe krachtige golf door Witharts buik. Ik kan niet meer, dacht Withart in stilte. "Komaan nog een keer persen en je laatste jong is er”, bemoedigde Gaaiveder. Met een laatste gil perste Withart er een nieuw nat bundeltje uit. “Ik ben zo fier op jou”, fluisterde Muissnor Withart toe. Withart snorde liefkozend en duwde het tweede jong, dat ook een katertje was, dichter tegen haar buik. Nadat ze allebei een beetje bekomen waren, zei Withart: “Hoe gaan we de jongen noemen?” “Ik denk dat we dit katertje Snelkit kunnen noemen. Zie eens hoe hij heel de tijd zit te bewegen. Zo energiek voor een pasgeboren kitten”, snorde Muissnor geamuseerd. “Inderdaad, ik voelde hem ook heel de tijd bewegen in mijn buik. Ik wil het andere katertje Cederkit noemen. Zijn kleur lijkt wel op de kleur van een cederboom”, stelde Withart voor terwijl ze naar het andere strokleurige jong keek. “Vind ik prima”, bekende Muissnor. "Welkom mijn schatjes”, fluisterde Withart en samen keken ze naar hun 2 nieuwe wondertjes. Na een tijdje keek Muissnor naar Withart. “Ik moet wel zeggen dat ik heel bang was tijdens de geboorte. Ik wist niet wat ik moest doen”, zei Muissnor. “Jij moest ook niet veel doen”, lachte Withart. “Dat is waar, maar ik dacht dat je ging doodgaan”, mauwde Muissnor angstig. “Maar nee, elke moederkat gaat door deze pijnen. Als je weet wat je in de plaats krijgt, vergeet je dat”, troostte Withart en ze wreef haar neus tegen Muissnors wang. “Ik kan je wel zeker zeggen dat het een hele nieuwe ervaring voor me was” bekende Muissnor snorrend.
Enkele uren later waren de meeste katten op bezoek geweest, ook had Vuurster zijn zege gegeven aan de nieuwe jongen. Enkel hun eerste nestje moest nog langs komen. Ze waren namelijk op een gezamenlijke trainingssessie geweest. Ineens hoorden Withart en Muissnor een hoop lawaai bij de ingang van de kraamkamer. Muissnor trippelde naar buiten en zei streng tegen zijn oudste jongen: “Wees nu een beetje stiller, Withart is nog moe van het jongen en de jongen liggen te slapen. Jullie mogen rustig naar binnenkomen en fluisteren. Volg me maar.” Vol spanning om hun nieuwe broertjes en zusje te ontmoeten, kwamen ze naar binnen. “Wat zijn ze klein”, fluisterde Langpoot met grote ogen. “Hebben we broertjes of zusjes of allebei”, vroeg Regenpoot nieuwsgierig. “Wat zijn hun namen”, vervolgde Haverpoot. “Het zijn twee broertjes", mauwde Withart. “Het linkse kit is Cederkit, hij dankt zijn naam aan zijn vachtkleur”, vermelde Muissnor. “Amai wat zit die te friemelen”, merkte Langpoot ineens op. “Dat is jullie andere broertje Snelkit omdat hij zo veel beweegt, zoals jullie al konden raden”, snorde Muissnor. De oudsten jongen keken nog eens naar hun nieuwe broertjes en Regenpoot zei: “We zullen jou met rust laten. Ik weet nog toen dat Witvleugel juist gejongd had, ze heel moe was.” “Dat is heel lief, Regenpoot” mauwde Withart dankbaar en ze gaf haar drie oudsten jongen een liefdevolle lik. “Ik ga mee met jullie naar buiten, ik moet op avondpatrouille” fluisterde Muissnor. Hij wreef zijn hoofd tegen Withart en mauwde stilletjes: “Ik kom na de patrouille nog even langs.” Ze liepen naar buiten in stilte en Withart hoorde Muissnor buiten zeggen: “Wachten jullie even? ik wil even nog iets zeggen. Dat wij nog even veel van jullie houden ondanks dat onze aandacht momenteel even meer naar het nieuwe nestje gaat. Maar wij zijn zeer trots op jullie .” “Dat weten we, Muissnor”, was Haverpoots antwoord.

Hoofdstuk 16: De krijgers[]

Geen spoilers aanwezig

Een overzicht van de Clans, vind je hier
Withart
Withart zat naar de kampingang kijken terwijl haar jongen aan het spelen waren met Kersenkit en Molkit. “Is er iets”, vroeg Roosrijp aan haar zus. Withart schrok op: “Langpoot, Haverpoot en Regenpoot hebben vandaag hun eindbeoordeling. Ik hoop dat alles goed gaat”, antwoordde Withart bezorgd. “Maar ja, alles komt goed. Ze hebben zich goed voorbereid”, mauwde Roosrijp. “Je hebt gelijk. Ik ben blij om zo een zus te hebben als jij.” Snorde Withart. Hun onderonsje werd onderbroken toen Snelkit Molkit op de grond pinde. “Snelkit, stop! Laat Molkit met rust”, riep Withart naar haar zoon. “Ik zal blij zijn als zij leerlingen worden, ik dacht dat ik met Regenpoot had afgezien. Maar Snelkit is nog een beetje erger”, vertelde Withart. Ondertussen kwam Muissnor aangetrippeld: “Hoi Roosrijp.” Meer kon Muissnor niet zeggen want hij werd onderdrukt door een hoop pelzen. “We hebben hem”, piepte Molkit. Kersenkit, Snelkit en Cederkit waren aan het uithalen naar zijn staart. De moederkatten keken toe hoe dat Muissnor met de jongen speelden. Totdat Roosrijp haar jongen mee naar binnen nam, zij waren dan ook bijna 5 manen jonger dan Witharts jongen. Muissnor zei tegen zijn jongen: “Ik ga even met jullie moeder spreken.” “Ben je ook zo zenuwachtig”, vroeg Withart aan haar partner. “Ja, het lijkt wel alsof het mijn eigen eindbeoordeling is”, bekende Muissnor. “Ik heb ook dat gevoel”, mauwde Withart. Samen keken ze naar de kampingang of ze hun jongen niet zagen binnenkomen.
“Wie ging er nog mee om te beoordelen”, vroeg Withart aan Muissnor na een tijdje. “Wolkstaart ging mee voor Regenpoot, Zandstorm voor Haverpoot en Braamklauw voor Langpoot”, somde Muissnor op. “Goede keuze”, mompelde Withart. Toen bewoog de kampingang, hun jongen kwamen terug met een hele hoop prooi. “Dat is al een goed begin”, mauwde Withart opgelucht. Muissnor knikte toestemmend. Even later had Vuurster de Clan bijeen geroepen. Withart nestelde zich naast Muissnor samen met hun jongste nestje. Cederkit en Snelkit waren nog wat aan het spelen totdat Muissnor hen een waarschuwde mauw gaf. Ze zaten direct stil en keken met grote ogen naar hun broers en zus die vooraan zaten. “Hoe hebben de leerlingen het gedaan”, vroeg Vuurster aan en afnemers. Spinloper begon als eerste te spreken: “Ik kan niet trotser zijn op mijn leerling. Haverpoot heeft inzicht in de jacht en komt met creatieve oplossingen. Sommige slagen zouden nog beter kunnen worden uitgevoerd maar dat komt nog goed door de ervaring die ze gaat krijgen in de strijd.” “Ik sluit me aan bij Spinloper, ik heb niets extra op te merken”, besloot Zandstorm. “Dan word jij alvast krijger, Haverpoot. Grijstreep en Braamklauw, hoe ging het met Langpoot”, zei Vuurster. “Zijn beoordeling verliep zeer vlot, hij is een zeer goede strijder en kan sommige tactieken beter dan ik. Hij is een snelle leerling net zoals zijn moeder”, mauwde Grijsstreep terwijl hij eventjes naar Withart keek. “Braamklauw, wat vind jij”, vroeg Vuurster. “Grijsstreep heeft gelijk. Hij is klaar om krijger te worden.” Zei Braamklauw. Oef, dan is de beoordeling toch goed verlopen, dacht Withart. Vuurster verlegde zijn blik naar Schorspels. “Oké, dan rest enkel nog Regenpoot.” “Hij heeft een konijn gevangen tijdens de jacht en nog enkele kleine dieren. Zijn jacht op het konijn was uitstekend”, zei Schorspels trots. Wolkstaart voegde nog toe: “Inderdaad, Regenpoot vecht ook uitstekend. Als ik een vijandige krijgskat was, had ik het flink te verduren gehad.” “Dan rest er mij nu nog een van de mooiste taken van een leider zijn”, vermelde Vuurster.
Withart ging wat rechter zitten om volop te kunnen genieten van het moment. “Ik, Vuurster, leider van de DonderClan, doe een beroep op mijn krijgervoorvaderen om op deze drie leerlingen neer te kijken. Ze hebben hard getraind om de werking van uw nobele krijgscode te begrijpen, en ik beveel hen nu op hun beurt aan als krijgers. Haverpoot, Langpoot en Regenpoot zweren jullie dat je de krijgscode in ere zult houden en je Clan zult beschermen en verdedigen, zelfs met gevaar voor eigen leven”, mauwde Vuurster luid. Regenpoot, Haverpoot en Langpoot zeiden in koor: “Dat zweer ik.” “Dan geef ik jullie nu uit naam van de SterrenClan jullie krijgsnaam. Haverpoot, van nu af aan zal jij bekend staan als Haverblad. De SterrenClan eert je temperament en je betrouwbaarheid, en wij heten je welkom als volwaardig krijger van de DonderClan. Langpoot, van nu af aan zal jij bekend staan als Langsnor. De SterrenClan eert je kracht en je kalmte, en wij heten je welkom als volwaardig krijger van de DonderClan. Regenpoot, van nu af aan zal jij bekend staan als Regenvacht. Je hebt het karakter van een moedige krijger die ik vele manen geleden gekend heb, daarom vernoem ik je naar hem. De sterrenclan eert je moed en je geduld en wij heten je welkom als volwaardig krijger van de DonderClan." Vreemd, ik ken geen Regenvacht uit de verhalen van de oudste, dacht Withart. De nieuwe krijgersnamen klonken door heel het kamp. Withart voelde een wervelwind van emoties in zich en keek naar haar jongen die trots stonden te blinken. Muissnor wreef zich dicht tegen Withart aan en fluisterde: “Onze jongen zijn al krijgers. De tijd gaat veel te snel.” “Inderdaad en het duurt niet meer lang of deze hier zijn ook leerlingen.” Fluisterde Withart terwijl ze naar de spelende Cederkit en Snelkit keek.

Hoofdstuk 17: Een nieuwe dag[]

Geen spoilers aanwezig

Een overzicht van de Clans, vind je hier
Withart
Met een krop in haar keel stond Withart op. Na bijna 12 manen in de kraamkamer zou ze terugkeren naar het krijgershol. Haar jonkies werden eindelijk leerling, wat duidelijk tijd werd. Withart had een paar dagen geleden haar jongen betrapt terwijl die het kamp probeerde uit te sluipen. Withart zelf kwam toen juist terug van haar training. Ze had sinds haar jongen vier manen waren, was ze weer gevechtstrainingen beginnen te volgen. Ze zag duidelijk dat ze haar trucjes nog niet verleerd was maar dat ze wel snel stijve poten had. “Wakker worden”, fluisterde ze tegen haar jongen. “Wat is er”, vroeg Cederkit terwijl hij een geeuw slaakte. “Wij worden leerlingen vandaag he!” Riep Snelkit enthousiast en hij begon op en neer te springen. Ik hoop zo hard dat Snelkit mentor hem de baas kan want dat is echt wel nodig bij hem, dacht Withart in stilte terwijl ze naar haar zonen keek. “Ow, ja dat was ik even vergeten”, bekende Cederkit terwijl hij een geeuw onderdrukte. “Ze zouden je beter Vergeetpoot noemen in plaats van Cederpoot”, plaagde Snelkit terwijl hij gewassen werd door Withart, “of beter nog Geeuwpoot!” “Nee dat gaat niet”, mauwde Cederkit met een ongeruste blik naar Withart. “Natuurlijk niet”, stelde Withart haar zoon gerust. “Maar Muisbont heeft verteld”, begon Snelkit maar hij werd al snel het zwijgen opgelegd door Withart, die hem kwaad aankeek. Toen Withart ook Cederkit gewassen had, ging ze met hen naar buiten waar Muissnor al zat te wachten. “Jullie gedragen je rustig en ernstig zo meteen”, zei Muissnor streng nadat hij zijn jongen en Withart uitbundig begroet had.
“Laat alle katten die oud genoeg zijn om hun prooi te vangen, zich verzamelen aan de Hoge Richel”, riep Vuurster. Terwijl de katten zich verzamelde, keek Withart nog eens naar haar jonkies. Wat worden ze groot! Een maan geleden werd haar eerste nest krijgers en nu word haar jongste nest leerling, dacht Withart trots en een beetje weemoedig. Ze trippelde samen met haar gezin naar de andere Clanleden die op de open plek zaten te wachten. Withart zette zich naast Muissnor neer en ze zag haar andere jongen een beetje verder trots toekijken hoe hun jongere broers leerling werden. Ze nestelde zich nog wat dichter tegen Muissnor aan en samen keken ze naar de ceremonie van hun jongen. “Snelkit. Van deze dag af tot jij je krijgersnaam krijgt, zul jij bekend staan als Snelpoot. Kwiklicht, jij hebt getoond dat je een vastberaden krijger bent. Ik vertrouw erop dat je alles wat je hebt geleerd over zult brengen aan Snelpoot en hem zult helpen een krijger te worden waar de Clan trots op kan zijn”, begon Vuurster. Energiek zoals Snelkit is, liep hij naar zijn mentor toe om elkaars neus aan te raken. Oh, Dank SterrenClan. Dat Vuurster Kwiklicht gekozen heeft als mentor. Zij kan Snelpoot karakter wel aan, bedacht Withart. Daarna voegden de twee zich bij de rest van de Clan om te kijken naar Cederkits ceremonie. “Cederkit. Van deze dag af tot jij je krijgersnaam krijgt, zal jij bekend staan als Cederpoot. Sparnaald, het is hoog tijd dat je een leerling krijgt. Jij wordt de mentor van Cederpoot. Sparnaald, de hele Clan is bekend met je moed en loyaliteit. Doe je best om deze kwaliteiten aan Cederpoot over te brengen”, mauwde Vuurster plechtig. Withart zag hoe haar zoon met een bang hartje stapte naar zijn mentor. Gelukkig angst verdween voor de zon toen Sparnaald in zijn oor fluisterde: “Je hoeft niet bang te zijn. Je doet dit prima!” Toen de ceremonie gedaan was en Withart haar jongen had gefeliciteerd, mocht ze direct op patrouille langs de Windclan. Withart sloot zich aan bij de patrouille, die bestond uit Zandstorm, Lichthart en Leeuwvlam met zijn leerling Duifpoot. Eindelijk terug krijger

Hoofdstuk 18: De bergen[]

Lichte spoilers aanwezig voor Spoor van de Maan

Een overzicht van de Clans, vind je hier.
Withart
Withart genoot weer met volle teugen van haar krijgersschap. Ze kon weer jagen zonder zich zorgen te moeten maken over haar jongen die in de kraamkamer lagen. Al was ze nog steeds bezorgd over haar jongen. Haverblad, Regenvacht en Langsnor begonnen hun weg te vinden in het krijgersschap. Over Cederpoot maakte ze weinig zorgen. Cederpoot was niet meer het naïeve, angstige kitten maar was uitgegroeid tot een rustige, vriendelijke kater met een goed gevoel voor humor. Het was voornamelijk Snelpoot over wie Withart zich zorgen maakte. Hij was vaak brutaal en kon het Kwiklicht soms moeilijk maken. Hij mag dan misschien mijn vechtkunsten hebben geërfd, maar dat maakt het nog niet zeker dat hij zal slagen voor zijn eindbeoordeling, dacht Withart in stilte, Ik zal eens met Kwiklicht moeten praten wat zij er van vindt. Na haar jachtpartij trok Withart naar haar zoons mentor. "Kwiklicht, zou ik even met je kunnen spreken", vroeg Withart aan de donkerrode poes. "Natuurlijk. Zeg maar wat je te zeggen hebt", antwoordde Kwiklicht. Withart was wat verbaasd dat ze zo snel met Kwiklicht kon praten, want Kwiklicht was een gerenommeerde krijger ondanks de recente gebeurtenissen. "Ik zou het graag over Snelpoot hebben. Ik weet dat jij zijn mentor bent en ik me eigenlijk niet mag bemoeien," zei Withart, "Maar ik maak me zorgen over hem en zijn beoordeling." "Ik snap wat je bedoelt, soms krijg ik geen vat op hem. De ene moment is Snelpoot de beste leerling die je hebben kan," bekende Kwiklicht eerlijk, "De andere kan je er geen haarbal mee doen." Withart, opgelucht dat Kwiklicht haar begreep, knikte: "Ja, soms denk ik dat Snelpoot zich niet thuis voelt hier. Alsof hij geen blijf weet met zichzelf." Kwiklicht zuchtte: "Dat denk ik dus ook, volgens mij kan hij ergens een les in gebruiken die de andere leerlingen niet krijgen." Kwiklicht begon te peinzen en de twee poezen zaten even in stilte na te denken. "Ik weet het niet", mauwde Kwiklicht uiteindelijk. "Als ik het wist, zou ik je het vertellen. Maar het frustreert mij enorm", vertelde Withart voor ze vertrok. "Wacht, Withart", riep Kwiklicht haar achterna. Withart stopte even totdat Kwiklicht haar had ingehaald. "Je zei dat je je ook zorgen maken over Snelpoots beoordeling. Wees gerust, hij zal slagen al moet ik dag en nacht met hem bezig zijn", verzekerde Kwiklicht. "Bedankt Kwiklicht", mauwde Withart dankbaar.
"Laat alle katten die oud genoeg zijn om hun prooi te vangen, zich verzamelen onder de Hoge Richel", schreeuwde Vuurster. "Wat zou er aan de hand zijn", vroeg Withart aan Muissnor. Haar partner haalde zijn schouders op: "Geen idee. Kom, laten we gaan." De twee liepen de open plek en zetten zich naast Wolkstaart en Lichthart. "Gaaiveder kreeg een oproep om naar de bergen te gaan. Daarom zal hij morgenochtend vertrekken met een patrouille", mauwde Vuurster luid. Opgewonden geroezemoes steeg op vanuit de groep katten. "Ik ben benieuwd wie hij gaat kiezen", fluisterde Muissnor. "Ik ook. Ik ben pas na de Grote Reis geboren, maar het zou wel de moeite moeten zijn", fluisterde Withart terug. Ondertussen had Vuurster terug het woord genomen: "De katten die mee gaan zijn: Gaaiveder, Duifvleugel, Vossprong," De roodbruine kater maakte een sprongetje van blijdschap, "en Kwiklicht. Wat betekent dat Snelpoot een tijdelijke mentor nodig heeft." "Wacht? Maar dan komt mijn eindbeoordeling in gedrang. Ik kan binnen anderhalve maan krijger worden", protesteerde Snelpoot luid. Nee, zwijg toch, bedacht Withart. Ondertussen mauwde Muissnor: "Ik heb op het moment geen leerling en wil graag Snelpoots training overnemen." Maar Kwiklicht kwam er tussen en gaf Withart een alleszeggende blik: "Bedankt Muissnor. Maar Snelpoot gaat mee naar de bergen. Volgens mij is dit een goede ervaring, die kan bijdragen aan zijn eindbeoordeling." Snelpoot keek verbaasd naar zijn mentor, maar Vuurster was hem voor: "Als je denkt dat dit een nuttige ervaring is, dan gaat Snelpoot mee naar de bergen." "En mijn training dan", vroeg Snelpoot. "We zullen in de bergen tijd genoeg hebben voor training. En stop met moeilijk doen anders zorg ik persoonlijk voor dat jij de volgende twee manen de teken van de oudsten moet verwijderen", mauwde Kwiklicht kort. Snelpoot knikte vurig dat hij het begrepen had. Withart liep snel naar haar zoon toe. "Wees voorzichtig in de bergen." Snelpoot begon met zijn ogen te rollen. "Nee, ik meen het. En je zou iets moeten doen voor mij", vervolgde Withart. Snelpoot ging iets rechter zitten. "Bij de Stam woont er een Stormvacht. Zou je hem de groeten van mij willen doen", vroeg Withart. "Jazeker. Maar nu moet ik gaan slapen", zei Snelpoot zo blij als een vogel. Withart keek haar zoon na: Zou die reis Snelpoot helpen om zichzelf te vinden?
Na anderhalve maan piekeren over hoe dat het met Snelpoot ging, waren de katten eindelijk teruggekeerd van hun missie. Vlak na hun thuiskomst had Withart een gesprek met Kwiklicht en beide poezen waren akkoord. Snelpoot was veranderd én dat op een positieve manier. Hij was nog altijd zijn energieke zelf, maar hij was volwassener geworden. Hij droeg een soort kalmte mee die hij daarvoor niet had. Hij weet eindelijk blijf met zichzelf, dacht Withart tevreden toen ze Snelpoot een schijngevecht zag houden met Cederpoot.

Hoofdstuk 19: Oude tijden[]

Geen spoilers aanwezig

Een overzicht van de Clans, vind je hier
Withart
Vandaag was het weeral een belangrijke dag voor Withart en Muissnor. Hun tweede nest, Cederpoot en Snelpoot hadden vandaag hun eindbeoordeling behaald. Ze werden krijgers. Withart dacht met een vleugje nostalgie terug aan hun tijd met hen in de kraamkamer. De twee katers waren namelijk 7 manen na hun oudere broers en zus geboren en Withart had uiteindelijk 12 manen in de kraamkamer doorgebracht en nu lag ze er terug in de kraamkamer, hoogzwanger van haar laatste nest jongen. Withart had meegeluisterd naar de beoordelingen en die waren allemaal heel positief. “Laat alle katten die oud genoeg zijn om hun eigen prooi te vangen, samenkomen voor een Clanbijeenkomst”, schreeuwde Vuurster vanaf de hoge richel. Withart worstelde zich recht en waggelde naar de open plek waar Muissnor stond te praten met Hazelstaart.
Ik zal blij zijn als de jongen er zijn, dacht Withart toen ze zich naast Muissnor nestelde. Al snorrend wreef hij zijn neus tegen Witharts wang en mauwde snel: “Ik ben zo trots op onze jongen en op jou. Ik kan niet wachten tot deze er zijn”, en hij legde zijn staart beschermend om Witharts buik heen. “Dankje, ik kan ook niet wachten tot ze geboren zijn”, zei Withart liefdevol. Ondertussen kwamen hun jongen aangetrippeld met hun mentors. De mentors gingen een klein beetje verder zitten van de leerlingen en toen gebaarde Vuurster om stilte. “Ik, Vuurster, leider van de DonderClan, doe een beroep op mijn krijgervoorvaderen om op deze leerlingen neer te kijken. Ze hebben hard getraind om de werking van uw nobele krijgscode te begrijpen, en ik beveel hen nu op hun beurt aan als krijgers. Snelpoot en Cederpoot, zweren jullie dat je de krijgscode in ere zult houden en je Clan zult beschermen en verdedigen, zelfs met gevaar voor eigen leven." De leerlingen zeiden samen in koor: “Dat zweer ik.” Vuurster vervolgde:” Dan geef ik jullie nu uit naam van de SterrenClan jullie krijgersnaam: Snelpoot, van nu af aan zal jij bekend staan als Snelloper. De SterrenClan eert je energie en je leergierigheid en wij heten je welkom als volwaardig krijger van de DonderClan.” Nadat Snelloper de ceremoniële groet bij Vuurster had gedaan, nam de leider terug het woord: “Cederpoot, van nu af aan zal jij bekend staan als Cederpels. De SterrenClan eert je vriendelijkheid en je humor, die van pas zal komen in deze donkere dagen, en wij heten je welkom als volwaardig krijger van de DonderClan.” Nadat ook Cederpels de schouder van Vuurster had gelikt, barste er een groot miauw uit: “Snelloper! Cederpels !”. Het hardst van al was het eerste nest van Withart en Muissnor aan het schreeuwen.
Withart wreef van blijdschap zich tegen Muissnor, die luid begon te snorren. “Hmm, nog even en we staan hier terug. Kom laten we hen gaan feliciteren.” Cederpels en Snelloper stonden samen met Witharts oudere jongen. “Eindelijk geen teken meer”, mauwde Snelloper opgelucht. “Is dat het eerste wat je zegt als krijger”, lachte Cederpels. “Ja, nooit meer teken verwijderen of anderen hun nesten proper maken”, zei Snelloper. De rest moest lachen. “Tot je een partner hebt en zij jouw jongen verwacht”, grinnikte Muissnor terwijl hij naar Withart keek. Withart gaf haar partner een speels duwtje. “Misschien ja” mompelde Snelloper bijna niet verstaanbaar. Withart genoot van het moment. Een laatste moment onder hun zeven, vooraleer ze terug in de kraamkamer zou liggen zorgen voor hun nieuwste jongen.

Hoofdstuk 20: De derde keer[]

Spoiler voor de vermiste krijger

Een overzicht van de Clans, vind je Hier
Muissnor
Anderhalve maan voor hoofdstuk 19
Muissnor en Withart genoten van hun tijd als krijger te samen, ze hadden snel achter elkaar 2 nestjes gekregen. Hun eerste nest waren ondertussen zelf krijgers en hun tweede nest waren de oudste leerlingen. Muissnor was juist teruggekeerd van een patrouille en lag op de open plek te wachten op Withart. Niet veel later kwam zijn partner eraan: “Muissnor, gaan we eventjes samen op jacht?” “Is goed voor mij”, Muissnor stond recht en trippelde het kamp uit achter Withart aan. Nadat ze elks wat voor de Clan hadden gevangen, had Muissnor een dikke duif gevangen. “Wat denk je ervan om deze te delen”, mauwde hij. “Die gaat me zeker smaken”, snorde Withart. Ze namen elks enkele grote happen vooraleer Withart begon te spreken: “Ik moet je iets vertellen.” “Wat is er”, vroeg Muissnor bezorgd. “Ik ben terug zwanger”, mauwde Withart blij “Wat? Dat is fantastisch nieuws”, riep Muissnor uit. Hij kon haast janken van geluk. Ik word terug vader! “We krijgen terug jongen! Jij bent zo een goede moeder. Ik ben zo trots op jou”, snorde Muissnor terwijl hij Withart begon te knuffelen. “Vergeet ook niet dat jij de beste vader bent die onze jongen zich ooit hadden kunnen wensen”, fluisterde Withart. “Voor wanneer zijn ze”, zei Muissnor nieuwsgierig. “Voor begin groenblad volgens Gaaiveder”, vertelde Withart. Muissnor slaakte een kreet van verrukking en palmde zijn neus tegen Witharts wang.
Withart
De rest van de zwangerschap verliep net zoals haar andere zwangerschappen vlekkeloos. Het enige verschil was dat Withart nu samen met haar moeder in de kraamkamer lag. Vosstaart was namelijk 2 manen eerder bevallen van Withart zusjes Kiemkit en Leliekit. De moederkatten lagen samen voor de kraamkamer te zonnen terwijl Kiemkit en Leliekit buiten aan het spelen waren. “Ben je niet al te moe”, vroeg Vosstaart bezorgd, “ik weet dat je zusjes best vermoeiend zijn.” “Neen hoor, maar ik zal wel blij zijn dat mijn jongen geboren worden. Volgens mij krijg ik er 5, ik ben zo rond als een das”, antwoordde Withart. “Ik was ook zo rond toen ik van jou en je nestgenootjes zwanger was. Dat is normaal”, mauwde Vosstaart troostend. Muissnor kwam ondertussen aangetrippeld met een eekhoorn in zijn mond. “Ik denk dat ik jullie eventjes alleen laat. De jongen moeten toch naar binnen”, zei Vosstaart met een knipoog. “Ik heb wat voor jou gevangen”, mauwde Muissnor. “Dankjewel, ik verga van de honger”, bedankte Withart hem en ze nam een grote hap. “Ik heb tegenwoordig precies altijd honger”, mauwde ze nadat ze haar hap eekhoorn had ingeslikt. “Dat zal wel zijn, onze jongen moeten ook gevoed worden”, lachte Muissnor. Ineens voelde Withart krampen, die ze maar al te goed kende. Ze kromp ineen van de pijn. Oh nee, het is begonnen. “Wat is er Withart”, vroeg Muissnor paniekerig. “De jongen komen er aan! Ga Gaaiveder halen”, zei Withart kalm. Ze stond op en probeerde zo snel mogelijk in haar nest te geraken maar Muissnor kwam al er terug aan voordat ze in de kraamkamer was. “Kom steun op mij”, zei hij liefkozend. Samen geraakten ze in de kraamkamer en Muissnor hielp Withart in haar nest te leggen. Vosstaart trok direct haar jongen dichter bij haar toen ze Muissnor en Withart zag binnenkomen. Ondertussen arriveerde Gaaiveder ook in de kraamkamer. “Oké Withart, jij weet ondertussen al wat er allemaal gaat gebeuren dat moet ik je niet meer uitleggen”, zei de medicijnkat. Muissnor zat ondertussen Withart haar nest kaal te plukken. “Ik ben zenuwachtiger dan de vorige keer”, mauwde hij. “Jij hoeft niet zenuwachtig te zijn”, Withart pufte een wee weg.
De uren gingen voorbij en de avond werd ingezet. “Komaan Withart, je kan het”, bemoedigde Muissnor. “Pff, dit is de laatste keer dat ik ooit zal bevallen”, snauwde Withart. Geamuseerd gesnor steeg op uit Muissnor: “Dat zeg je elke keer.” “Maar deze keer meen...”, Withart kon de zin niet afmaken want ze kreeg zo een heftige wee dat ze het uitschreeuwde. Gaaiveder zei direct: “De jongen komen er nu aan,” hij voelde aan Witharts buik, “Je krijgt er vier dus het zal nog even duren.” “Ik zei het toch”, zei Withart nog tegen Muissnor en Vosstaart vooraleer ze begon te persen. Er kwam na 1 pers al een nat bundeltje uit. “Een poesje”, zei Gaaiveder en hij gaf het aan Varenwolk om ze warm te maken. “Goed Withart, je bent goed bezig”, zei Muissnor troostend. Na nog enkele persweeën werd een tweede jong geboren, een katertje deze keer. Madelief begon het direct warm te likken. “De volgende mag jij warm likken, Muissnor”, vertelde Gaaiveder. “Ik”, mauwde Muissnor verrast. “Jij bent toch Muissnor of niet? Lik gewoon tegen de haarrichting in”, informeerde Gaaiveder koeltjes. Ondertussen was het derde jong geboren. “Het is poesje”, mauwde Withart liefdevol. Na nog een laatste perswee, kwam het laatste bundeltje eruit gegleden. “Nog een katertje”, zei Gaaiveder. Withart begon vermoeid het jong te likken. “Ik ben zo trots op jou”, murmelde Muissnor tegen Withart met tranen in zijn ogen. Withart gaf hem een snelle lik terwijl ze een van haar jongen dichter tegen haar buik legde. Toen de zon begon onder te gaan, zei Withart: “Hoe gaan we onze jongen noemen?” “Ik denk dat ik wel al een naam weet voor een van onze jongen,” mauwde haar partner liefdevol, “Wat denk je van Dennenkit voor het strokleurig katertje? Ik heb dat altijd een mooie naam gevonden.” “Een mooie naam voor hem. Voor ons grijs poesje, denk ik aan Donskit. Ze heeft zo een donzige vacht”, fluisterde Withart. “Daar heb je gelijk in,” snorde Muissnor, “Wat denk je van Windkit voor het andere poesje en van Kiezelkit voor ons ander katertje? Zijn grijze vlekken lijken wel op kiezelsteentjes.” “Welkom in de wereld Donskit, Dennenkit, Windkit en Kiezelkit” mauwde Withart met een warme stem tegen haar kleintjes.

Hoofdstuk 21:Vermist[]

Geen spoilers aanwezig

Een overzicht van de Clan, vind je hier
Withart
Het derde nest kittens vereiste nog meer aandacht van Withart dan de vorige twee, De kittens werden elke dag actiever en nieuwsgieriger. Muissnor en Withart moesten hen constant in het oog houden. Withart was even naar de vuilplaats terwijl haar jongen aan het spelen waren. Toen ze terug kwam, zag ze hen nergens. “Kiezelkit? Windkit? Dennenkit? Donskit”, riep Withart een beetje paniekerig. Misschien zijn ze bij Snorre. Maar ook daar waren de kittens niet, net zoals ze niet in het leerlingenhol of in de kraamkamer waren. Paniek kolkte binnenin Withart, het verlamde haar steeds meer en meer. Tot ze niet anders kon dan het uitbrullen: “Mijn jongen zijn weg!” Direct bewoog heel de Clan, Vuurster spurtte naar Withart en vroeg: “Waar heb je ze het laatst gezien?” “Ze waren voor de kraamkamer aan het spelen. Ik zei tegen hen dat ik even naar de vuilplaats ging,” jammerde Withart, “en toen ik terug kwam, waren ze verdwenen. Het is mijn schuld, ik had hen in de kraamkamer moeten leggen.” Muissnor, die terugkeerde van zijn patrouille, zag de jammerende Withart liggen en kwam aangestormd. “Wat is er gebeurd”, vroeg hij ongerust. “Onze jongen zijn verdwenen! Oh sorry, Muissnor! Het is mijn schuld”, snikte Withart. “Jij kan er niets aandoen. Ik zal de kittens terugvinden. Ver kunnen ze nog niet zijn”, troostte Muissnor zijn partner. “Regenvacht, Langsnor en Lichthart! Jullie zoeken richting de oude eik”, commandeerde Vuurster, “Wolkstaart, Haverblad, Spinloper. Jullie gaan naar de SchaduwClangrens en gaan zo naar de WindClangrens.” Withart zag de katten vertrekken terwijl Vuurster bleef bevelen. “Doornklauw en Cederpels. Jullie gaan naar de RivierClangrens en lopen het oude donderpad af. Zandstorm, Paddestap en Roosrijp. Jullie lopen naar de verlaten tweebeenplaats.” Ook deze zoekpatrouilles maakten aanstalten om te vertrekken. “Snelloper, jij controleert rond het kamp samen met Leeuwvlam”, voegde de DonderClanleider er nog aan toe. “Ik wil ook mijn jongen zoeken”, protesteerde Muissnor. “Oké, jij zoekt samen met Cederpels en Doornklauw”, vertelde Vuurster. Muissnor stoof weg zijn patrouille achterna. “We vinden ze wel”, miauwde haar partner nog snel.
Varenwolk en Madelief nestelde zich naast Withart in het midden van het kampterrein en begonnen haar te kalmeren. Withart besefte niet goed wat er rond haar aan het gebeuren was. Haar gedachten werden beheerst door de ergste scenario’s. “Het komt allemaal wel goed”, suste Madelief. “Wat als ze opgegeten worden door een vos, of als ze een das tegenkomen”, panikeerde Withart. “Maar nee, zo mag je niet denken”, mauwde Varenwolk. Maar Withart was er nog altijd niet gerust in. Ik had hen niet alleen mogen laten. Ze zullen sterven van de koude. Even later hoorde Withart Snelloper en Leeuwvlam terug komen met een zacht gepiep. Snelloper had zijn broertje Kiezelkit vast. “Kiezelkit”, riep Withart en ze snelde naar hem toe. Snelloper zette zijn broertje op de grond, terwijl Leeuwvlam vertelde: “We vonden hem aan het ravijn, hij zat verscholen onder een braamstruik.” Withart begon zijn vachtje te wassen met kwade en ruwe likken. “Waarom gingen jullie weg”, vroeg ze streng. “Weet ik niet. Ineens waren de andere verdwenen. Ik begon hun geurspoor te volgen, maar toen stopte die en toen wist ik de weg terug niet meer”, piepte Kiezelkit. “Dat was heel dom van je. Je had hier moeten blijven. Maar ik ben blij dat je terecht bent”, mauwde Withart. Ze nam hem mee naar het midden van het kamp en legde Kiezelkit aan haar buik. Kiezelkit is gelukkig al terecht. Terwijl Kiezelkit zich dichter tegen Withart nestelde, ontstond er beweging aan de ingang. Twee patrouilles kwamen terug van de zoektocht. “We hebben heel de grens afgespeurd en het bos, maar we vonden ze niet”, vertelde Wolkstaart. “Wij hebben ze ook niet gevonden”, vervolgde Doornklauw. Muissnor zat triest ineengedoken achter Doornklauw, maar toen zag hij een bundeltje tegen Witharts buik liggen. “Kiezelkit”, schreeuwde hij blij en hij racete naar hen toe. “Stilletjes, hij ligt te slapen”, fluisterde Withart liefkozend. “De rest zullen de anderen nog vinden, maar we moeten blij zijn dat Kiezelkit al terug is”, mauwde Muissnor. Hij gaf Withart een lik tussen haar oren en ging naast haar zitten, met een wakend oog op Kiezelkit gericht.
Niet veel later was er terug beweging. Regenvacht, Langsnor en Lichthart kwamen het kamp binnen. Regenvacht en Langsnor hadden elks een bundeltje vacht vast, het waren Dennenkit en Windkit. De twee katers legden hun broer en zus op de grond bij hun ouders. “We vonden hen niet zo ver van de eik”, meldde Langsnor. “Waarom waren jullie daar”, vroeg Muissnor op strenge toon. “We wilden samen met Donskit op jacht voor de Clan. Donskit zei dat ze aan de andere kant ging jagen en terug ging komen naar die grote boom”, mauwde Windkit. “Maar we kregen het koud en gingen terug naar het kamp en toen vonden onze broers en Lichthart ons”, vervolgde Dennenkit. “Doe dit nooit meer, we waren doodongerust”, zei Withart. Nadat Gaaiveder hen had gecontroleerd, spoorde Withart haar kittens aan om naar de kraamkamer te gaan, terwijl Muissnor de slapende Kiezelkit vasthad. “Jullie gaan nu slapen. Het was een lange dag”, fluisterde Withart. “Maar waar is Donskit”, vroeg Windkit. “Wij dachten dat ze al hier was”, zei Dennenkit. “Ze is niet ver weg hoor. Zandstorm is haar gaan halen samen met Paddestap en Roosrijp”, mauwde Muissnor vol liefde voor zijn kittens. Toen de nacht begon te vallen, was er nog altijd geen spoor van Donskit. “Vuurster heeft nog enkele patrouilles het bos ingestuurd”, informeerde Muissnor Withart. Er ontstond tumult in het kamp. Hebben ze haar gevonden, vroeg Withart af. “We hebben Donskit gevonden”, riep Zandstorm. Haar ouders stormden de kraamkamer uit, Withart nam Donskit over van Paddestap en schudde haar boos heen en weer. Daarna zette Withart Donskit terug op de grond en begon haar ruw te likken. “Doe dit nooit meer”, mauwde Muissnor. “Maar ik wilde alleen maar helpen”, piepte Donskit. “Jouw tijd om te helpen komt nog wel” mauwde Muissnor met een lichtelijk vrolijk gesnor. Hij pakte Donskit op en bracht ze samen met Withart naar haar nest. “Dit wil ik nooit meemaken,” fluisterde Withart, “ik dacht dat ik ze voorgoed kwijt was.” “Ze hebben hun lesje wel geleerd. Morgen gaan ze zich nog verontschuldigen bij Vuurster en dan is het voorbij”, antwoorde Muissnor en gaf Withart nog een snelle lik.

Hoofdstuk 22: Het gevecht[]

Grote spoilers voor een De laatste hoop!

Een overzicht van de Clans, vind je hier
Withart
“Er komt een strijd aan”, grauwde Vuurster terwijl Withart voor de kraamkamer lag te kijken naar haar spelende jongen. Verbaasd zoals de rest van haar Clan keek ze naar haar leider. Waarover heeft hij het? We hebben toch geen ruzie met andere Clans? Withart zag hoe de leider op de Hogerichel sprong. “Laat alle katten die oud genoeg zijn om hun eigen prooi te vangen zich verzamelen om mijn woorden te hoorden.” Iedereen stroomde de open plek op, Witharts kitten liepen ook naar de verzamelde katten. “Jullie terug naar de kraamkamer! Ga daar in ons nest zitten, en, oh wee, als jullie naar buiten komen”, mauwde Withart streng. Haar jongen strompelde teleurgesteld naar de kraamkamer, waaruit Wolkstaart en Lichthart kwamen. Ze bleef eventjes staan om te zien dat haar jongen effectief in het nest lagen, daarna zette ze zich naast Vosstaart. Withart zag dat Muissnor aan de rand van het kamp bleef zitten met Doornklauw en Bloesemval. Ze luisterde vol afschuw naar het verhaal van Vuurster. “Onmogelijk”, hoorde Withart Wolkstaart grauwen. Ze concentreerde zich op het plan van Vuurster, die alles nog uit de doeken aan het doen was. “Hoe kan ik mijn kleintjes beschermen”, jammerde Lichthart. Wolkstaart drukte zich tegen Lichthart aan: “Ik zal nooit toestaan dat iets hun overkomt.” De andere moederkatten, waaronder Withart, mauwden toestemmend. Ondertussen kwamen de Clankatten nog meer te weten over het Duistere Woud. “Dat is nu allemaal wel goed en wel. Maar hoe gaan we nu onze jongen beschermen”, vroeg Withart, nadat Vuurster gestopt was met spreken. “We zouden ze wat vechttechnieken kunnen bijleren,” stelde Vosstaart voor. “Ja, dat vind ik geen slecht idee”, knikte Withart. Ze hoorde hoe haar moeder haar eigen kittentijd luidop herinnerde: “Ik weet nog goed dat voor de strijd tegen de BloedClan, mijn broers en ik ook basistraining kregen.” “Dat is een goed idee, Vosstaart,” zei Braamklauw, “Leeuwvlam ging Varenwolk en Madelief ook gevechtstechnieken leren, misschien kan hij ook de kits helpen.” Braamklauw keek Leeuwvlam vragend aan. “Met wat hulp, zal dat wel lukken. Withart, jij bent een uitstekende vechter. Zelfs met je drie zwangerschappen, is het voor een ervaren krijger moeilijk om je te verslaan”, mauwde de goudbruine krijger. Withart voelde zich vereerd door het compliment. “Neem de kittens mee naar de open plek en leer hen even wat technieken. Lichthart haar jongen zijn te jong, maar die van jou en Vosstaart kunnen wel opgeleid worden”, vervolgde Leeuwvlam.
Withart wenkte de kits uit de kraamkamer, waarna ze hen enkele basistechnieken leerde. “Ik zou bang zijn van jullie”, mauwde Withart gespeeld vrolijk. “Maar als de strijd er is, blijven jullie verstopt”, bracht ze de kittens bij, “Enkel wanneer iemand van ons het zegt, mag je mee aanvallen. Dat zal waarschijnlijk niet gebeuren.” Daarna bracht Withart Leliekit en Kiemkit terug naar de kraamkamer, om dan haar eigen jongen te verbergen in het oudstenhol, samen met Snorre. “Jullie blijven stil en maken geen geluid. Ook al is het eng. Kom enkel uit jullie nest als ik jullie roep”, zei Withart streng. “Dat beloven we”, beloofde Windkit. “We zullen heel stil zijn”, voegde Dennenkit nog toe. Met verdriet keek Withart naar haar jongen en gaf ze hen nog een snelle lik: “Ik zie jullie graag.” Daarna trippelde Withart naar buiten, ze had nog niets tegen haar andere jongen gezegd. Ze zag dat Regenvacht iets fluisterde tegen de anderen. “Ik wil nog even voordat de strijd begint zeggen dat ik trots ben op jullie allemaal en ik zo veel van jullie hou”, zei Withart geëmotioneerd. “Dat weten we, Withart”, antwoordde Cederpels. Langsnor drukte zich nog tegen Withart aan. “Vosstaart, Doornklauw, Regenvacht en Spinloper zouden naar de Schaduwclan kunnen gaan”, hoorde ze de stem van Braamklauw zeggen. Regenvacht voegde zich bij de rest van zijn patrouille. Withart legde nog snel haar staart tegen zijn schouder toen hij voorbij haar liep. “Witvleugel, Haverblad, Besneus en Hazelstaart naar de Windclan.” Opnieuw nam Withart afscheid van één van haar jongen. “Voor de Rivierclan kunnen Vossprong, Paddestap, Rozenblad en Cederpels gaan”, besloot Braamklauw. Withart wende zich tot Cederpels, ze gaf hem een knuffel. “Wees voorzichtig, we zijn trots op jou.” Cederpels keek haar dankbaar aan. Nu moet ik vechten met de gedachte dat ik drie jongen niet kan beschermen. Ineens hoorde Withart Muissnors naam vallen in de krijgers die ze moesten gaan zoeken. Hij heeft toch niet..., maar haar gedachten werden verstoord door Grijsstreep. “Gaan we nog eens samen wat gevechtstechnieken doornemen? Net zoals vroeger.” Blij dat haar vroegere mentor haar uit haar gedachten haalde. Viel Withart Grijsstreep aan, zonder enige twijfel. Verstomd van verrassing, verloor Grijsstreep zijn evenwicht. “Verrassing is het beste geheim van de aanval. Een van de eerste lessen die je me geleerd hebt”, grijnsde Withart terwijl ze van Grijsstreep afsprong. Grijsstreep snorde vrolijk: “Je bent nog niets veranderd.” Na wat te trainen, werd hun training onderbroken door pootstappen vanuit de ingang. Het waren de SchaduwClankrijgers. “Geen slechte keuze. Eikenvacht, Sneeuwbes en Rookvoet zijn goede vechters”, merkte Grijsstreep op, Withart snorde instemmend. Ze had nog niets gegeten en nam een muis van de prooistapel. Withart dwong zichzelf om de muis op te eten. Ineens ontstond er beweging, ze zag de DonderClanpatrouilles wegspurten. Grijsstreep liep naar het oudstenhol samen met Withart. “Jullie mengen zich niet in de strijd voordat de strijd jullie vind”, mauwde haar oud-mentor tegen de oudsten. Withart voegde er nog snel toe: “Bescherm mijn jongen, alsjeblieft.” Haar jongen lagen stil te kijken naar de taferelen.
Withart moest het kamp bewaken, terwijl dat de rest buiten het kamp ging vechten. Uit het niets, ontstond de strijd. Een hele boel Duistere Woudkrijgers zwermde rond de kampingang. Withart haalde behendig uit naar een zwarte poes met ijsblauwe ogen. “Jij blijft hier mooi buiten”, grauwde Withart. “Niet voor lang”, siste de poes. Maar de poes was te laat, Withart haalde haar neus open. “Inderdaad niet lang”, mauwde Withart. De zwarte poes steigerde en ging in de aanval, maar Withart was sneller. Ze sloeg haar klauwen in de buik van de poes, die jammerend wegstoof. Terwijl ze in het kamp aan het nahijgen was, controleerde Withart haar verwondingen. Alleen maar wat schrammen. Maar dan ontstonden er terug kreten en voordat ze het wist, werd ze ondersteboven gehaald door een kat. Maar Withart vocht terug en besloot om te vechten als een zwerfkat. Withart klauwde in zijn hals en beet in een van zijn poten. De kater schreeuwde het uit. Op dat moment, duwde ze hem met al haar kracht af haar. De kater nog geschokt door de afzettingskracht, zag Withart niet springen. Withart klemde haarzelf aan hem vast en begon te krabben en te bijten. De kater geraakte toch uit haar macht en stormde ook weg. Ondertussen zag ze dat er nog meer katten doorbraken, ze ging instinctief bij de oudsten staan en lanceerde zich op een nieuwe kat. De twee begonnen te rollen over de grond. “Jij”, riep de zwarte poes. “Ben je hier terug, waren die wonden op jouw buik nog niet genoeg”, grauwde Withart. Ze sloegen hun klauwen naar elkaar uit en begonnen te worstelen met elkaar. Withart haalde de poes‘ oren open en de gitzwarte poes gaf Withart een dikke snee in haar flank. Withart schreeuwde het uit en zonder dat ze het wist, raakte ze met haar nagels een oog van de poes. De poes gilde van de pijn, en beet Withart in haar schouder. Withart sprong achteruit en begon rond de zwarte kat te cirkelen. De poezen bleven cirkelen totdat de tegenstander naar Withart sprong, Withart bewerkte met al haar macht de poes. Withart kreeg de overhand en beet de kat in haar keel. Nu liet de poes haar los en strompelde die terug het bos in. Withart schudde het bloed uit haar gezicht en keek naar het slagveld. Ze zag Langsnor worstelen met een massieve kater en Snelloper werd overrompeld door 2 katers. Met kokende woede, spurtte ze naar Snelloper en trok ze een bruine kat af hem. “Neem het op tegen ervaren kat”, gromde Withart. “Oké dan”, grauwde de bruine kater. Zonder te wachten sprong de kat op Withart, ze kon zich nog maar juist op tijd draaien zodat ze haar eigen kon beschermen. Deze kater is veel te sterk voor mij! Ik moet doorzetten voor mijn kits. Met herwonnen kracht, duwde Withart hem van haar af. Er kwam een tweede kat af, die op Witharts rug sprong. Wat moet ik doen? Withart herinnerde zich een les die ze had geleerd van Grijsstreep. Ik moet doen alsof ik dood ben. Withart liet zich vallen, en bewoog niet meer. “Opgeruimd staat netjes”, mauwde een van de twee. “Inderdaad, opgeruimd staat netjes”, mauwde Withart en ze sprong terug op haar eerste aanvaller. De andere aanvaller was ondertussen in gevecht met Muntvacht. Ze begon te kronkelen met hem, maar ze hield niet op met te slaan. Ondertussen hoorde ze de wanhopige kreten die zich over het kamp verspreidden. “Witstorm”, schreeuwde Grijsstreep ineens. Opgeschrikt door Grijsstreep, keek Withart even naar hem en zag een grote witte kater staan. Door haar onoplettendheid kreeg ze een harde klap, waardoor ze een vossenlengte naar achter vloog. Maar voordat Withart zelf terug kon slaan, stond er een zwart figuur dat ze maar al te goed kende te vechten met de kater. “Molpoot”, schreeuwde Withart blij. “Dag zusje, het is tijd om dit stuk vossenstront weg te jagen”, grauwde haar broer. “Dat is het inderdaad”, snauwde Withart, samen met haar broer begon ze de kater weg te jagen. Hun slagen perfect op elkaar afgestemd. Het lijkt wel alsof Molpoot nooit gestorven was. Toen de duistere woudkrijger aan de ingang was, stoof hij al hinkend weg met een hele hoop anderen die weggejaagd werden door Schorspels en 2 katers die ze niet herkende. “Dat hebben we goed gedaan. Leeuwenhart en Jaagwind zullen wel voor hen zorgen”, snorde Molpoot tevreden. “Kom er zijn er nog enkele. Laten we hen ook wegjagen”, merkte Withart op en samen begonnen ze de andere katten aan te vallen. Ze zaten namen het elks tegen een andere kat op, waarna Molpoot de twee katten wegjoeg. Het is voorbij. Withart zag haar jongen met angstige ogen in het nest liggen. Withart haalde opgelucht adem. “Jij hangt vol bloed”, zei Kiezelkit. “Dat is niet erg, blijf nog maar even waar je bent. Ik kom zo meteen terug”, mompelde Withart toen ze zag dat Vuurster en Tijgerster aan het vechten waren. Gejammer klonk door heel de Clan, toen bleek dat Vuurster gesneuveld was. Withart zag hoe de geesten vertrokken naar de SterrenClan, ook hoe haar broer en zus zich terug bij hun SterrenClangenoten voegde. “Vaarwel”, mompelde ze. Tot ik mezelf bij de SterrenClan voeg, voegde Withart in stilte toe. De strijd was gestreden.

Hoofdstuk 23:Het vervolg[]

Spoiler voor De laatste hoop.

Een overzicht van de Clans, vind je hier
Withart
Withart was blij dat haar kits niets van de strijd hadden gemerkt. De vier zaten vrolijk voor haar poten te spelen. Ze scande het kamp en zag Snelloper op de grond liggen na te hijgen van zijn laatste gevecht. Maar voor zo ver Withart kon zien, was hij niet erg gewond en miste hij gewoon enkele plukken vacht. Ze zag Langsnor naar zijn broer hinken, waar hij zijn wonden begonnen te likken. Dat zijn er toch al twee die het overleefd hebben, dacht Withart opgelucht. Wanneer zouden de patrouilles terugkomen? Niet veel later, rook ze nog jongen van haar. De andere patrouilles kwamen terug! Withart zag hoe Haverblad geschokt liep en hoe er bloed stroomde in haar ogen. Haverblad legde zich bij haar broers neer. Toen kwam de volgende patrouille terug, Cederpels trok met zijn achterpoot en had een lelijke wond op zijn schouder en Vossprong steunde op Regenvacht, die wat schrammen had. Withart strompelde naar haar jongen, zelf trekkend met haar voorpoot. Haar kits trippelden vrolijk achter haar aan. “Jullie hebben het allemaal overleefd”, zuchtte Withart. Toen dat Regenvacht, nadat hij Vossprong naar Gaaiveder had gebracht, zich bij de rest voegde. Begon Withart haar eigen vacht te wassen, al het bloed van de andere katten moest eruit. Ik ben zo blij dat mijn jongen het overleefd hebben! Maar waar is Muissnor eigenlijk? Ondanks de geruchten over het Duistere Woud, was Withart bezorgd over haar partner, ook al wilde ze hem niet echt zien. Alsof het een bevel was, stond Muissnor ineens bij haar, zelf duidelijk de sporen van de strijd dragend. “Jullie hebben het overleefd”, mauwde Muissnor opgelucht, aarzelend voegde hij eraan toe: “Sorry, ik was zo een idiote haarbal. Ik had hen nooit mogen geloven. Ik... Withart...” “Niet nu, Muissnor”, antwoordde Withart en ze trok haar vier jongste wat dichter bij haar. Ze zag de teleurstelling in de ogen van haar partner, maar dat kon Withart op het moment weinig schelen. Ze zag dat Regenvacht ondertussen al bezig was met het bouwen van een nieuwe doornbarriëre samen met Snelloper en Spinloper. Langsnor lag op de grond met spinrag rond zijn poot, naast hem lag Cederpels versuft van papaverzaadjes. Haverblad was met Hommelstreep een praatje aan het slaan en elkaars wonden aan het likken. Withart begon Cederpels te likken, alsof hij nog een kitten was. “Withart, je bent nog niet gecontroleerd. Je moet jouw wonden ook laten verzorgend”, mauwde Langsnor ongerust. Haar zoon stond recht en ging het medicijnhol in, niet veel later kwam hij met Loofpoel naar buiten. “Ik heb niet veel tijd, maar ik zal naar jouw wonden kijken. Welke doen het meeste pijn”, vroeg de medicijnkat. “Die op mijn flank, is toch wel pijnlijk”, bekende Withart. “Je bent er goed van afgekomen. Ik doe wat goudsbloem op de wonden, maar voor de rest ben je niet al te erg gewond”, besloot Loofpoel.
Na haar verzorging, nam Withart haar kittens mee naar het oudstenhol, waar ze zich installeerde bij Lichthart om hun jongen te beschermen tegen de koude. Het duurde niet lang of de kittens lagen allemaal te slapen. “Ik ben zo blij dat jullie nog leven,” fluisterde Withart, “Ik zou me niet kunnen voorstellen, hoe ik zonder jullie moet leven” Withart keek vertederend naar haar jongen, maar er lag nog een glimp van verdriet in haar ogen. “Ik zou ook nooit zonder mijn jongen kunnen”, mauwde Lichthart. Ze gaf Withart een troostende lik. “Ik weet niet hoe je je op dit moment moet voelen. Maar ik zal je helpen met alles wat op je pad komt.” “Dankje Lichthart ”, mompelde Withart terwijl ze naar Muissnor keek, die alleen aan de rand van het kamp lag. Withart zag dat Muissnor ook keek en wende snel haar blik af. De eerste zonnestralen kwamen al snel te voorschijn. Withart knipperde met haar ogen. Haar jongen lagen nog te slapen, dus besloot Withart om even buiten een luchtje te scheppen. Ze legde zich op de natte bosgrond en staarde voor zich uit. Waarom moest Muissnor dit doen? Ik dacht dat ik mijn partner kende, maar blijkbaar niet. Toen ze terugkeerde, waren haar jongen aan het spelen met de andere kittens. Betekent dit het einde van mijn relatie? Wat moet ik toch doen, dacht Withart hopeloos

Hoofdstuk 24: Acceptatie[]

Spoilers voor De laatste hoop

Een overzicht van de Clans, vind je hier
Withart
Er waren enkele zonsopgangen gepasseerd sinds het Grote Gevecht, en Withart had nog steeds niet met Muissnor gepraat. Ze kon het gewoon niet, telkens als ze hem zag, werd haar hart in tienduizend stukken gebroken. Withart had ook haar jongen tegen gehouden om met Muissnor te gaan spelen, omdat ze daar nog meer verdriet van kreeg. “Ik kan me niet voorstellen hoe je je moet voelen. Maar je moet zien dat je kits er niet onder lijden”, mauwde Lichthart. “Ik weet het, maar het is gewoon zo moeilijk om te weten wat er echt gebeurd is”, antwoordde Withart terwijl ze naar haar jongen keek, die vrolijk aan het spelen waren. Dennenkit achtervolgde de mosbal die Donskit had weggegooid, en Windkit en Kiezelkit zaten achter een denkbeeldig stuk prooi achterna. “Iedereen maakt fouten. Je moet hem terug een kans geven”, zei Lichthart, “Misschien is er wel een goede, of beter gezegd een begrijpelijke reden.” Withart dacht even na, ze begreep wel het standpunt van Lichthart. “Ja, je hebt gelijk. Ik ga met hem praten”, besloot Withart na een lange stilte. Ze trippelde over de open plek naar de struik waar Muissnor zat. “Withart, ik wil...”, begon Muissnor met een blik gevuld met spijt en berouw. “Muissnor, ik wil je eerst wat zeggen”, mauwde Withart. “Oh, oké. Doe maar”, stamelde Muissnor. Withart zette zich voor Muissnor zodat ze recht in zijn groene ogen kon kijken. “Ik wil je eerst zeggen dat ik niet kwaad ben op jou. Maar eerder teleurgesteld”, zei ze stilletjes, en Withart ademde nog eens diep in. “Ik snap niet waarom je dit gedaan hebt. Kan je het me alsjeblieft vertellen, Muissnor”, smeekte Withart met grote ogen.
“Ze kwamen naar mij in mijn dromen. Eerst begonnen ze over het feit dat ik een eenling ben en dat ik door hun technieken kan bewijzen dat ik een echte Clankat ben. Maar ik vertelde hen dat ik dat niet moest leren en dat ik loyaal genoeg ben”, vertelde Muissnor, “Maar die nacht nadat onze jongen verdwenen waren, kwamen ze terug.” Withart luisterde naar het verhaal van haar partner. Ze kon het ergens plaatsen waarom hij dit gedaan had. “Het spijt me, Withart.” Jammerde Muissnor tenslotte. Withart groef haar snuit in zijn dikke vacht. “Ik ben blij dat je me de waarheid hebt verteld”, mauwde ze, “Ik snap het een beetje waarom je het gedaan hebt. Je mag onze jongen terugzien en met hen spelen. Zij hebben je even hard nodig als mij.” Ze zag Muissnor blij opkijken. “Voor de rest, moet je me tijd geven. Maar het komt goed, dat voel ik. Ik zie je nog steeds graag”, vervolgde Withart met een tedere blik in haar ogen. “Dankje Withart. Ik zie je ook graag”, snorde Muissnor. “Is het oké dat ik even met mijn kits speel”, vroeg hij erbij. “Ja, tuurlijk. Ga maar”, antwoordde Withart. Ze voelde een mix van liefde, trots en teleurstelling in haar hart toen ze zag hoe Muissnor met zijn kits speelde. Het moet goed komen. Ik wil hem niet kwijt, dacht Withart.

Hoofdstuk 25: De inlijving[]

Spoilers voor De laatste hoop

Een overzicht van de Clans, vind je hier
Muissnor Icon
Muissnor legde zich eindelijk in zijn nest. Hij had de maanhoogpatrouille juist achter de rug en hij had ook al de dageraadpatrouille gedaan die dag. Withart lag naast hem te slapen en hij gaf zijn partner een vlugge maar liefdevolle lik vooraleer hij zelf in slaap viel. Muissnor begon al snel te dromen en kwam op een soort weide terecht. Hij hoorde een konijn op de wei en besloot om er achter te gaan. Het konijn merkte Muissnor op en zette het op een lopen. Muissnor versnelde zijn pas en was bijna bij het konijn. Hij strekte zijn poten maar juist op dat moment keerde het konijn zich en dook het een tunnel in. “Spijtig, het had een mooie vangst kunnen zijn”, hoorde Muissnor achter zich. Muissnor draaide zich naar de stem toe en zag een donkergrijs-witte kater vanuit een struik te voorschijn komen. “Wie ben je? Wat doe je hier”, grauwde Muissnor. “Ik ben Distelklauw, een voormalige krijger van de DonderClan. Ik ben manen geleden gestorven in de strijd”, mauwde de krijger. “Ik hou je al een tijdje in het oog. Je bent geen slechte vechter. Maar je ontbreekt natuurlijk zelfzekerheid”, vervolgde Distelklauw. Muissnor luisterde aandachtiger naar de krijger. “Je bent niet Clangeboren, je bent gewoon een eenling die dankzij zijn moeder bij de Clans leeft. Je moet dagelijks opboksen tegen de Clangeboren krijgers. Jouw broertje heeft meer geluk, hij was de leerling van de commandant en hij is populair. Jij staat in de schaduw van hem, altijd de laatste om opgenoemd te worden.” Muissnor voelde zich warm worden. Hoe wist deze kater hoe hij zich voelde. “Dan werd je gelukkig met je partner. Withart heet ze, niet? De dochter van een van de beste krijgers van de Clans en van de dochter van een commandant die stierf in een moedig gevecht. Jullie kregen jongen. Langsnor, Haverblad en Regenvacht, dat waren je eerste. Je was zo gelukkig toen ze pas geboren waren. Maar toen kwam die angst, de angst dat ze als half-eenling gingen bestempeld worden. Ze groeiden en groeiden”, mauwde Distelklauw grijnzend, “en al snel volgde je twee volgende zonen. Ook hier kreeg je die angst, maar dan werden ze leerling en ebde die angst stilaan weg. En toen bleek je een derde nest te verwachten en nu ze eenmaal geboren zijn, heb je terug die angst. Ik kan je helpen met je onzekerheid zodat jouw familie veilig is.” Distelklauw keek Muissnor doordringend aan. Muissnor voelde woede in zich opborrelen. “Laat mijn familie hierbuiten,” siste Muissnor, “Ik kan mijn plan trekken en ik bescherm mijn familie kosten wat kost.” Muissnor draaide zich om en liep terug de weide af, weg van de grijs-witte kater.
De volgende manen bleef de rare droom Muissnor achtervolgen, zelfs overdag wanneer hij op jacht ging. Muissnor was op patrouille samen met Hommelstreep, Sparnaald en Zandstorm toen hij in een struik het gezicht van Distelklauw herkende. “Ga weg”, grauwde Muissnor en hij ontblote zijn klauwen. “Muissnor, wat ben je in SterrenClansnaam aan het doen?”, vroeg Sparnaald ineens. “Euhm, ik was een schijngevecht aan het oefenen”, verzon Muissnor snel. “In je eentje?” Sparnaald keek bedenkelijk naar Muissnor voor hij en zei: “Kom op, we lopen achter op de rest.” De twee katers liepen snel richting de rest van de patrouille. Toen ze terug in het kamp aankwamen, merkte Muissnor direct ongerustheid op. Hij zag Withart op het midden van de open plek liggen met Vuurster die tegen haar sprak. “Wat is er gebeurt”, vroeg Muissnor ongerust. “De jongen zijn verdwenen, oh sorry Muissnor. Ik had bij hen moeten blijven”, jammerde Withart. “Dit is niet jouw schuld, we vinden ze wel terug. Ver kunnen ze nog niet zijn”, troostte Muissnor zijn partner. Ondertussen was Vuurster zoekpatrouilles aan het indelen. “Ik wil ook zoeken”, mauwde Muissnor. “Goed, jij kan mee met Doornklauw en Cederpels”, antwoordde Vuurster. Ondertussen was Madelief naast Withart komen zitten en hij keek smekend naar zijn moeder. Madeliefs ogen groot van bezorgdheid, gaven hem het antwoord dat hij nodig had en Muissnor vertrok met zijn zoekpatrouille. Terwijl ze het terrein uitkamden, kwam de onzekerheid terug. Ik had mijn jongen moeten beschermen en moeten toezien dat ze in het kamp blijven. Wat als we ze niet vinden? Ze hadden heel het terrein twee keer uitgekamd en ze hadden de jongen niet gevonden, zelfs geen spoor. “Kom, we gaan terug naar het kamp. Een derde keer heeft geen zin. We zullen onderweg nog wel aandachtig blijven”, zei Doornklauw, en de katten trokken terug richting het kamp. Maar ze hadden nog altijd geen spoor van de jongen, wanneer ze na de patrouille van Wolkstaart het kamp inwandelden. En toen zag Muissnor een wit-grijs bundeltje vacht tegen Withart liggen. Opluchting raasde door Muissnors lichaam. “Kiezelkit” riep hij uit. Naarmate de avond naderde, werden ook Dennenkit en Windkit gevonden, maar van Donskit was er geen spoor. Muissnor voelde zich alsof hij niet geslaagd was voor zijn eindbeoordeling, hij moest zijn dochter terugvinden. Maar hij bleef bij Withart en de rest van de jongen en toen hoorde hij het zachte gepiep van Donskit. Hij nam zijn dochter vast en schudde haar boos heen en weer, maar al snel was er alleen maar blijdschap dat zijn jongen terug waren. Muissnor keek nog even naar zijn slapende jongen nadat hij van Withart teruste wenste. In het krijgershol zag hij hoe zijn andere jongen sliepen en toen viel Muissnor zelf in slaap.
“Waarom ben ik hier weer”, vroeg Muissnor zich af toen hij weer op diezelfde weide terecht kwam. Hij draaide zich om en draafde terug richting het bos. “He wacht jij”, werd er achter Muissnor geroepen. Het was Distelklauw opnieuw. Muissnor bleef staan totdat de krijger hem had ingehaald. “Ik zag gisteren wat er aan de hand was met jouw jongen. Ik zou me het niet kunnen voorstellen als mijn jong verdwenen was. Ik zou me een grote mislukkeling voelen.” “Jij hebt zelf ook jongen”, vroeg Muissnor. “Ja één. Witstorm. Maar dat doet er niet aan toe,” antwoordde Distelklauw, “Je zei dat je zelf je familie kon beschermen. Maar nu is gebleken dat je dit toch niet kon. Ik kan je helpen om jouw familie beter te beschermen.” Muissnor dacht even na. Hij had inderdaad gefaald en kon zijn familie niet beschermen zoals het verwacht werd van een vader. Misschien kan het toch geen kwaad om wat extra training te krijgen? Muissnor nam een diep adem en zei: “Oké, ik wil te weten komen, hoe ik mijn gezin kan beschermen.” “Ik zal het je tonen”, grijnsde Distelklauw.

Hoofdstuk 26: De leerlingen[]

Withart
Het was ijskoud buiten, het beloofde een strenge bladkaal te worden. Ik hoop dat niemand ziek wordt, dacht Withart, toen ze haar zelf begon te wassen. Haar jongen waren voor haar aan het spelen met dood mos, dat Kiempoot had weggebracht. Nog even en haar jongen zouden leerlingen worden. Rond zonhoog ging de ceremonie doorgaan. “Het gaat toch wat raar worden om hier alleen te zitten”, mauwde Lichthart. Haar jongen zouden pas over 3 manen leerlingen worden. “Ja, dat snap ik. Ik heb nooit alleen gelegen, maar je zal zeker en vast verwend worden”, antwoordde Withart met een blik op haar jongen gericht. “Donskit en Dennenkit, stop met ruzie te maken”, riep Withart toen ze zag dat Donskit op punt stond om Dennenkit te slaan. Tegen zonhoog had Withart al haar jongen gewassen. “Nu blijven jullie netjes. Ik ga niemand meer wassen” mauwde ze streng. “En ik wil dat jullie je even voorbeeldig gedragen als jullie broers en zus toen zij leerling werden”, klonk er van achter Withart. Muissnor was teruggekeerd met zijn patrouille. “Inderdaad, wie zich niet gedraagt, zal het te horen krijgen”, voegde Withart nog snel toe. “Ik ga al aan op de open plek zitten en zal een plek voor jou bewaren”, fluisterde Muissnor toen Braamster iedereen bij zich riep.
Toen alle andere katten geïnstalleerd waren, trippelde Withart met haar jongen de open plek op. Ze zette zich naast Muissnor neer en vanbinnen voelde ze zich zo trots op haar kits. Toen begon Braamster met de ceremonie. “Donskit. Van deze dag af tot jij je krijgersnaam krijgt, zul jij bekend staan als Donspoot. Doornklauw, jij hebt getoond een intelligente en trouwe krijger te zijn. Ik vertrouw erop dat je deze eigenschappen over zult brengen aan Donspoot en haar zult helpen een krijger te worden waar de Clan trots op kan zijn.” Withart zag hoe Donspoot fier naar haar mentor toeliep. Ze heeft een goede mentor gekregen. “Dennenkit,” vervolgde Braamster, “Van deze dag af tot jij je krijgersnaam krijgt, zul jij bekend staan als Dennenpoot. Voor jou heb ik een speciale mentor voor zien. Ik zal je opleiden tot een uitstekende krijger.” Muissnor liet een verrassend gesnor horen. Ik ben niet de enigste die verrast is door de mentorkeuze, dacht Withart, Mijn zoon wordt opgeleid door de leider zelf! “Windkit. Van deze dag af tot jij je krijgersnaam krijgt, zul jij bekend staan als Windpoot. Wolkstaart, jij bent vrij om een nieuwe leerling te nemen nu Paddestap krijger is geworden. Jij zult de mentor van Windpoot worden. Jij bent een krijger van grote kundigheid en ervaring. Ik weet dat je al je kennis op deze jonge leerling zult overbrengen. Kiezelkit. Van deze dag af tot jij je krijgersnaam krijgt, zul jij bekend staan als Kiezelpoot. Stropels, jij blinkt uit in doorzettingsvermogen en zorgzaamheid. Ik vertrouw erop dat je deze kwaliteiten over zult brengen aan Kiezelpoot en hem zult helpen een krijger te worden waar de Clan trots op kan zijn”, eindigde Braamster en begon iedereen luidop de namen van de leerlingen te roepen. Toen de leerlingen al hun felicitaties gekregen hadden, begon Hommelstreep te spreken. “Braamster, Haverblad en ik willen nog even iets zeggen. Dat belangrijk is voor de Clan.” “Tuurlijk, zeg maar”, mauwde Braamster. “Ik verwacht jongen van Hommelstreep, ze worden over een kleine maan verwacht”, zei Haverblad terwijl Hommelstreep zich tegen haar aandrukte. Iedereen begon ook haar te feliciteren en ook Withart en Muissnor deden dat. “Dit gaan onze eerste kleinkits worden”, mauwde Muissnor enthousiast tegen Withart. “Inderdaad, ik kan niet wachten totdat ze er zijn”, zei Withart ongeduldig. Al ziet Haverblad er niet zo gelukkig uit, dacht Withart terwijl ze naar haar dochter keek.

Hoofdstuk 27: Het vertrek[]

Geen spoilers aanwezig

Een overzicht van de Clans, vind je hier.
Withart
Withart was aan het samentongen met Muissnor voor de kraamkamer. Ze was nog maar pas in de kraamkamer getrokken. Dit nest dat ze verwachtten, was eigenlijk niet gepland. Ze vond zelf haar drie grote nesten goed genoeg en de twee hadden eigenlijk al wat besloten om geen jongen meer te krijgen. Maar nu was Withart toch in verwachting geraakt, en kon ze er alleen het beste van maken. Withart was bijna ingedompeld toen ze een strokleurige vacht uit het hol van Braamster zag komen. Muissnor had het ook gezien en zei: “Waarom komt Snelloper uit het hol van Braamster?” “Hmm, misschien moest hij iets melden dat hij gezien heeft tijdens de patrouille”, suggereerde Withart. “Maar hij is geen ervaren krijger, normaal zouden zij zo iets doen”, antwoordde Muissnor. “Ja, je hebt gelijk. We zullen het eens vragen aan hem”, zei Withart. Ze stond recht om richting haar zoon te wandelen, toen ineens Braamster de Clan bijeen riep. Wat is er aan de poot? Withart nam naast Muissnor plaats, die zijn staart beschermend over haar heen legde. Muissnor keek met een verwarrende blik in zijn ogen naar de leider. Wanneer iedereen zich genesteld had, begon Braamster te spreken: “Ik heb iedereen bijeen geroepen, omdat hier een bepaalde kat is, die graag iets zou willen vertellen.” Braamsters ogen waren op Snelloper gericht, en angst begon zich om Withart heen te klemmen als klauwen om een stuk prooi. Muissnor gaf haar een bezorgde blik, maar kon niets zeggen omdat Braamster verder sprak. “Snelloper, ga je gang”, mauwde de leider luid. Snelloper zat wat ineengedoken aan de kant, en schraapte zijn keel. “Ik heb met Braamster gesproken over iets belangrijks”, zei hij. “Ja dat weten we al, ga nu verder”, onderbrak Wolkstaart hem geïrriteerd. Lichthart gaf haar partner een harde tik met haar staart. “Doe maar op je gemak verder, Snelloper. Wolkstaart is al heel de dag geïrriteerd omdat hij in een doorn is gestapt”, mauwde de oranje-witte poes met een vurige blik naar Wolkstaart. Snelloper sloeg even een zucht. “Ik heb.... besloten om morgen naar de bergen te vertrekken, en daar te gaan wonen. Ik ben tijdens ons verblijf daar verliefd geworden op de bergen. Ik voel mij er beter thuis dan hier”, mauwde Snelloper met een blik op Withart gericht.
Nee dit kan niet waar zijn! Dan zie ik hem nooit meer, dacht Withart ontredderd. “En ook Sneeuw kan ik niet vergeten. Ik heb daar met Stormvacht gepraat, en hij heeft mij veel bijgeleerd over het leven in de bergen”, vervolgde Snelloper terwijl hij zijn familie aankeek. “Waarom heb je het ons niet eerder verteld”, vroeg Cederpels aan zijn nestgenoot. “Ik wou wel, maar toen kwam de strijd en daarna de groenhoest. Mijn Clan had mij harder nodig dan mezelf”, antwoordde Snelloper. Er hing een onaangename stilte tussen de groep katten. “Daarom heb ik besloten, dat we vandaag met iedereen afscheid nemen van Snelloper, vooraleer hij vertrekt. Iedereen is van zijn taken verlost en mag op zijn manier afscheid nemen”, eindigde Braamster de bijeenkomst, “Eerst mag iedereen nog gaan jagen, zodat we vanavond een feestmaal kunnen houden. Enkel Snellopers familie mag kiezen wat zij doen.” Er rees opgewonden gemompel op vanuit de Clan terwijl Snelloper trippelde naar zijn ouders. “Ik hoop dat jullie mijn beslissing begrijpen”, zei Snelloper tegen zijn ouders. “Ik begrijp het, zoon. Je moet je hart volgen”, mauwde Muissnor. Al zag Withart wel dat Muissnor geëmotioneerd was door Snellopers beslissing. Withart drukte zich tegen haar zoon aan en zei: “Ik steun jou met alles wat je doet, ook al ben je zoveel pootstappen bij ons vandaan”. Bij het avondeten, nam iedereen afscheid van Snelloper.
De volgende ochtend brak vroeg aan. Withart had samen met de rest van haar gezin gekozen, om mee een stuk af te leggen van zijn reis. Ze zouden tot aan het einde van het meerterritorium hem vergezellen. Braamster was de dag ervoor al samen met Snelloper naar de Windclan geweest om het doorreizen van de katten te melden en te zorgen dat ze zonder problemen konden reizen. Wanneer Withart samen met Haverblad, Madelief en de jongen de kraamkamer verlieten, kwam Snelloper juist uit het medicijnhol. Haar zoon gaf zijn grootouders een knuffel, en Withart hoorde Stropels iets tegen zijn kleinzoon mauwen. “Het ga je goed, ooit zal ik je terug zien.” De rest van de familie was ondertussen ook gearriveerd. “Zullen we vertrekken”, vroeg Regenvacht terwijl hij naar Snelloper keek. “Ja, ik ben klaar”, zei Snelloper vastberaden. Iedereen liep in stilte door het territorium. Voor hen begonnen de heuvels steeds duidelijker te worden. Het teken dat Withart bijna afscheid moest nemen van haar zoon, en dat Snelloper alleen verder zou gaan. Toen ze bij het einde van het territorium kwamen, stopten ze even. “Nu moet ik alleen verder”, mauwde Snelloper, “Maar niet voor ik nog iets tegen jullie allemaal heb gezegd.” “Haverblad, ik zie nu al dat jouw jongen geboren krijgers zijn. Maar onthoud dat je ze opvoedt met een hongergevoel voor avontuur.” Haverblad knikte en drukte haar neus in zijn vacht. “Dat beloof ik”, mompelde ze geëmotioneerd. “Langsnor, ik zie het wel hoe je naar Kersenval kijkt, ga er gewoon voor. Voor je het weet, is het te laat”, vervolgde Snelloper. “Ik zal er voorgaan”, zei Langsnor met een verraste blik in zijn ogen. Snelloper keek naar Regenvacht. “Jij bent een echte krijger. Maar je moet soms je zachte kant wat meer tonen. Het zal je helpen om een nog betere krijger te worden”, mauwde Snelloper. “Dat moet jij me niet zeggen, jonkie”, grijnsde Regenvacht met een speelse toon. Maar je zag dat hij het niet meende. “Mijn lieve nestgenoot, ik wil jou zeggen dat je je dromen moet achter na te gaan. Maar ik zou nog een keer graag iets doen wat wij zoveel deden.” Zonder verder iets te vertellen, sprong Snelloper op zijn nestgenoot, en samen stoeide ze kort. Waarna ze elkaar nog een dikke knuffel gaven. “Ik ga je missen, broer. Nu moet ik een ander slachtoffer voor mijn plagerijen zoeken”, grinnikte Cederpels. “En voor jullie jonkies heb ik maar 1 ding dat ik wil zeggen en dat is gedraag jullie als waardige krijgers. Jullie hebben potentieel om de beste krijgers te worden, maar gedraag jullie goed”, vervolgde Snelloper tegen zijn jongere zussen en broers‘. Alle vier knikte ze plechtig. “Muissnor, zal je nog goed zorgen voor Withart en de ongeboren jongen. Jij bent mijn grootste voorbeeld, en ik zal altijd aan jou denkende, vertelde Snelloper, hierna richtte hij zich op Withart: “Ik kan alleen maar zeggen dat je een topmoeder bent. Ook deze jongen ga je als de beste opvoeden.” Hij drukte zich nog even kort tegen zijn moeder. Withart nam voor de laatste keer de geur op van haar lieve zoon, en genoot van het snorrend geluidje dat Snelloper maakte. Dat geluidje maakte hij ook als kitten altijd, dacht Withart nostalgisch. Snelloper verlegde zijn blik naar de heuvels, het leek wel alsof hij zich afvroeg wat er achter die heuvels lag. “Nu moet ik verder gaan, maar ik zal ginder tegen mijn jongen vertellen over mijn familie. En wie weet op een dag, kom ik terug naar hier om jullie te bezoeken. Vaarwel”, mauwde Snelloper terwijl hij zich omdraaide en richting en heuvels trok. Withart en de rest van haar gezin keken naar Snelloper totdat hij een onzichtbaar puntje was in het landschap. Ze vertrokken samen in stilte terug naar het kamp. Zou ik hem ooit terug zien of hem zelfs kunnen vastnemen.

Hoofdstuk 28: De nieuwste krijgers[]

Geen spoilers aanwezig

Een overzicht van de Clans, vind je hier.
Withart
Withart lag voor de kraamkamer samen met Muissnor te kijken naar hun jongen, die aan het spelen waren. Libellekit was een wit poesje met enkele grijze vlekken met mooie helderblauwe ogen, terwijl haar broertje Stekelkit een strokleurig katertje was met amberkleurige ogen en piekerige vacht. “Wat worden ze toch snel groot he”, mijmerde Withart. “Ja, inderdaad. Binnen een paar manen zijn zij ook al krijgers,” mauwde haar partner, “Maar nu moeten Donspoot, Windpoot, Dennenpoot en Kiezelpoot eerst slagen.” “Ik hoop dat ze het goed doen”, zei Withart. “Maar natuurlijk, ze hebben goede genen”, knipoogde Muissnor en hij gaf Withart een lik. Withart begon te spinnen, maar moest dit abrupt afbreken omdat Libellekit en Stekelkit het oude bedmos, dat Rotspoot en Wilgpoot verzameld hadden, uit elkaar aan het halen waren. Ze zag Libellekit een sprong maken en in het mos belanden toen ze riep: “Alle twee terug naar hier nu!” Met hangende staartjes kwamen haar kits aangetrippeld. “Dit is niet oké, wat jullie gedaan hebben. Rotspoot en Wilgpoot hebben heel goed hun best gedaan om het mos netjes bij elkaar te vegen. En nu hebben jullie er een kladboel van gemaakt”, legde Withart uit terwijl ze haar jongen met haar poot een tik tegen hun oren gaf. “Als jullie zich niet gedragen en niet gaan verontschuldigen. Mogen jullie straks niet naar de ceremonie van jullie broers en zussen”, waarschuwde Muissnor. “Maar dat is niet eerlijk. Voskit, Varenkit en Hulstkit mogen wel komen”, jammerde Stekelkit. “En het zijn niet eens hun broers en zussen”, voegde Libellekit toe. “Als jullie willen gaan, gaan jullie nu jullie excuses aanbieden aan de leerlingen”, vervolgde Muissnor op dezelfde toon zonder rekening te houden met de jammerde toon van zijn jongen. “Rotspoot en Wilgpoot, kunnen jullie even komen”, vroeg Withart toen ze de leerlingen uit het oudste hol zag komen en naar het mos zag kijken. “Wat is er”, vroeg Wilgpoot. “Deze twee hier willen hun excuses voor iets aanbieden”, vertelde Withart terwijl ze met haar staart naar haar jongen wees. “Sorry, dat wij van het mos zo een slodderboel hebben gemaakt”, stamelde Libellekit. “En...”, zei Muissnor terwijl hij naar Stekelkit keek. “Mij spijt het ook, en we zullen dit niet meer doen”, excuseerde Stekelkit zich terwijl hij met zijn ogen rolde. Dat zorgde ervoor dat Muissnor hem nog een tik gaf. Rotspoot en Wilgpoot gingen terug het mos opruimen terwijl Withart Libellekit begon te wassen. Muissnor had snel Stekelkit vast en begon ook hem te wassen.
Nadat hun jongen gewassen waren, namen ze hen mee naar de open plek en installeerde zich in het midden. Regenvacht had zich bij Rozenblad gezet, terwijl Langsnor zich naast Kersenval, die hoogzwanger was van hun eerste nest, zette. Haverblad had zich bij Lindepoel en Witvleugel geplaatst. Terwijl Cederpels zich naast Wolkstaart zette. Als alle katten zich zwijgend hadden genesteld, kwamen ze naar voren, achter hen hun fiere mentors. Dennenpoot werd begeleid door Kwiklicht, sinds dat Braamster zijn mentor was. “Ik heb al met de mentors gepraat en zij waren akkoord dat ze alle vier krijgers mogen worden. Dan rest er mij nog maar nog 1 zaak en dat is hen krijger maken”, terwijl hij Donspoot strak aankeek, vervolgde hij de ceremonie, “Ik, Braamster, leider van de DonderClan, doe een beroep op mijn krijgervoorvaderen om op deze vier leerlingen neer te kijken. Ze hebben hard getraind om de werking van uw nobele krijgscode te begrijpen, en ik beveel hen nu op hun beurt aan als krijgers. Donspoot, Dennenpoot, Windpoot en Kiezelpoot, zweren jullie dat je de krijgscode in ere zult houden en je Clan zult beschermen en verdedigen, zelfs met gevaar voor eigen leven.” “Dat zweer ik!”, riepen de leerlingen in koor. Vervolgens mauwde Braamster: “Dan geef ik jullie nu uit naam van de SterrenClan jullie krijgersnaam: Donspoot, van nu af aan zal jij bekend staan als Donswilg. De SterrenClan eert je onverschrokkenheid en je behulpzaamheid, en wij heten je welkom als volwaardig krijger van de DonderClan. Dennenpoot, van nu af aan zal jij bekend staan als Dennenstaart. De SterrenClan eert je bescheidenheid en je doorzettingsvermogen en wij heten je welkom als volwaardig krijger van de DonderClan.” Dennenstaart fluisterde een bedankje tegen zijn oudmentor terwijl hij de begroeting deed. “Windpoot, van nu af aan zal jij bekend staan als Windstroom. De SterrenClan eert je zorgzaamheid en je gehoorzaamheid en wij heten je welkom als volwaardig krijger van de DonderClan,” mauwde Braamster vervolgens, “Kiezelpoot, van nu af aan zal jij bekend staan als Kiezelsteen. De SterrenClan eert je loyaliteit en je wijsheid en wij heten je welkom als volwaardig krijger van de DonderClan.” Iedereen begon hun namen luid te roepen. “Donswilg, Dennenstaart, Windstroom, Kiezelsteen!” Withart duwde zich dicht tegen Muissnor aan die blonk van trots.

Hoofdstuk 29: Einde van een tijd[]

Engelse spoiler aanwezig

Een overzicht van de Clans, vind je hier.
Withart
Withart keek toe hoe haar jongen aan het spelen waren, met de jongen van Kersenbloem en die van Sintelhart. Kersenbloem had vorige groenblad twee dochters gekregen met Langsnor. Stekelkit pinde Lindekit, een lichtgrijs poesje, op de grond en Lindekit begon te piepen. “Stekelkit stop! Als een iemand piept, moet je ophouden”, mauwde Withart streng. Libellekit, die mosbal aan het spelen was met Zonnekit, het lichtrode poesje, en met Sintelhart’s jongen Voskit, Varenkit en Hulstkit, keek even op “Wanneer worden we leerlingen”, vroeg zij. “Morgenochtend worden jullie leerlingen en dat wordt dringend tijd”, antwoordde Withart toen ze zag dat Stekelkit stiekem probeerde weg te sluipen. “Wanneer mogen wij leerlingen worden? Wij zijn ook in nieuwblad geboren”, zei Voskit opgewonden. “Jullie worden volgende maan leerling”, vertelde Sintelhart. “Maar dat is niet eerlijk! Ik wil nu een leerling worden”, piepte Hulstkit verontwaardigd. “Wel, jullie zijn ook 1 maan jonger dan Libellekit en Stekelkit”, mauwde Sintelhart. “Kom het wordt nacht, jullie moeten gaan slapen”, zei Kersenbloem tegen haar dochters. “Maar wij willen Langsnor nog zien”, riepen de twee poesjes in koor. “Dan ben ik juist op tijd”, snorde Langsnor. Zijn dochters stormden op hem af. “Maar het is inderdaad wel tijd om te gaan slapen”, mauwde hij terwijl hij hen een lik gaf. “Voor jullie ook”, zeiden Withart en Sintelhart tezamen tegen hun kits. “Ga nog maar even naar jullie vaders om een goedeavond te zeggen”, glimlachte Withart. Ze zag hoe haar twee jongen een spurtje naar hun vader maakten. Toen de jongen terugwaren, vielen ze al snel in slaap. Withart keek nog even in het rond en viel dan zelf ook voor de laatste keer in de kraamkamer in slaap.
“Wakker worden, wakker worden,...” Libellekit was Withart met haar pootje aan het porren. “Ja, ja”, mompelde Withart en ze rekte zich nog eens goed uit. Een stukje mos, dat aan haar vacht kleefde, dwarrelde neer op haar beslapen nest. Withart ging met de jongen naar buiten waar een kil bladvalzonnetje aan het schijnen was. Ze begon snel haar jongen te wassen, ondanks hun protest. Muissnor was ondertussen ook aangekomen om even iets te zeggen. “Jullie gaan zo meteen rustig naar voor. Ik wil trots op jullie zijn”, mauwde hij tegen de jongen terwijl hij Withart een lik gaf. Stekelkit en Libellekit knikte naar hun vader. “Ik heb jouw nest al verschoond in het krijgershol en heb gezorgd dat we samen op patrouille kunnen”, fluisterde Muissnor in Witharts oor, waarna hij naar de rest van de katten op de openplek trippelde. Withart zag Cederpels al blinken, hij mocht namelijk mentor worden van zijn broertje. “Kom het is tijd”, zei Withart en ze vertrok met haar jongen, hun staarten fier omhoog, richting haar Clangenoten. Ze installeerde zich naast Muissnor en keek toe hoe Braamster met de ceremonie begon. “Libbellekit. Van deze dag af tot jij je krijgersnaam krijgt, zul jij bekend staan als Libellepoot. Molsnor, jij hebt getoond een moedige en trouwe krijger en een goede mentor te zijn. Ik vertrouw erop dat je deze eigenschappen over zult brengen aan Libbellepoot en haar zult helpen een krijger te worden waar de Clan trots op kan zijn”, mauwde Braamster luid. Libellepoot stormde eerst op haar mentor af, totdat ze besefte dat ze een paar strenge blikken kreeg toegeworpen. Libellepoot raakte de neus van haar gloednieuwe mentor aan en samen installeerde ze zich aan de rand van het kamp.
“Stekelkit. Van deze dag af tot jij je krijgersnaam krijgt, zul jij bekend staan als Stekelpoot. Cederpels. Jij hebt getoond dat je een uitstekende krijger bent. Geef al je kennis en kracht door aan Stekelpoot”, eindigde Braamster de ceremonie. Stekelpoot trippelde naar zijn broer en ze raakten blij elkaars neus aan. Hierna begon iedereen hun namen te roepen. “Libellepoot! Stekelpoot!” Toen iedereen hen gefeliciteerd had, kwamen Glanspoot, Rotspoot en Wilgpoot op hen afgerend. “Kom, dan gaan we eerst jullie nesten in orde maken”, zei Glanspoot terwijl ze naar de mentors keek. Die knikte toestemmend en Cederpels mauwde: “Als dat gebeurt is, komen jullie naar ons en dan gaan we het terrein verkennen.” “Cool, eindelijk mogen we buiten het kamp”, riep Stekelpoot enthousiast uit, vooraleer hij met de andere leerlingen naar het hol ging. Withart zag hoe haar twee jongen druk pratend met de andere leerlingen hun nest in orde gingen maken. Wat zijn ze toch snel groot geworden, ze allemaal, mijmerde Withart.

Hoofdstuk 30: De eerste keer mentor[]

Geen spoilers aanwezig.

Een overzicht van de Clans, vind je hier.
Withart
Withart lag samen te tongen met Muissnor toen ze Kwiklicht naar haar toe zag komen. “Withart, Braamster wilt je spreken”, mauwde de rode poes kort. “Oh oké dan.” Withart gaf haar partner een verbaasde blik voor ze naar het leidershol ging. Ze sprong soepel op de hoop rotsen die haar naar het leidershol leidde. Ze bleef voor de ingang staan. “Braamster, je had me gevraagd om te komen”, meldde Withart haar aankomst. “Welkom, Withart! Kom maar even binnen”, zei Braamster vriendelijk. “Ik wilde je spreken over het mentorschap”, vervolgde hij toen Withart zich wat ongemakkelijk naast Braamster was gaan zitten. Een gewone krijger kwam niet elke dag in het leidershol! “Ik heb nog nooit een leerling gehad. Ik had te druk met mijn jongen”, mauwde ze een beetje verbaasd. “Klopt, maar nu Libellepoot en Stekelpoot leerlingen zijn. Is het, denk ik, tijd om zelf een eerste leerling te krijgen”, antwoordde Braamster. “Ik dacht dat ik te oud was voor een eerste leerling te krijgen”, stamelde Withart. “Hmm, zo oud ben je ook weer niet. Volgens mij zou je een goede mentor zijn, je bent een fantastische vechter maar tegelijk ook zorgzaam en liefdevol”, vertelde de kater, “daarom wil ik je een leerling geven. Tenzij dat je zegt dat je liever geen leerling hebt.” “Ik zou graag mentor worden”, zei Withart opgewonden. Ze zou de laatste van haar gezin zijn die een leerling ging krijgen, haar jongen hadden zelfs soms al hun tweede leerling. “Wie had je in gedachte”, vroeg ze erbij. “Ik dacht aan Zonnekit, ze wordt morgen leerling en heeft nood aan een strenge en zachte poot om haar enthousiasme te temperen”, informeerde Braamster haar. “Oh, van Zonnekit. Ik zie het helemaal zitten! Bedankt Braamster om aan mij te denken.”, bedankte Withart hem. Withart gaf haar leider een respectvol knikje toen ze terug naar buiten ging. Toen Withart terug naar beneden sprong, stond Muissnor al te wachten. “En”, vroeg hij. “Ik krijg morgen een leerling”, zei Withart een beetje verbluft. “Wauw dat is fantastisch nieuws, je gaat een super goede mentor worden”, mauwde haar partner trots.
De volgende ochtend had Withart zich nog beter gewassen als anders, ze voelde de zenuwen door haar lijf gieren. “Je moet geen zenuwen hebben”, kalmeerde Muissnor haar terwijl hij haar zachte likjes gaf, “Je weet wat je moet doen.” Toen de Clan bijeen werd geroepen, ging Withart zich zo ver mogelijk vanvoor zetten. Ze wilde alles van de eerste rij meemaken. Withart keek naar de kraamkamer waar Kersenval haar partner Langsnor begroette en haar dochters nog aan het fatsoeneren was. Nadat Langsnor zich aan de kant had gezet, kwamen Kersenval, Lindekit en Zonnekit naar de open plek. Braamster begon direct te spreken. “Lindekit.” Het lichtgrijze poesje keek een beetje bang naar haar leider maar zag er toch opgewonden uit. “Van deze dag af tot jij je krijgersnaam krijgt, zul jij bekend staan als Lindepoot. Sneeuwbos, Jij hebt getoond dat je een moedige krijger bent met veel respect voor de krijgscode. Ik vertrouw erop dat je alles wat je hebt geleerd over zult brengen aan Lindepoot en haar zult helpen een krijger te worden waar de Clan trots op kan zijn”, mauwde Braamster luid. De sneeuwwitte kater liep trots naar voren en beroerde het neusje van zijn leerling Lindepoot, die enthousiast piepte. Nu is het aan Zonnekit! Nadat de nieuwe leerling en mentor zich aan de kant hadden gezet, ging Braamster verder. “Zonnekit.” Het lichtrode poesje begon enthousiast op en neer te wippen totdat ze de strenge blik van haar ouders zag, Braamster moest zijn lach onderdrukken. “Van deze dag af tot jij je krijgersnaam krijgt, zul jij bekend staan als Zonnepoot. Withart, jij bent duidelijk klaar voor je eerste leerling. Je bent een uitstekende krijger en moederkat, die strengheid en zorgzaamheid kan combineren als geen ander. Ik vertrouw erop dat je alles zult doen om van Zonnepoot een krijger te maken waar de Clan trots op kan zijn”, zei Braamster plechtig. Dat doe ik zeker, dacht Withart vastberaden. Toen ze het neusje van Zonnepoot aanraakte, zei ze: “Wij gaan een topteam worden.” Daarna barstte het geschreeuw los. Nadat de felicitaties waren opgehouden. “Ik denk dat het een goed idee is, om eens rondje rond het territorium te wandelen”, vertelde Withart aan de nieuwe leerlingen terwijl ze naar Sneeuwbos keek. “Dat is een goed idee, ik denk dat deze twee hartstikke benieuwd zijn naar het territorium”, antwoordde Sneeuwbos. De twee leerlingen begonnen enthousiast tet knikken. “Dan zullen we maar gaan”, besloot Withart en samen met haar leerling, liep ze door de kampingang naar buiten. Klaar voor een nieuwe fase in haar leven.

Hoofdstuk 31: De vierde krijgers[]

Geen spoilers aanwezig

Een overzicht van de Clans, vind je hier.
Withart Icon
Er waren al weer 6 manen voorbij gegaan sinds dat Withart haar laatste nest jongen, leerlingen werd. Ze was ondertussen zelf mentor van haar kleindochter Zonnepoot. Het rode poesje beloofde een goede krijger te worden, maar soms moet Withart toch op haar strepen staan om haar in toom te houden. “Zonnepoot”, riep Withart vanuit de ingang van het leerlingenhol. Zonnepoot sprong direct recht, haar lange vacht stak alle kanten uit. “Wat gaan we doen vandaag”, waren haar eerste woorden voor Withart.  “We gaan op grenspatrouille samen met Regenvacht, Stropels en Vospoot. Die moet trouwens ook nog opstaan”, merkte Withart op toen ze Vospoot hard hoorde snurken. “Vospoot opstaan! We gaan op grenspatrouille”, Zonnepoot porde Vospoot wakker. De leerling geeuwde en gaf zichzelf een snelle wasbeurt. “Voortdoen, anders zijn jullie te laat”, mauwde Withart streng.
Tijdens de grenspatrouille kwam haar vader naast haar lopen. “Geen zenuwen voor straks”, vroeg hij met een bezorgde blik in zijn ogen. “Ik moet toegeven dat ik toch wat aan hen zit te denken. Maar ik geloof dat alles goed komt”, zei Withart. Ze vertraagde haar pas zodat haar vader naast haar kon lopen. De twee leken wel bijna identiek, hun vachtkleur was dezelfde, ze had dezelfde korte vacht en hadden op ongeveer dezelfde plek een litteken. Alleen hun oogkleuren verschilden. “Het komt wel goed, ze zijn goede krijgers”, stelde Stropels zijn dochter gerust. “Is het een goed idee om de leerlingen eens te testen, wat zij ruiken”, vroeg Regenvacht. “Hmm, geen slecht idee”, antwoordde Stropels terwijl hij de leerlingen die een beetje achterliepen met zijn staart wenkte. “Wat is er”, mauwde Zonnepoot nieuwsgierig. Ze wilt altijd direct alles weten, dacht Withart tevreden. Niets was beter als de drang naar kennis vergaren. “Wat ruik je, Zonnepoot”, vroeg Withart zonder verder uitleg te geven. “Hmm, ik ruik een WindClanpatrouille die hier juist geweest is. En ik ruik een vos”, meldde Zonnepoot. “Is het een oud of een vers spoor”, ondervroeg Regenvacht de jonge poes. “Ik zou zeggen een oud spoor. Ik denk ongeveer drie, vier dagen oud”, vertelde Zonnepoot al snuffelend. “Ik sluit me daar bij aan”,  besloot Regenvacht. “Goed gedaan, Zonnepoot”, complimenteerde Withart haar leerling. Withart kon niet fierder zijn op haar leerling. Ze liepen verder de grens af en stopten toen bij een hoop varens. “Wat ruik jij hier, Vospoot”, vroeg Stropels aan zijn leerling. “Ik ruik dezelfde vos als Zonnepoot, het spoor is ook 3 à 4 dagen oud. Daarnaast ruik ik een patrouille van de Windclan met Briespels in”, constateerde Vospoot. “Wat doen jullie hier”, gromde een stem achter hen. Withart draaide zich om en zag een Windclanpatrouille met Briespels, Doornstaart, Bladstaart en zijn leerling Haverpoot. Ze moest Vospoot inderdaad gelijk geven. Stropels gaf hen een beleefd knikje. “Goedendag Briespels, wij zijn op grenspatrouille en waren de leerlingen aan het testen”, informeerde Stropels de WindClankatten met zijn kalme stem, nergens een spoortje van boosheid te bespeuren. “Zie maar dat jullie de grens niet oversteken”, bromde Briespels. Withart hoorde haar zoon grauwen en zijn klauwen over de grond schrapen. Ze gaf hem een waarschuwende blik, Regenvacht stopte direct met grauwen maar zijn blik bleef vurig op de andere Clan gericht. Die blik hielp toen hij een kitten was ook om hem te kalmeren, dacht Withart vrolijk. Ze moest haar eigen inhouden om niet te beginnen snorren bij de gedachte aan Regenvachts kittentijd.  “Kom we gaan terug naar het kamp, we waren toch klaar met de patrouille”, zei Withart tegen haar Clangenoten terwijl ze koeltjes naar de andere patrouille staarde.
Toen Withart het kamp binnenwandelde, stormde haar jongen wild op haar af. “Wij worden krijgers! Wij worden krijgers”, riep Libellepoot enthousiast. “Straks houden ze de ceremonie al”, vervolgde Stekelpoot opgewonden, de ter stond te trillen op zijn benen. “Dat is fantastisch nieuws”, zei Withart en ze beroerde haar jongen even met haar neus. Muissnor kwam ondertussen ook aangetrippeld met enkele muizen in zijn mond. Hij legde deze op de prooistapel neer en gaf Withart een kopje. “Wat heb ik gehoord van Lichthart”, vroeg hij. “Jullie worden krijgers! Proficiat”, vervolgde hij trots. De lucht begon rooskleurig te worden, het signaal dat de krijgsceremonie ging beginnen. Muissnor en Withart gingen naast elkaar zitten en verstrengelden hun staarten. “Nu zijn al onze jongen krijgers”, fluisterde Muissnor trots. “Inderdaad, waar was de tijd dat ze nog piepkleine kittens waren”, mijmerde Withart. Een walm van nostalgie vulde haar hoofd, maar maakte haar ook verdrietig omdat de leegte in haar hart duidelijk was. Één kat ontbrak vandaag, een kat had zijn broertje en zusje nooit gekend. Withart wist niet eens of hij gelukkig was in de bergen. “Hé, wat is er”, vroeg Muissnor bezorgd. Hij had haar trieste gezicht opgemerkt. “Snelloper had hier bij moeten zijn”, fluisterde Withart bij het zien van Cederpels die met Stekelpoot stond te spreken. Cederpels had het er nog altijd moeilijk mee dat zijn broer vertrokken was, dat zijn enigste nestgenoot duizenden pootstappen ver van hem vandaan was. “Ik mis hem ook”, zei Muissnor, zijn stem was gevuld met de rauwe emotie van verdriet. De twee omhelsden elkaar extra goed om de plotse treurnis te verjagen terwijl Braamster iedereen bij elkaar riep. Regenvacht zette zich bij Sparnaald en Witvleugel, Langsnor kwam samen met Kersenval uit het krijgershol getrippeld. Dennenstaart en Kiezelsteen zaten wat te fluisteren, terwijl Donswilg nog iets tegen Molsnor zei, voor dat ze zich bij haar broers voegde. Uit de kraamkamer kwam eerst Windstroom, op de voet gevolgd door haar kittens IJskit, Klaverkit en Spikkelkit, die één maan oud waren en nog maar pas naar buiten mochten. Ze nestelde zich dicht bij de kraamkamer samen met haar partner Stormwolk. Na haar kwam, de zwangere Haverblad naar buiten die zich een beetje verder neerzette samen met Madelief. Libellepoot en Stekelpoot kwamen samen met hun mentors Molsnor en Cederpels naar voren. “Ik, Braamster, leider van de DonderClan, doe een beroep op mijn krijgervoorvaderen om op deze 2 leerlingen neer te kijken. Ze hebben hard getraind om de werking van uw nobele krijgscode te begrijpen, en ik beveel hen nu op hun beurt aan als krijgers. Libellepoot en Stekelpoot, zweren jullie dat je de krijgscode in ere zult houden en je Clan zult beschermen en verdedigen, zelfs met gevaar voor eigen leven”, mauwde Braamster luid. De leerlingen zwoerden dat ze de krijgscode gingen volgen met opgeheven hoofd.  Braamster gaf hen een kort knikje en vervolgde de ceremonie. “Dan geef ik jullie nu uit naam van de SterrenClan jullie krijgersnaam: Libellepoot, van nu af aan zul jij bekend staan als Libbellevleugel. De SterrenClan eert je zachtaardigheid en je gevoel van bescherming van de zwakkeren, en wij heten je welkom als volwaardig krijger van de DonderClan”, zei Braamster met zijn blik strak op de wit-grijze poes gericht. Libellevleugel keek fier met haar helderblauwe ogen rond toen ze Braamsters schouder had aangeraakt. “Stekelpoot, van nu af aan zal jij bekend staan als Stekelstaart. De SterrenClan eert je ondeugendheid en je onuitputtelijke energie en wij heten je welkom als volwaardig krijger van de DonderClan”, eindigde Braamster. Stekelstaart beroerde de schouder van zijn leider en toen brak het applaus los. “Libbellevleugel, Stekelstaart!” Withart schreeuwde nog het luidst van allemaal, haar hart was gezwollen met geluk en trots, maar toch bleef het verdriet om Snelloper aanwezig.

Hoofdstuk 32: De eindbeoordeling[]

geen spoilers aanwezig

een overzicht van de Clans, vind je hier.
Withart Icon
Withart was samen met Zonnepoot op het trainingsveld, ze waren daar alle technieken aan het overlopen, want het duo was aan hun laatste maan samen bezig. Zonnepoot was een goede leerling, ze had alles netjes onder de poot en versloeg Withart al heel vaak. Haar eindbeoordeling was nog voor deze maan en dan zou de lichtrode poes krijger worden. “Hmppff” Withart werd in het zand geduwd door een kat, ze draaide zich om en zag dat het Zonnepoot was. “Verrassing is het belangrijkste van het gevecht”, mauwde Zonnepoot grijnzend. “Daar heb je gelijk in” Withart spuwde het zand uit haar mond. “Kom genoeg getraind voor vandaag, we gaan terug naar het kamp en eet daar maar iets.” Zonnepoot trippelde een beetje voor Withart uit en haar mooie rode vacht glansde in de zon. Toen ze terug in het kamp waren, ging Zonnepoot naast haar zusje Lindepoot zitten en begonnen druk te babbelen. Withart zocht naar Sneeuwbos, de mentor van Lindepoot, om het over de evolutie van de leerlingen te hebben. Ze zag zijn sneeuwwitte vacht naast de grijs-witte vacht van haar zoon Kiezelsteen. “Sneeuwbos, heb je even tijd om te praten”, vroeg Withart. Sneeuwbos keek op van zijn spitsmuis. “Ja, tuurlijk, zeg maar.” Withart zette zich naast hem neer. “Volgens mij is Zonnepoot klaar voor haar eindbeoordeling. Ik vroeg me af of Lindepoot er ook voor klaar is”, vertelde Withart. “Lindepoot is er klaar voor”, mauwde de jonge krijger tussen twee happen door. “Oké, eet je muis op, en dan gaan we naar Kwiklicht om te zeggen dat we een eindbeoordeling willen houden”, besloot Withart. Nadat Sneeuwbos zijn muis had opgegeten, trokken ze naar de commandant die met Braamster zat samen te tongen. “Hallo, we wilden vragen of het mogelijk is om een eindbeoordeling te doen voor onze twee leerlingen”, zei Withart. “Zijn ze er volgens jullie klaar voor”, vroeg Braamster nieuwsgierig. “Helemaal”, antwoordde Sneeuwbos terwijl Withart een bevestigend knikje gaf. “Oké, dan doen ze morgen een eindbeoordeling”, besliste Braamster. WoW, dat is wel heel snel beslist. “Ah ja, je mag trouwens tegen Roosrijp en Sparnaald zeggen, dat ze mee beoordelen. En licht Dennenstaart en Stormwolk maar in, dat zij de tegenstanders zijn tijdens het gevecht”, vervolgde de leider. “Ik zal het tegen Roosrijp en Sparnaald zeggen, licht jij Dennenstaart en Stormwolk in”, mauwde Sneeuwbos. Withart gaf hem een bevestigend knikje. Ze zocht de twee katers en zag Dennenstaart samen tongen met zijn zus Donswilg en broer Regenvacht. “Dennenstaart, morgen ben je de tegenstander tijdens de eindbeoordelingen van Zonnepoot en Lindepoot samen met Stormwolk. Ik zie je morgenochtend op het trainingsveld”, vertelde Withart terwijl ze haar jongen een lik ter begroeting gaf. “Is goed”, antwoordde Dennenstaart. Daarna liep Withart naar de kraamkamer, sinds dat haar dochter Windstroom bevallen was van de jongen van Stormwolk, was hij daar elk vrij moment te vinden. Ze wandelde de kraamkamer binnen zoals ze zo vaak had gedaan en direct dartelden er kleine pootjes rond haar poten. “Hallo, kleintjes”, begroette Withart de kittens. “Kom je spelen”, vroeg IJskit, het witte poesje van Windstrooms nest. “Nee, ik kom even met jullie vader spreken”, lachte Withart. “Is er een gevecht? Moet Stormwolk gaan vechten”, vroeg Klaverkit, het grijze broertje van IJskit. Zijn staartje zwiepte opgewonden heen en weer. “Nee, hoor. Ik moet gewoon iets zeggen”, antwoordde Withart. “Kom kits, het is tijd om te gaan slapen”, mauwde Windstroom, die haar moeder een knikje ter begroeting gaf. “Maar ik ben nog niet moe”, jammerde Spikkelkit, een wit met grijs gespikkeld poesje. “Doe wat jullie moeder zegt”, mauwde Stormwolk streng. De kittens kropen zeurend dicht tegen Windstroom aan en vielen snel in slaap. “Wat is er, Withart”, vroeg Stormwolk. “Je moet morgen helpen tijdens de eindbeoordeling, je bent samen met Dennenstaart een tegenstander”, legde Withart uit. De grijze kater knikte dat hij het begrepen had. “Alles goed met jullie”, vroeg Withart snel aan haar dochters. “Met mij gaat alles goed, ik kan me geen leven meer voorstellen zonder mijn kits”, vertelde Windstroom met een liefdevolle blik naar haar kittens toe. “En met jou, Haverblad”, mauwde Withart wat ongerust. Haverblad was hoogzwanger van haar tweede nest, maar haar band met de vader van de kittens was op dit moment niet zo goed. “Slaperig. Ik hoop dat ze er snel zullen zijn”, zei Haverblad terwijl ze een geeuw onderdrukte. “Nog een kwart maan en ze zijn er”, stelde Withart haar dochter gerust.


De volgende ochtend, werd Withart vroeg wakker, haar partner Muissnor had de late avondpatrouille gehad en lag nog in een diepe slaap. Ze liep samen met Sneeuwbos naar het hol van de leerlingen en maakte hun leerlingen wakker. “Komen jullie zo naar buiten, we gaan samen op jacht”, mauwde Sneeuwbos. De twee hadden besloten om het pas over de eindbeoordeling te hebben wanneer de leerlingen bij hen waren. Ondertussen zaten Roosrijp en Sparnaald aan de ingang. Withart trippelde naar hen toe. “Er klaar voor”, vroeg Roosrijp aan haar zus. “Helemaal”, mauwde Withart opgewonden. Het lijkt mijn eigen beoordeling wel. Dennenstaart kwam aangetrippeld: “Wanneer moeten we bij het trainingsveld zijn?” “We gaan eerst het jagen beoordelen, dus iets na zonhoog”, vertelde Sneeuwbos. “Ah ja, maak trouwens maar met Stormwolk een verrassingsaanval. Zo zie je beter de technieken van de leerlingen”, stelde Sparnaald voor. “Oke, we zullen tegen de anderen zeggen, dat ze dan niet in de buurt van het veld mogen komen”, zei Dennenstaart terwijl hij naar de hoop verse prooi wandelde, kwamen Lindepoot en Zonnepoot er aangelopen. “Jullie hebben duidelijk genoeg energie”, merkte Withart op. Samen liepen ze het kamp uit, waar ze direct stopten. “Jullie zijn klaar voor jullie eindbeoordeling en die start nu”, mauwde Sneeuwbos trots. De leerlingen trokken grote ogen van verbazing en enthousiasme. “Roosrijp en Sneeuwbos beoordelen Lindepoot terwijl Sparnaald en ik jou zullen beoordelen, Zonnepoot”, vertelde Withart met haar ogen op haar eigen leerling gericht. “Jullie weten het. Doe geen domme dingen en als er iets gebeurt, verwittig je het kamp. Begrepen”, voegde ze toe “Begrepen”, riepen de leerlingen in koor. “Lindepoot jij jaagt richting het oude tweebeennest en Zonnepoot jij gaat richting de oude eik. We houden jullie in het oog en niet valsspelen. Tegen Zonhoog zijn jullie terug hier”, legde Sneeuwbos uit. De twee leerlingen stoofden weg in verschillende richtingen en de krijgers bleven nog even wachten aan de ingang.
Withart sloop door het bos samen met Sparnaald, toen ze de geur van Zonnepoot oppikten. Ze zagen haar een duif begraven die ze had gevangen. Niet slecht, dacht Withart bij zichzelf, terwijl Zonnepoot verder in het bos ging. Ze zagen haar in de jachthouding zakken en sneller als de wind had ze een eekhoorn gevangen. Withart hoorde haar leerling tevreden snorren. Na een tijd gingen Sparnaald en Withart terug naar het afgesproken punt, waar Sneeuwbos en Roosrijp al zaten te wachten. “Hoe was het bij jou”, fluisterde Roosrijp. “Goed, ze heeft een duif, een eekhoorn en een woelmuis gevangen. De technieken zaten goed”, antwoordde Withart trots, “Bij jullie?” “Lindepoot heeft een merel laten schieten, maar ving wel een konijn en twee spitsmuizen”, snorde Sneeuwbos tevreden, hij spitste zijn oren toen er geritseld klonk vanuit de struiken. Het waren Zonnepoot en Lindepoot, elk een bek vol met prooi. “Goed gedaan”, complimenteerde Roosrijp hen. “Kom, we zullen mee dragen en dit naar het kamp brengen. Daarna gaan we verder met de beoordeling”, zei Withart.
De groep katten namen speciaal een omweg om Stormwolk en Dennenstaart extra tijd te geven. “Hier is niemand”, merkte Zonnepoot op toen ze aan het veld arriveerden. “Maar ik ruik wel katten”, voegde ze snel toe. “Ja, het zijn er twee, het zijn...”, maar meer kon Lindepoot niet zeggen, want Dennenstaart en Stormwolk sprongen vanuit hun schuilplaats op de leerlingen. Wat er volgde was een woest gevecht met ingetrokken klauwen. Na een tijd hadden zowel Zonnepoot als Lindepoot de krijgers verslaan. “Goed gevochten”, bracht Dennenstaart hijgend uit. “Bedankt voor de hulp, jullie mogen gaan”,  bedankte Sneeuwbos hen. “Nu is het tijd om terug naar het kamp te gaan. Daar zullen Sneeuwbos, ik en de beoordelers praten met de leider over de resultaten van de dag. Eet wat en daarna mogen jullie even genieten van de rust,” zei Withart. Braamster zat al te wachten toen ze terug kwamen. “Kom maar mee naar mijn hol”, mauwde de bruingestreepte kater. Eenmaal in het hol begonnen ze te overleggen wat ze van de leerlingen vonden. “Ik denk dat het duidelijk is dat de leerlingen geslaagd zijn”, vertelde Braamster na het overleg. “Vertel hen maar dat ze morgen voor zonsondergang krijger worden”, vervolgde hij. Withart liep naar haar leerling Zonnepoot, die druk kletsend tegen Vonkpoot bezig was. “Proficiat! Je wordt morgenavond krijgerf, mauwde Withart fier. Zonnepoot liet een schreeuw van verrukking. “Eindelijk!” Haar zus Lindepoot kwam ook enthousiast aangedenderd. Ze gaven elkaar een likje en ondertussen wisten hun ouders het ook al en kwamen ze trots aangetrippeld. Withart besloot hen alleen te laten en trok zich terug bij haar partner Muissnor. “Raar gevoel he, als je leerling slaagt”, mauwde hij. “Ja, het leek mijn eigen beoordeling wel.”
De volgende avond was het zo ver. Withart had zich netjes uitgedost en zat naast haar leerling Zonnepoot. Toen iedereen gesetteld was, liepen ze naar voren, achter Lindepoot en Sneeuwbos aan. Toen ze op de open plek aankwamen, stelde Braamster de mentors de vraag. “Zijn jullie leerlingen klaar voor het krijgerschap?” De twee mentors gaven tegelijk antwoord. “Ze zijn er klaar voor.” “Goed dan, gaan nu verder”, antwoordde Braamster, “Ik, Braamster, leider van de DonderClan, doe een beroep op mijn krijgervoorvaderen om op deze 2 leerlingen neer te kijken. Ze hebben hard getraind om de werking van uw nobele krijgscode te begrijpen, en ik beveel hen nu op hun beurt aan als krijgers. Lindepoot en Zonnepoot,  zweren jullie dat je de krijgscode in ere zult houden en je Clan zult beschermen en verdedigen, zelfs met gevaar voor eigen leven." Braamsters ogen waren strak naar de leerlingen gericht. “Dat zweer ik”, riepen de zusjes. Braamster vervolgde de ceremonie: “Dan geef ik jullie nu uit naam van de SterrenClan jullie krijgersnaam: Lindepoot, van nu af aan zul jij bekend staan als Lindestraal. De SterrenClan eert je moed en energie, en wij heten je welkom als volwaardig krijger van de DonderClan. Zonnepoot, van nu af aan zal jij bekend staan als Zonnestap. De SterrenClan eert je enthousiasme en je vriendelijkheid en wij heten je welkom als volwaardig krijger van de DonderClan.” Het gejuich zwol aan nadat de nieuwe krijgers de schouder van Braamster hadden aangeraakt. Withart zag haar zoon Langsnor de namen het allerluidste van iedereen te roepen, het waren dan ook zijn dochters. Withart kon niet meer blinken van trots voor haar oud-leerling.

Hoofdstuk 33: Notenpoot[]

Geen spoilers aanwezig

Een overzicht van de Clans, vind je hier.
Withart Icon
Withart rekte zich goed uit voor ze op dageraadpatrouille ging samen met Cederpels, Dennenstaart en Witvleugel. Toen ze op de open plek kwam, zag ze de twee kittens van Haverblad, Notenkit en Hulstkit jagertje spelen. Haverblad die haar kittens in het oog hield, knikte haar moeder gedag. Snel daarna zagen de kittens Withart lopen en stormden ze naar haar toe hun staartjes hoog in de lucht. “Withart! Weet je het al”, vroeg Notenkit opgewonden, maar vooraleer Withart kon antwoorden, zei Hulstkit het al: “Wij worden leerlingen vandaag!” “Hulstkit, ik ging het zeggen”, mauwde Notenkit teleurgesteld. “Dat is niet erg hoor, Notenkit.” Withart troostte haar kleinzoon met een snelle lik. “Dat wist ik trouwens nog niet. Ik zal zien dat ik er zeker bij kan zijn, maar nu moet ik door.” Withart liep naar de ingang waar Cederpels al zat. “Jij bent ook vroeg wakker”, mauwde Withart toen ze haar zoon zag zitten. “Hmm wat zei je”, vroeg Cederpels die duidelijk aan het dagdromen was. “Ik denk dat jij niet veel geslapen hebt”, zei Withart met een nieuwsgierige ondertoon. Cederpels zag zijn broer Dennenstaart en Witvleugel aanlopen en zei vlug: “Voila, we zijn volledig. Dan kunnen we vertrekken.” Withart die achter Witvleugel naar buiten liep, wist dat Cederpels tegenwoordig nog meer als anders met Amberlicht optrok, het zou niet lang meer duren of ze zouden partners worden. De patrouille was zeer gespannen, er was namelijk constante dreiging van Donkerstaart en zijn volgelingen. Maar ze geraakten er zonder gescheurde oren vanaf. Eenmaal terug in het kamp, zag Withart haar partner Muissnor iets vertellen aan zijn broer Besneus. Ze wachten even totdat het gesprek gedaan was en liep dan naar haar partner toe, die haar begroette met een vrolijk gespin. “Zo meteen even gaan jagen samen na de ceremonie”, vroeg Withart aan Muissnor. “Lijkt me een goed plan”, antwoordde hij.


“Laat alle katten die kunnen jagen verzamelen aan de hoge richel.” Braamsters woorden klonken door heel het kamp. Withart en Muissnor bleven zitten omdat ze toch al bij de hoge richel zaten. Withart zag hoe Stropels, haar vader zich uitrekte en naast Doornklauw en Regenvacht ging zitten. Donswilg ging juist buiten de kraamkamer zitten samen met Molsnor, terwijl vanuit de kraamkamer stille kreetjes van Nachtkit en Keikit te horen waren. De vier leerlingen, Vonkpoot, Ijspoot, Spikkelpoot en Klaverpoot gingen naast elkaar liggen. Wanneer alle katten gesetteld waren, maande Braamster voor stilte. Al snel waren de katten stil en kwam Haverblad de kraamkamer uit samen met haar twee jongen die opgewonde naar de verzamelde katten liepen. Toen de drie geïnstalleerd waren, begon Braamster met de ceremonie. “We zijn hier vandaag om het begin van de leerlingentijd van Hulstkit en Notenkit te vieren. Het zijn donkere tijden voor ons allemaal, maar het Clanleven gaat voort en ook deze twee kittens kunnen klaargestoomd worden voor hun krijgersschap.” Withart zag ondertussen hoe Hulstkit opgewonden begon te fluisteren tegen haar broertje. Haverblad keek haar twee kittens boos aan, en de twee zwegen direct. “Hulstkit.” Het donkergrijze poesje keek op naar de leider. “Vanaf vandaag tot je jouw krijgsnaam verdient hebt, zal jij bekend staan als Hulstpoot. Windstroom. Jij zal Hulstpoots mentor worden. Ik wil dat je al de kwaliteiten die jij geleerd hebt van Wolkstaart aan haar zal doorgeven zodat ze uitgroeit tot een sterke krijger”, sprak Braamster. Hulstpoot liep vrolijk naar haar mentor toe, en Withart hoorde haar nog zeggen tegen Windstroom. “Wanneer gaan we het territorium verkennen?” Maar Windstroom zwiepte met haar staart dat ze stil moest zijn. Ondertussen zag Notenkit er nog zenuwachtiger uit als ervoor. “Notenkit. Vanaf vandaag tot je jouw krijgsnaam verdient hebt, zal jij bekend staan als Notenpoot. Withart. Jij hebt pas de training van Zonnestap afgewerkt en ik wil dat je Notenpoot even goed opleidt, als dat jij Zonnestap hebt opgeleid.” Een beetje verbaasd liep Withart naar het midden waar Notenpoot al kwam aangelopen. Ze had niet verwacht dat ze snel een tweede leerling ging krijgen. Zonnestap was nog maar enkele manen krijger. Nadat alle katten hun felicitaties hadden uitgeroepen, trok Withart samen met Notenpoot het bos in.

Hoofdstuk 34: Hartverscheurend deel 1[]

Geen spoilers aanwezig

Een overzicht van de Clans, vind je hier.
Withart Icon
Withart kon haar zelf geen betere leerling wensen dan Notenpoot. Het katertje was een pak rustiger dan Zonnestap in de tijd, en was net zoals Zonnestap vrij snel mee met de trainingen. Maar toch was Withart op haar hoede, als ze met Notenpoot het kamp verliet. De spanning met Donkerstaart was erger geworden en de katten moesten constant bewustzijn van een nakend gevecht. Ineens stoof Notenpoot de struiken in. “Wacht”, riep Withart hem achterna. Zo meteen botst hij tegen een van die zwervers. Withart versnelde haar pas op zoek naar haar leerling. Maar ze zag uit haar rechterooghoek iets afkomen, ze spande haar spieren op voor een gevecht en draaide zich om met uitgeslagen klauwen. “Notenpoot”, mauwde Withart verbaasd toen bleek dat het de crème met bruin gestreepte kater was die naar haar toe liep. “Wat was er”, mompelde de leerling die een gigantische eekhoorn in zijn mond had zitten. Withart werd woedend op haar leerling: “Hoe kon je zo alleen wegstuiven? Je weet dat de leerlingen vergezeld moeten worden. Het had je dood kunnen zijn!” Notenpoot keek geschokt naar zijn mentor. “Ik wilde alleen maar die eekhoorn vangen”, stamelde Notenpoot. Hij bedoelt het goed. Misschien had ik niet zo moeten uitvallen. Withart haalde enkele adem om terug rustig te worden.Het is heel goed van je om aan de Clan te denken, en ik had niet zo moeten uitvallen tegen jou”, zei Withart, “Maar je had beter moeten weten.” Notenpoot kromp ineen bij het horen van de woorden. “Maar dat neem niet weg dat je een goede vangst hebt gedaan. Zo te zien kunnen we er nu beter een jachtles van maken”, mauwde Withart om hem wat op te beuren en dat leek te werken, want Notenpoot straalde van het compliment.
Er waren enkele dagen gepasseerd sinds het moment dat Notenpoot onverwachts een eekhoorn ging vangen, en er was veel gebeurd. De Clans hadden gisteren besloten om het geweld te stoppen, en de zwervers te verjagen. Vandaag zou het gaan gebeuren. De katten gingen ten strijde trekken. Withart had zojuist nog enkele gevechtsbewegingen herhaald met Notenpoot, om er zeker van te zijn dat hij goed getraind was. Alle leerlingen gingen mee, dus ook Notenpoot, ookal was hij nog maar drie manen in training. “Je blijft in mijn buurt vechten en wees geen muizenbrein. Ga niet alleen achter zo’n zwerver na. Je bent nog altijd maar drie manen leerling”, mauwde Withart streng. “Je hebt het gehoord”, voegde een stel achter haar toe. Het was Haverblad die haar zoon ondertussen onderdompelde met likken. Withart moest ervan snorren hoe Notenpoot probeerde om uit Haverblads greep uit te geraken. Ik weet hoe Haverblad zich nu moet voelen, haar jongen gaan allemaal hun eerste grote gevecht meemaken. Ze moet haast op zijn van ongerustheid. Withart had dat gevoel ook nog, maar na al die manen kon ze het beter plaatsen.  Na een tijdje liet Haverblad Notenpoot los en kon Withart nog snel wat advies geven: “Als ik of eender welke krijger jou een bevel geeft, volg je die zonder te morren.” “Maar, wat als jij daardoor sterft”, vroeg Notenpoot angstig. Withart wist niet direct wat ze moest zeggen, ze had deze vraag niet verwacht van Notenpoot. Ik wist niet dat ik zo veel betekende voor hem. “Dan nog, doe je het. Je respecteert altijd de keuze van een stervende krijger”, antwoordde Withart uiteindelijk. “Dan...dan zal ik die keuze respecteren”, mauwde Notenpoot vastberaden. Withart streek even met haar staart over zijn schouder, als blijk van trots en steun. Want wat er nu ging volgen, wist niemand. “Alle katten verzamelen”, Braamsters stem weerklonk ineens door heen het kamp. “Kom, we gaan”, zei Withart en ze wandelde naar haar leider toe.
Withart liep samen met Notenpoot en de andere mentors en hun leerlingen in de achterhoede. Muissnor, die gewacht had in het kamp totdat Withart het kamp verlaatte, wandelde naast haar. Withart genoot van de aanwezigheid van Muissnor, al zeiden ze niets tegen elkaar. Het zorgde er voor dat ze wat kalmeerde, af en toe schuurde hun vachten of snorharen tegen elkaar. Withart keek wat rond, voor haar liepen Libellevleugel en haar leerling Klaverpoot, Klaverpoot leek vrij rustig voor zijn eerste grote gevecht. Maar ja, hij is ook bijna krijger. Notenpoot, die links van Withart liep, was zo te zien eerder angstig. Het zou zijn eerste echte gevecht worden en dan nog een gevecht waar normaal geen jongere leerlingen in mee mogen vechten. Withart legde zijn staartpuntje op haar leerling zijn schouder, en fluisterde: “Het komt goed! Echt waar.” Nog geen vijf pootstappen later, rook Withart de Hemelclan en toen klonk Braamsters stem doorheen het bos: “DonderClan aanvallen!”

Hoofdstuk 35: Hartverscheurend deel 2[]

Spoilers aanwezig voor Klaversprongs schuld.

Een overzicht van de Clans, vind je hier!
Withart Icon
Zonder verder na te denken, stormde Withart op de zwervers af met Notenpoot naast haar zijde. Ze zag hoe Muissnor, met een blik vol vastberadenheid, op een donkerbruine poes sprong. Zijzelf wierp zich op een sneeuwwitte kat terwijl Notenpoot samen met zijn zus Hulstpoot tegen een kat aan het vechten waren. De zwerver steigerde toen hij Withart in het oog had, en Withart zag een ideale opportuniteit. De kat had nu zijn zwakke buik tentoongesteld, waardoor Withart hem lelijk zou kunnen toetakelen. Het is alles of niets. Withart bonkte de witte kat omver en zette haar klauwen in zijn zachte buik. Ze voelde zijn bloed onder haar poten stromen. De kater probeerde zich uit Witharts greep te wringen maar Withart had hem te goed vast. Ze klauwde en hapte naar hem tot zijn buik nog maar enkele plukjes vacht had. “Ik laat je gaan, en kom nooit meer terug”, grauwde ze naar de kater. De zwerver siste alleen maar en vluchtte wankelend weg. Withart draaide zich om op zoek naar haar leerling. Ze zag Regenvacht en Langsnor samenwerken tegen een reusachtige kater, iets verder was een bloedende Kiezelsteen aan het worstelen met een andere kat en Dennenstaart rolde met een grijze kater over het strijdtoneel. Daarna zag ze Windstroom samen met haar leerling Hulstpoot en Stormwolk tegen vier andere katten vechten. Dan zag ze Notenpoot, die een zwarte poes haar slagen aan het ontwijken was. Ik moet hem helpen!
Sneller als de wind, racete ze naar de crème-bruine leerling. Withart knikte naar haar leerling en die wist direct wat hij moest doen. Hij ontweek de zwarte poes, die verward werd van zijn onverwachte beweging. Withart nam het voordeel in haar beide poten en gaf de poes een rake slag in haar gezicht. Ondertussen was Notenstreep op de zwerver gesprongen en was haar aan het krabben, alsof zijn leven er van afhangt. De poes wist niet waar ze eerst moest zijn, waardoor Withart haar nog enkele rake klappen kon geven. Ze hoorde de vreselijke kreten van angst, pijn en woede terwijl ze zich op de poes concentreerde. Toen klonk er een afgrijselijk geschreeuw doorheen het veld. Withart draaide zich om en zag vanwaar het geschreeuw vandaan kwam. Het was Klaverpoot, die op de grond werd gedrukt door een oranje kat, waarvan Withart wist dat zijn naam Netel was. Ook Notenpoot had het gezien, en hij liet de poes voor wat het was. hierdoor kon de poes ontsnappen maar dat boeide Withart niet. “Blijf in mijn buurt, we gaan Klaverpoot helpen”, siste ze naar haar leerling. De twee liepen naar Klaverpoot, die machteloos uit Netels greep probeerde te komen. Hij was hevig aan het bloeden. Wanneer Withart bijna bij Klaverpoot was, flitste er een grijs gestreepte vacht voorbij. Het was Wilgstaart, die Netel af Klaverpoot sleurde en ermee begon te worstelen. “Breng hem in veiligheid”, bracht Wilgstaart moeizaam uit. De grijze poes was duidelijk aan het verliezen van Netel, maar ze gaf Withart een alleszeggende blik. Notenpoot wilde naar zijn oudere zus toe, maar Withart greep hem bij zijn staart: “Weet wat ik je gezegd hebt.” Notenpoot vermande zich, en samen droegen ze een hevig bloedende en bewusteloze Klaverpoot de struiken in. “Blij hier bij Klaverpoot. Bewaak hem met je leven”, beval Withart voor ze zich terug in de strijd gooide met een levenloos lichaam naast zich.
De strijd was voorbij, de Clans hadden gewonnen maar ook veel verliezen geleden. Withart liep naast Muissnor naar het kamp in stilte. Ze bloedde uit haar wonden, maar dat kon haar weinig schelen. Er waren ergere dingen. Achter haar liep Regenvacht, die het levenloze lichaam van Wilgstaart droeg en naast hem Stormwolk, die zijn zwaargewonde zoon naar het kamp bracht. Gaaiveder had al de eerste zorgen toegediend, maar het was nog niet zeker of Klaverpoot het ging overleven. Withart maakte zich onderweg sterk voor het moment dat haar dochter te weten zou komen dat Wilgstaart dood was. Ze wandelde de open plek op, waarna Haverblad direct naar de groep katten kwam afgespurt. Ze hoorde hoe haar dochter het uitschreeuwde en Withart kromp ineen van het hartverscheurende geschreeuw van haar dochter. Ze maakte aanstalten om Haverblad te gaan troosten. Maar Muissnor hield haar tegen met zijn staart. “Laat hen even alleen”, mauwde hij met een gebroken stem. Withart zag hoe Haverblad leunend op Hommelstreep naar de open plek strompelde, en haar moederhart brak in duizend stukken.

Hoofdstuk 36: Fierheid[]

Geen spoilers aanwezig

Een overzicht van de Clans, vind je hier.
Withart Icon
Er waren drie manen verstreken sinds het vreselijke gevecht met de zwerveling, waarin Wilgstaart gestorven was om Klaverpoot te redden. De grijze leerling had het ternauwernood overleefd, en was nu een krijger met de naam Klaversprong. Zijn rug was ontsierd door het grote litteken, maar hij begon stilaan meer taken opzich te nemen. Withart had in die tijd ook niet stilgezeten, ze moest haar leerling Notenpoot verder trainen. Hij was uitgegroeid tot een grote, gespierde kater die wat de lichaamsbouw van zijn vader had. Notenpoot was ondertussen zelfs groter dan Withart, en zij was al geen kleintje. Hij had zojuist met zijn zus Hulstpoot hun eindbeoordeling gehad. Nu was Withart in overleg met Windstroom, Braamster en Kwiklicht over de beoordeling. “Hoe hebben ze het eigenlijk gedaan”, vroeg Braamster. “Hulstpoot heeft een goede jacht gehad. Ze heeft enkele vogels gevangen, en ook het gevecht was goed verlopen”, mauwde Windstroom. “En bij Notenpoot”, zei Braamster. “Hij heeft goed gejaagd en heeft een merel, lijster en een woelmuis te pakken gekregen”, antwoordde Withart, “Zijn gevecht was ook vlotjes verlopen. Hij heeft Molsnor praktisch blind verslagen.” Braamster knikte goedkeurend, en Withart hoorde Kwiklicht snorren. “Zijn ze voor de rest ook klaar voor het krijgersschap” vroeg Kwiklicht. De twee mentoren knikten toestemmend. “Helemaal”, mauwde Withart, “Vergeet niet dat ze een zwaardere leerlingentijd dan de meeste van ons hebben gehad.” “Daar heb je gelijk in”, zei Braamster, “zeg maar tegen de leerlingen dat ze geslaagd zijn en dat we de ceremonie vlak voor zonsondergang houden.” Withart stond recht en liep samen met haar dochter op de twee leerlingen af. “En”, vroeg Hulstpoot die ongeduldig met haar staart aan het zwaaien was. “Jullie zijn geslaagd”, mauwde Windstroom blij. “Ja, wij worden krijgers”, riep Hulstpoot uit. “Ik word een krijger”, zei Notenpoot luid en hij begon enthousiast op en neer te springen. Iets wat totaal niet bij de anders zo rustige kater paste. “Jullie mogen trouwens kiezen wat jullie doen nu. Zie wel dat je op tijd terug bent voor de ceremonie”, zei Withart toen de leerlingen wat rustiger waren, “die is vlak voor zonsondergang.” “Ik ga jagen”, mauwde Hulstpoot vastberaden en ze vertrok naar de kampuitgang. “Mag ik mee”, hoorde Withart Notenpoot vragen. “Tuurlijk mag je mee.” De groene ogen van de kater lichtte op. “Je moet trouwens gewoon worden aan zelf beslissingen nemen, straks ben je mijn leerling niet meer”, snorde Withart. Ze zag hoe de kater achter zijn zus aanliep en de twee begonnen druk te kwetteren over hun ceremonie. “Zo meteen, is al de prooi al gaan vliegen”, snorde Windstroom. Withart kon haar lach niet onderdrukken. “Dat denk ik ook, Windstroom.”
De avond begon neer te dalen, en de katten waren zich al aan het verzamelen op de open plek. Withart was ondertussen Notenpoot aan het fatsoeneren, zoals een mentor altijd deed voor de krijgsceremonie. “Zo, je bent nu wel netjes genoeg”, zei ze tegen haar leerling. “Dat denk ik ook”, snorde Notenpoot. Toen was het tijd voor de ceremonie. Withart liep trots naast haar leerling naar voren. Ze zette zich vervolgens naast Windstroom om toe te kijken. Braamster keek de twee leerling strak aan met zijn amberkleurige ogen. “Ik, Braamster, leider van de DonderClan, doe een beroep op mijn krijgervoorvaderen om op deze twee leerlingen neer te kijken. Ze hebben hard getraind om de werking van uw nobele krijgscode te begrijpen, en ik beveel hen nu op hun beurt aan als krijgers,” mauwde Braamster luid, “Hulstpoot en Notenpoot, zweren jullie dat je de krijgscode in ere zult houden en je Clan zult beschermen en verdedigen, zelfs met gevaar voor eigen leven." Notenpoot en Hulstpoot riepen vastberaden: “Dat zweer ik.” “Dan geef ik jullie nu uit naam van de SterrenClan jullie krijgersnaam: Hulstpoot, van nu af aan zul jij bekend staan als Hulstblad. De SterrenClan eert je zelfzekerheid en je eerlijkheid, en wij heten je welkom als volwaardig krijger van de DonderClan”, zei Braamster. Withart zag hoe Hulstblad naar de leider toeliep en zijn schouder aanraakte. De spanning begon te stijgen bij Withart, want nu was haar eigen leerling aan de beurt. Natuurlijk was ze ook blij voor Hulstblad, maar de krijgsceremonie van je eigen leerling was toch anders. Ik ben precies even zenuwachtig als Notenpoot zelf, dacht Withart. De kater stond stokstijf te kijken naar zijn leider, maar Withart zag hoe zijn staartpuntje heen en weer ging. Braamster schraapte zijn keel. “Notenpoot, van nu af aan zal jij bekend staan als Notenstreep. De SterrenClan eert je intellect en je kalmte en wij heten je welkom als volwaardig krijger van de DonderClan”, mauwde Braamster. Nadat ook Notenstreep de schouder van Braamster had aangeraakt, barste het gejuich los. Withart schreeuwde de namen van de leerlingen luid mee, ze was even fier op haar oud-leerling als op haar jongen toen zij krijgers werden.

Hoofdstuk 37: Het onwezenlijke[]

Geen spoilers aanwezig

Een overzicht van de Clans, vind je hier.
Withart Icon
Er waren weer enkele manen voorbij gestreken sinds de krijgsceremonie van Notenstreep. Het was ondertussen bladval, en het begon echt koud te worden. “Ik denk dat we een koude bladkaal te gemoed gaan”, mauwde Muissnor. Withart nestelde zich wat dichter tegen haar partner, zijn dikke, lange vacht bood haar wat extra warmte. “Ik denk het ook, het valt nu al bijna niet meer te houden.”, beaamde Withart. De twee genoten van elkaars gezelschaps, nu dat ze allebei vrij waren van Clantaken. Withart keek naar de patrouilles die terugkeerden van hun ronde. Regenvacht en Kiezelsteen waren druk in overleg met elkaar. “We hebben toch prachtige jongen. Vind je niet”, zei Muissnor terwijl hij zijn twee zonen liefdevol aankeek. Withart knikte. “Ja, maar dat kan ook niet anders met zo’n prachtige kater als jij”, mauwde ze wat flirtend. Muissnor moest lachen, maar zijn glimlach verdween ineens als sneeuw voor de zon. “Wat is er”, vroeg Withart bezorgd. “Vind je ook niet dat Regenvacht mager is geworden”, mauwde Muissnor stilletjes. Withart keek nauwkeurig naar haar zoon. Regenvacht was inderdaad mager geworden en had wat spieren verloren. “Ik zie het ook”, fluisterde Withart. “Het zal wel niets zijn. Iedereen verliest gewicht in bladval”, zei Muissnor. Withart schudde bezorgdheid van haar af en viel rustig in slaap tegen haar partner.
De volgende dagen, werden er veel katten ziek. Ondanks dat de katten geïsoleerd werden, raasde de besmetting door het kamp. Withart kwam terug van een jachtpatrouille en zag dat Langsnor uit het medicijnkathol kwam. Withart legde haar prooi snel neer en rende naar haar zoon toe. “Je bent toch niet ziek”, vroeg ze bezorgd. Langsnors ogen waren groot van bezorgdheid. “Nee hoor, ik heb Regenvacht naar het hol gebracht”, mauwde hij, “Hij had last van krampen en we kunnen nu niet voorzichtig genoeg zijn.” “Ik ga een kijkje bij hem nemen”, besloot Withart. Ze trippelde naar haar zoon toe, maar werd tegengehouden door Gaaiveder. “Wat kom je hier doen”, vroeg hij nors. “Mijn zoon bezoeken of is dat misschien niet gepermitteerd”, mauwde Withart. “Sorry, Withart,” zei Gaaiveder, “Maar hij is besmet. Je mag niet bij hem komen.” Nee niet Regenvacht! “Zorg dat hij beter wordt, alsjeblieft”, smeekte Withart. “Ik zal mijn best doen”, beloofde Gaaiveder. Ik moet Muissnor inlichten! Withart stapte het hol uit terwijl ze Regenvacht zachtjes hoorde kreunen. SterrenClan, laat mijn zoon genezen van die vreselijke ziekte. De twee zonsopgangen erna, werd de toestand van Regenvacht steeds kritieker. De grijs-witte kater at niets meer en had koorts. Withart hoopte dat haar zoon zou genezen, maar ze wist diep van binnen dat het niet zou zijn. Withart lag te slapen, en voelde een poot in haar zij. “Withart wakker worden! Het is dringend.” Ze opende haar ogen en zag Loofpoel voor haar staan. “Het gaat niet goed met Regenvacht, jullie moeten afscheid gaan nemen”, fluisterde Loofpoel. Witharts ogen vulde zich met tranen, ze zou elk moment haar zoon gaan kwijt geraken. Ondertussen had Loofpoel ook Muissnor wakker gemaakt en ingelicht. Haar partner leek ineens manen ouder te zijn. De twee maakten snel de rest van hun jongen wakker, en samen liepen ze naar het medicijnkathol. Regenvacht lag gestrekt in zijn nest, zo zacht te ademen dat het leek dat hij dood was. Terwijl iedereen zich rond haar zoon verzamelden, drukte Withart haar neus in zijn vacht. Ze begon hem zachtjes te wassen, zoals ze zo vaak had gedaan bij hem toen hij nog een kitten was. Langsnor en Haverblad drukten zich tegen elkaar aan. “Ga niet weg, Regenvacht”, mauwde Langsnor hopeloos. Muissnor legde zijn staart over zijn oudste zoon heen. “Hij gaat nu naar een betere plek”, fluisterde Stekelstaart tegen zijn oudere broer. Allemaal namen ze afscheid van Regenvacht, die nauwelijks meer bij bewustzijn was. Ze prevelden iets in zijn oor, ze gaven Regenvacht een lik, ze duwden hun neus in zijn vacht om zijn geur voor een laatste keer op te nemen. “Ik ben zo trots op je”, zei Muissnor, “Ga maar naar de SterrenClan. Waar je over ons kan waken.” Haar partner begon hard te snikken, en Withart beroerde haar neus over zijn wang. Zo gebroken had ze Muissnor nog nooit niet gezien. Regenvacht opende ineens zijn groene ogen, die zo hard op die van Muissnor leken. “Dag Regenvacht. Het is goed, ga maar naar de SterrenClan. Daar zal Wilgstaart op je wachten”, mauwde Withart, “weet dat ik van je hou.” Regenvacht hief zijn hoofd omhoog. “Wi....wilg...Wilgstaart”, mompelde haar zoon. Daarna liet hij zijn hoofd zakken en doofde het licht in zijn ogen. Regenvacht was dood.
“Nee”, schreeuwde Withart. Alle andere katten begonnen ook te jammeren. Ze was haar zoon verloren. Haar sterke zoon, die normaal haar zou moeten overleven. Muissnor drukte zich tegen haar aan. “We gaan naar buiten, daar kunnen we de wake houden”, mauwde hij. Ze volgde haar gezin mee naar buiten, waar haar Clangenoten verdrietig zaten toe te kijken. “Ik was zo trots op je. Maar ook fier dat ik je moeder mocht zijn”, fluisterde Withart. Er streek een staart over haar schouder en Withart keek op. Het was Stropels, haar vader, die haar aankeek. Nu weet ik hoe hij zich moest voelen toen Honingvaren en Molpoot stierven, “Nu lijkt het misschien dat je dit nooit te boven gaat komen. Maar wees gerust, het verdriet gaat slijten. Ook al zal de pijn nooit echt weggaan,” troostte haar vader haar. Withart begroef haar neus in zijn vacht als teken van dankbaarheid. Stropels nam naast haar plaats voor de wake. Withart zag hoe oud haar vader eigenlijk geworden was, zijn snuit was grijs geworden en zijn snorharen waren ook grijzend. Ik wil van jou nog geen afscheid nemen, dacht ze in stilte met een blik op haar vader voor ze zich terug naar Regenvachts lichaam wendde. “Het voelt nu al onwezenlijk aan dat jij er niet meer bent. Ik ga je missen, mijn zoon”, prevelde ze stilletjes terwijl ze haar staart rond die van Muissnor wikkelde.

Hoofdstuk 38: Een groot gemis[]

Geen spoilers aanwezig

Een overzicht van de Clans, vind je hier.
Withart Icon
Withart hees zich uit haar nest, Regenvacht was een halve maan geleden gestorven aan een vreselijke ziekte. Het verdriet was nog altijd aanwezig in Witharts hart. Ze zag dat het vachtplukje van Regenvacht, dat ze had bijgehouden, nog aan haar poot kleefde. Withart nam het voorzichtig vast en begroef het onder het mos van haar nest, zodat het zeker niet kon gaan vliegen. Ze liep het hol uit, en zag dat het druk was op de open plek. Ze zag Donswilg aan de kampingang zitten, en liep naar haar dochter toe. “Hoe gaat het”, vroeg de donzige poes bezorgd. “Het gaat wel”, antwoordde Withart. Ze wilde haar dochter niet laten merken dat het echt niet ging. “Wie moest er nog mee op patrouille met ons”, vroeg Withart. “Rotsklauw”, antwoordde Donswilg. Al snel kwam de kater aangelopen en vertrokken ze op patrouille. Withart was er niet echt met haar hoofd bij tijdens de patrouille. Elke pootstap deed pijn, niet fysiek maar in haar hart, want elke pootstap die zij zette, was er een die Regenvacht niet meer zou kunnen zetten. Withart was blij dat ze terug in het kamp was. Ze wandelde met een laaghangende staart naar haar nest. “He, Withart eet je mee”, vroeg Muissnor vrolijk. “Nee, bedankt. Ik heb geen honger”, zei ze stilletjes terwijl ze zich verder naar het hol begaf. Withart had geen zin om in de drukte van het kamp te zijn, ze wilde alleen zijn.
Withart liep voorbij de plek waar Regenvachts nest ooit was geweest, met een steek in hart, besefte ze dat ook Snellopers nest daar ooit was geweest. De twee broers sliepen namelijk naast elkaar. Er kwam een flauwe glimlach op Witharts gezicht toen ze aan Snelloper dacht. Zou hij de bergen veilig bereikt hebben? Is hij daar gelukkig? Zo veel vragen die Withart over hem had, maar die nooit beantwoord zouden worden. Ze ging in haar nest liggen, en nam het vachtplukje vast. Regenvachts geur begon er uit te verdwijnen, weer een teken dat Regenvacht voorgoed weg was. Ze legde haar hoofd neer en sloot haar ogen, in de hoop om even blij te kunnen zijn. “Withart, slaap je”, vroeg een warme stem naast haar. Withart opende haar ogen. “Ik ben wakker, Muissnor”, mauwde ze. Muissnor ging naast Withart liggen en wreef even langs haar hoofd. “Ik weet dat je het moeilijk hebt met Regenvachts dood. Ik heb het daar ook mee moeilijk.” Muissnor stopte even met praten en Withart zag dat zijn ogen waterig waren. “Maar we kunnen er niets aan veranderen. We moeten nu hier voor hem leven”, vervolgde haar partner. “Maar hoe kan ik dat? Mijn zoon is dood”, schreeuwde Withart uit, “Een moeder dient niet haar jongen te overleven!” Het opgekropte verdriet kwam als een stortvloed uit haar mond. Muissnor zat met open mond naar Withart te kijken. “Ik had die ziekte moeten hebben, niet Regenvacht”, jammerde Withart, de tranen rolden over haar wangen. Ze begon luid te snikken, Muissnor begon haar zachtjes tussen haar oren te likken. “Ik weet het. Regenvacht zou ons moeten overleven”, zuchtte Muissnor. “Maar er is nog zo veel voor te leven.” Withart tilde haar hoofd op. “Wat dan”, vroeg ze. “We hebben Korenkit en Strokit, maar ook Eikenkit en Zandkit kunnen ons leven nog opvrolijken”, vertelde Muissnor. Withart moest snorren tijdens het horen van de kittens hun namen. Strokit en Korenkit waren twee manen oud en de jongen van hun zoon Cederpels, terwijl Eikenkit en Zandkit, de kittens van Dennenstaart, nog maar iets langer als een kwart maan oud waren. “Je hebt gelijk, Muissnor”, fluisterde Withart. Ze legde zicht tegen haar partner aan, en viel in een rusteloze slaap.
Withart zat op een mooie bloemenweide, vogels vlogen druk voorbij. Ze herkende de zonnige plek niet. Waar ben ik beland? Zo te zien, was het zelfs Groenblad en niet de bladval die nu heerste rond het meer. “Withart?” Witharts haren rezen omhoog. ”Is het wie ik denk dat het is?” “Withart, hoor je mij?” De stem had nu een dringendere toon. Withart draaide zich naar het geluid toe, en zag een grijs-wit gestalte staan. “Regenvacht”, riep Withart blij. Ze stormde op haar zoon af en gaf hem een omhelzing als nooit te voren. Haar zoon zag er terug sterk en gezond uit, zijn bosgroene ogen stonden helder. Het was niet de uitgemergelde kater die voor haar stond, maar de gespierde krijger zoals in de fleur van zijn leven. Regenvacht snorde. “Ik ben blij om je terug te zien”, mauwde Regenvacht vrolijk. “Ik ook”, zei Withart. Ze kon het haast niet geloven dat Regenvacht voor haar stond, maar dan viel de realiteit hard aan. “Ik ben in de SterrenClan.” “Ben ik dood”, vroeg ze aan haar zoon. “Nee, dat ben je niet”, antwoordde Regenvacht, “Ik wil je enkel even iets zeggen.” Regenvacht ging wat dichter tegen Withart aan zitten. “Ik wil dat je verder gaat met je leven. Er is nog zoveel om je met bezig te houden,” mauwde hij, “Ik ben er misschien niet meer fysiek, maar ik volg elke pootstap vanuit de SterrenClan. Leef voor mij.” Withart was geshockeerd van hetgeen wat Regenvacht vertelde. “Ik zal het proberen”, beloofde ze haar zoon, “Al zal het niet makkelijk zijn.” “Mijn dood is voor niemand makkelijk.” Er verscheen verdriet in Regenvachts ogen. Hij mist zijn leven in de DonderClan. “Maar de SterrenClan wilde het zo. Wees niet meer verdrietig om mij, maar wees blij voor de tijd die we samen gehad hebben”, eindigde Regenvacht. Withart gaf haar zoon een omhelzing en wist dat dit de laatste keer voor een lange tijd ging zijn. “Ik moet gaan nu”, mauwde Regenvacht zachtjes. “Wil je tegen Muissnor zeggen dat ik van hem hou”, vroeg hij nog snel. Withart knikte. “Tot ooit”, zei Regenvacht terwijl hij zijn moeder nog even een omhelzing gaf. “Tot ooit, mijn zoon”, mauwde Withart terug. Ze zag hoe Regenvacht vervaagde en ze terug in het krijgershol belandde.
Withart liep naast haar partner door het bos, elks hadden ze enkele bloemen in hun mond, die ervoor zorgde dat Witharts neus gevuld werd met de heerlijke geur van madeliefjes. Het koppel was onderweg naar de begraafplaats, en meer bepaald naar dat van hun zoon Regenvacht. De grijs-witte kater die zoveel op zijn vader leek, was begraven onder een grote berkenboom. Ze lieten samen de bloemen op zijn graf vallen. “Ik mis je”, fluisterde Muissnor geëmotioneerd. Withart begroef haar neus in de lange vacht van haar partner. “Ik mis hem ook”, mauwde ze stilletjes. De twee katten bleven een lange tijd in stilte zitten aan het graf van hun zoon. Het gemis was te groot om te praten. Er woei een warme bries door Witharts vacht heen, een soort bries dat ze niet eerder had gevoeld. Ze vernauwde haar ogen want aan de andere kant van het graf, stond precies een bekende figuur. Het was Regenvacht, zijn vacht was gevuld met sterren. Ze wilde er naar toe rennen, hem omhelzen, maar ze besefte dat dit niet ging gaan want hij was er niet echt. Het was zijn geest dat er stond. Regenvacht knikte haar toe en zonder woorden te gebruiken, wist Withart wat hij wilde zeggen. Ga verder. Ik wacht op jullie in de SterrenClan.

Hoofdstuk 39: nodeloos[]

Lichte Engelse spoilers aanwezig, lezen op eigen risico

Een overzicht van de Clans, vind je hier.
Withart Icon
Withart sloop door het bos, ze was aan het jagen in haar eentje. Sinds de dood van Regenvacht was er veel gebeurt in de Clan, dingen die onvergefelijk waren. Dingen die alles veranderden, dingen die ervoor zorgden dat er nieuwe vriendschappen werden gesmeed maar ook juist nieuwe kloven gespleten werden. Withart had met enkele Clangenoten de DonderClan verlaten. Ze had nooit verwacht om ooit in haar leven deze keuze te moeten nemen, maar het ging gewoon niet meer. Het ergste eraan was dat ze haar parnter Muissnor had moeten achterlaten en enkele van haar jongen. Muissnor had geen andere keuze dan in de Clan te blijven, hij moest zijn leerling trainen. Maar Withart wist dat haar partner haar steunde in haar beslissing. Ze walgde er gewoon van hoe ze Eikenvacht de laatste tijd behandelden in de Clan en niet alleen hij. De jonge kater kon er niets aandoen en zijn kittens al helemaal niet. Het enige waarin Withart gerust was, was dat Madelief en Haverblad de kittens gingen beschermen en hen een liefdevol leven gingen geven. Ja, gelukt! Withart nam de gevangen merel op en liep terug naar haar schuilplaats. Grijsstreep gaat blij zijn dat ik een lekker maaltje voor hem gevangen heb, dacht ze fier. De oude kater, en Witharts mentor, was meegegaan met haar. Net zoals Langsnor, Rotsklauw en de zusjes Saliehart en Zilvervacht. De zusjes waren Witharts kleindochters uit het laatste nest van Windstroom. Ze werden samen met hun broer Gruisstorm veel te vroeg leerlingen gemaakt, waardoor Gruisstorm door het gebrek aan training stierf aan verwondingen door een das. Dit was de reden van de zussen om te vertrekken en ook een van de beweegredenen van Withart. De katten hadden hun toevlucht genomen in een holle boom op de grens tussen de SchaduwClan en de DonderClan. Het was goed afgeschermd van de wind en ze hadden het er niet echt slecht. Ze hoorde Grijsstreep snurken, en begon te snorren. De grijze kater werd wakker van Witharts pootstappen. “Goed geslapen”, vroeg Withart aan haar oude mentor. “Niet slecht”, bekende Grijsstreep. “Al heb ik echt wel grote honger”, voegde hij toe bij het zien van de prooi die Withart verzameld had. “We zullen even op de rest wachten”, mauwde Withart. Grijsstreep maakte een brommend geluidje dat hij akkoord ging met de goudbruine poes. Niet veel later kwamen de anderen terug. Langsnor had twee muizen in zijn mond, Rotsklauw een eekhoorn terwijl zijn vroegere leerling  Zilvervacht een spreeuw gevangen had. Maar Withart trok ogen van verbazing bij het zien van Saliehart vangst. De wit-zilveren poes had een groot konijn gevangen. “Jij hebt talent”, mauwde Withart. “Och het stelde niets voor”, zei Saliehart wat verlegen. “Neen, je hebt maar een klein muisje gevangen”, mauwde Zilvervacht ironisch. Saliehart gaf haar zusje een speelse mep, wat resulteerde in een speels schijngevecht. Het deed Withart goed om te zien dat de twee poezen toch nog wat konden spelen, na wat ze allemaal hadden meegemaakt. “Grijsstreep, kies maar iets om te eten”, bood Langsnor aan. De oudste keek verlekkerd naar elk stukje prooi. “Ik ga voor de merel”, mauwde hij uiteindelijk, “hoe lekker het konijn er uit ziet, jij moet ervan eten, Saliehart. Je vangt niet elke dag zo’n konijn.” “Bedankt, Grijsstreep”, mauwde de poes. De katten aten in stilte hun prooi op, waarna ze zich installeerden voor een moment van samentongen. Withart schrok op van een strijdkreet in de verte. “Hebben jullie dat ook gehoord”, vroeg ze aan de anderen. “Ja, er is een gevecht aan de poot”, antwoordde Rotsklauw, zijn vlijmscherpe klauwen doorboorden de grond. “We moeten gaan kijken en meevechten”, mauwde Langsnor. In zijn ogen scheen paniek, netzoals in die van Withart. Moeder en zoon dachten juist hetzelfde. Wat als onze partners en jongen aan het vechten waren? “Grijsstreep, jij blijft hier”,  beval Rotsklauw. Grijsstreep schudde met zijn hoofd. “Niets van. Ik mag dan misschien oud zijn, maar ik kan nog gerust wat vechten”, protesteerde de kater. “Nee, je doet wat Rotsklauw tegen je zegt”, mauwde Withart. Er was vandaag geen tijd voor de koppigheid van haar oud-mentor. Grijsstreep liet een geërgerd zuchtje horen: “Goed dan.” De rest van de groep raceten naar het geluid van strijdende katten toe, bang voor wat ze zouden tegenkomen.
Muissnor Icon
Muissnor lag voor het krijgershol te zonnen, en bekeek het Clan even wat. Sinds het vertrek van Withart en de anderen, had hij geen goesting meer in het leven. Hij wilde dat hij met zijn levenspartner mee kon, maar dan zou zijn leerling zonder mentor zitten en dat ging niet. Waar zou ze nu zitten? “He, gaat het”, vroeg Cederpels een beetje bezorgd. De goudbruine kater ging naast zijn vader zitten. “Ik mis je moeder”, bekende Muissnor, “Het lijkt wel alsof ik haar nooit meer ga terug zien.” “Zeg dat niet”, mauwde Cederpels wat furieus. Als een donderslag bij heldere hemel, wist Muissnor wat hij verkeerd had gezegd. Cederpels was zijn partner verloren vlak nadat hun jongen leerlingen werden. Nu had Cederpels een enorm beschermingsgevoel naar Korenlicht en Strostaart, ondanks dat ze al krijgers waren. “Sorry”, zei Muissnor. “Het is niets. Maar je moet weten dat je Withart wel gaat terug zien”, mauwde Cederpels, “Ze kan zichzelf prima redden.” Muissnor snorde zachtjes. “Dat is waar”, glimlachte hij toen hij aan hun gezamenlijke jachtpartijen dacht. “Ze zal terugkomen wanneer alles hier terug normaal is”, verzekerde Cederpels hem. “Wat vind je eigenlijk van de relatie tussen Klaversprong en Korenlicht”, vroeg zijn zoon erbij. Het leek alsof hij Muissnors advies wilde hebben. “Ze hebben toch een goede relatie samen. Ze helpt Klaversprong met het verwerken van alles, en je kan het niet ontkennen dat hij nu beter is dan voor hun relatie”, vertelde Muissnor. “Maar ze zijn neef en nicht”, bracht Cederpels er tegen in. “Ja, net zoals zoveel katten met partners hier. Schorspels was ook de oom van Varenwolk, en toch waren ze een prachtkoppel”, mauwde Muissnor, “Het is niet aan ons om hun geluk te bepalen, als zij zo gelukkig zijn dan is het zo.” “Je hebt gelijk”, zuchtte Cederpels, “maar ik wil mijn dochter niet kwijt. Zeker niet na wat er allemaal gebeurt is met Amberlicht.” De groene ogen van zijn zoon, die zo gelijkend waren met de zijne, waren gevuld met verdriet. “Korenlicht mag nu misschien haar eigen leven met Klaversprong gaan leiden. Maar ze zal altijd je dochter blijven”, zei Muissnor terwijl hij naar Libellevleugel keek die voorbij kwam gewandeld met Sneeuwlicht. “Net zoals Strostaart, je zoon gaat blijven wanneer hij zijn liefde heeft gevonden”, voegde hij toe. “Bedankt, Muissnor. Ik kan me geen betere vader voorstellen”, bedankte Cederpels hem. Ze gaven elkaar een korte omhelzing voor Cederpels naar zijn zoon toe wandelde. Muissnor genoot van de stilte, maar hij voelde diep van binnen dat er onrust op komst was. Hij kreeg als snel gelijk toen zijn leider de Hoge Rots op sprong. “Iedereen die kan vechten meekomen, enkel de moederkatten en oudsten blijven achter”, schreeuwde hij. Wat is dit nu weer? Achter zijn leider liep hij door het bos. Ze kwamen uit op een grote vlakte tussen de SchaduwClan en DonderClan in, langs de andere kanten kwamen de andere Clans aangevlogen. “Tegen wie moeten we vechten”, vroeg Dennenstaart. “Dat ik geen idee heb”, antwoordde Muissnor. Maar er kwam al een kat op hem afgevlogen. Zijn spieren botste tegen die van de SchaduwClankat. Muissnor blies kwaad naar de andere kat terwijl hij uithaalde. De twee rolden over het strijdtoneel, en hij had moeite om zijn tegenstander eronder te houden. Dan begin ik toch mijn leeftijd te voelen. Ineens lag hij vastgepind op de grond, de andere kat torende boven hem uit. Nee, ik wil niet sterven! Ik wil Withart terugzien. Muissnor bereidde zich voor de doodsteek, maar ineens flitste er een goudbruine vacht voorbij. “Withart”, bracht hij vol ongeloof uit.
Withart Icon
“Daar zijn ze het vechten”, mauwde Langsnor terwijl hij wees naar een grote massa katten. “Maar dat zijn alle Clans”, riep Saliehart uit. “Oh nee dat belooft niet veel goeds”, zei Withart. “Dat betekent dat we nog sneller moeten lopen”, mauwde Rotsklauw. Het vijftal versnelde hun pas en kwamen uit op het strijdtoneel. Het was een grote chaos, niemand leek te weten tegen wie ze moesten vechten. Overal klonken er kreten van angst en woede. Withart scande het terrein op zoek naar gezin en haar partner. Muissnor, waar ben je? Ze zag hoe Langsnor zijn dochter Lindestraal ging helpen, terwijl wat verder Kiezelsteen met Windstroom aan het samenwerken was. Dennenstaart klauwde naar een WindClankrijger en Stekelstaart sprong op de rug van een RivierClankat. Witharts ogen werden groot van paniek toen ze haar partner vond.Hij werd neer gepind door een SchaduwClankrijger, die elk moment kon toeslagen. Nee, hij mag niet sterven! Met een brul van woede, stormde ze richting de twee katten. Ze beukte met al haar kracht de krijger af Muissnor, die verbaasd haar naam zei. “Laat mijn partner met rust”, blies ze kwaad. “Dan had hij me maar niet moeten aanvallen”, siste de krijger terug. Withart haalde haar nagels over het gezicht van de kat. Wat resulteerde in een heuse vechtpartij, waarbij ze met elkaar begonnen te worstelen. Muissnor was ondertussen samen met haar tegen de kater aan het vechten, die uiteindelijk jammerend het struikgewas in liep. “Bedankt”, hijgde Muissnor. “Het is niets”, antwoordde Withart. De twee liepen vervolgens elks hun eigen kant uit op weg om anderen te helpen. Een schelle stem riep dat ze moesten ophouden met vechten. Alle katten keken verwilderd om zich heen, beseffende wat ze elkaar hadden aangericht. Withart zocht heel de vlakte af opzoek naar haar familie. Al snel vond ze Langsnor terug die zich herenigd had met zijn partner Kersenval en hun dochter Lindestraal. Withart was blij dat ze nergens Zonnestap kon bespeuren, dat betekende dat de moederkat toch in het kamp kon achterblijven. “Nee!” Withart schrok op van de stem, het was een bekende stem. Ze vond de kat, die de wanhoopskreet uitschreeuwde, al snel. Het was Libellevleugel, en toen Withart zag waarom haar jongste dochter het uitschreeuwde, welden de tranen op in haar ogen. Nee dit kan niet waar zijn!

Hoofdstuk 40: Niet opnieuw[]

Lichte Engelse spoilers aanwezig

Een overzicht van de Clans, vind je hier.
Withart Icon
“Nee, dit kan niet! Nee! Nee! nee”, schreeuwde Withart uit bij het zien waarom Libellevleugel een wanhoopskreet sloeg. De grijs gevlekte poes, wiens vacht vol spetters bloed zat, zat te jammeren naast een stilliggend figuur. Withart spurtte naar haar jongste dochter toe. Ze zakte door haar poten door verdriet dat haar meester werd. Ze begroef haar neus in de goudkleurige vacht van de bewegingloze kat. Het was de altijd zo piekerige vacht van Stekelstaart. Haar jongste zoon lag met wijd opengesperde ogen op de grond, gevuld met dezelfde dofheid als toen Molpoot, Honingvaren en Regenvacht stierven. Stekelstaart was dood. Withart begon naast haar dochter te snikken, verschillende emoties raasden door haar lichaam. Verdriet beheerste haar lijf maar er was ook een sprankeltje woede. Ze was kwaad op alle gebeurtenissen van de afgelopen manen, op de kat die haar zoon vermoord had, op iedereen die maar iets had kunnen doen om de dood van Stekelstaart te vermijden. Er klonken pootstappen in de buurt van de twee rouwende poezen. Withart keek met betraande ogen op, en zag dat Hagelval en Melkvoet waren. Twee van Libellevleugels kittens. De twee katten leken weinig verwondingen te hebben, en gingen naast hun moeder zitten, terwijl ze haar troostende likjes gaven. Een gedachte schoot door Witharts hoofd. Waar is Muissnor? Waar is hij? Paniek sloeg toe bij Withart. Wat als haar levenspartner ook dood was, hoe zou dit dan ooit kunnen overleven? Withart kon niet zonder Muissnor. Ze had bijna heel haar leven met hem gespendeerd. Terwijl ze bij het lichaam van haar zoon bleef zitten, scande ze het terrein af dat bezaaid was met zwaargewonde en dode katten. Ze kon hem eerst niet vinden, tot ze zijn gespierde lichaam zag staan bij een groepje katten. Muissnor stond verweesd naar iets te kijken, zijn ogen gevuld met tranen. Het kan toch niet? Withart hees zich met veel moeite recht, en fluisterde tegen haar zoon en dochter: “Ik ben zo terug.”  Ookal wist Withart dat het weinig nut had om iets tegen Stekelstaart te zeggen, toch moest ze het doen. Nog steeds in shock, strompelde ze naar haar partner. Van zover ze kon zien, zag hij er niet al te gewond uit. “Muissnor, wat is er”, vroeg ze bezorgd. Haar partner keerde zich naar haar toe, de pretlichtjes, die hij anders in zijn ogen had, hadden plaats gemaakt voor tranen en verdriet. Muissnor opende zijn mond om iets te zeggen, maar er kwam alleen een gedempt geluidje uit. De kater keek terug naar hetgeen dat hij ervoor al stond aan te staren. Withart zag nu ook wat haar partner zag, en haar ogen werden groot van schock. Nee, niet opnieuw, dacht ze bij het zien van hetgeen wat haar partner zag.
Het was Donswilg die Withart zag liggen. Haar dochter lag er even levenloos bij, als Stekelstaart. Een klein straaltje bloed dat uit haar hals stroomde, verried waaraan de grijs gestreepte poes gestorven was. Het begon te duizelen bij Withart. Eerst Stekelstaart en nu Donswilg. Wie van haar jongen zou de volgende zijn? Langsnor? Dennenstaart? Kiezelsteen? Windstroom? Cederpels? Ze kon het niet meer aan, en Withart begon hard te jammeren. Muissnor duwde zich tegen zijn partner aan. Withart voelde hoe zijn tranen op haar vacht druppelden. Bij het lichaam van Donswilg zaten haar partner Molsnor, haar dochter Nachtschaduw en haar jongste zoon Spreeuwbries al. De donkerbruine kater was nog maar amper een krijger, en hij moest nu al zijn moeder afgeven. “Het spijt me. Ik had je moeten beschermen”, fluisterde Molsnor door zijn gesnik door, “dat is mijn taak als partner.” Meer kreeg de crème-bruine kater niet gezegd, want hij begon nog harder te huilen. Er kwam een andere crème-bruine vacht aan gehinkeld.  Het was Keipels, de oudste zoon van Donswilg en Molsnor. “Donswilg! Je mag niet dood zijn”, riep hij vol ongeloof uit. Withart kon het niet meer aanzien, hoe haar jongen en kleinjongen leden onder het gevecht. Keipels was net zoals Withart een tijd terug uit de Clan weggegaan, en had dus al twee manen niet meer met zijn moeder gesproken. En nu lag Donswilg, zijn moeder én Witharts dochter dood voor hem. “Waar zijn de anderen”, vroeg Muissnor met gestokte stem aan Withart. “Ik weet niet waar de meeste zijn”, antwoordde Withart. Een zware steen viel in haar maag, toen ze besefte dat Muissnor nog niet wist dat Stekelstaart ook gesneuveld was. “Muissnor. Ik moet je iets vertellen”, begon Withart. Hoe moest ze dit in SterrenClansnaam ooit verteld krijgen. Het hoorde niet dat zij de dood van hun zoon moest vertellen aan Muissnor. “Stekelstaart is”, vervolgde de goudkleurige poes. “Wat is er met Stekelstaart”, onderbrak Muissnor haar. “Hij is”, zei Withart, “Hij is.” Tranen begonnen als een overstromdende rivier over haar wangen te rollen. “Oh, sorry Muissnor”, schreeuwde Withart en ze drukte zich in zijn warme vacht. “Hij is ook gestorven”, mauwde Muissnor bitter. Withart, overmand door haar emoties, kon enkel maar knikken. Muissnor  “Ik wil hem zien”, zei Muissnor na een lange stilte. Withart zuchtte en begeleidde haar partner naar de plaats waar Stekelstaart lag. Het laatste stukje, legde Muissnor al lopend af. Hij ging bij zijn zoon zitten en zijn schouders begonnen te schokken. “Waarom? Waarom moest dit nodeloos gevecht gebeuren”, riep hij uit. Withart legde troostend haar staart om zijn schouder, en begon zachtjes mee te huilen. Withart voelde hoe een vacht tegen haar aan schuurde, ze keek met haar betraande ogen naar de kat. Het was Dennenstaart, die haar ook aanstaarde met dezelfde kleur ogen als zij had, die ook gevuld waren met verdriet. “Donswilg”, mompelde Withart. Donswilg was Dennenstaarts nestgenoot. “Ik weet het. Ik kan het niet geloven dat ze dood is”, mauwde haar zoon. “Zandstap en Eikenvacht, leven zij nog”, vroeg Withart aan haar zoon. Dennenstaart knikte. “Ze leven nog”, zei hij opgelucht. Zandstap en Eikenvacht waren Dennenstaarts zonen. Ze hadden nog een zusje Kleinkit, maar zij was doodgeboren. Withart zou het niet aankunnen om haar zoon nog meer verdriet te zien lijden. “DonderClan verzamelen”, riep de schorre stem van Kwiklicht. Withart stond terug recht. “Hoe gaan we Stekelstaart meenemen”, vroeg Libellevleugel, die heel de tijd bij het lichaam van haar broer had gewaakt. “Ik draag hem naar het kamp”, mauwde Muissnor vastberaden. “Het is laatste wat ik voor mijn zoon kan doen”, vervolgde hij. Withart en Libellevleugel namen elks Stekelstaart vast, en legde zijn koude lichaam op Muissnors rug. “Gaat het lukken”, vroeg Withart. Haar partner knikte, ondanks dat Stekelstaarts  lichaam veel te zwaar voor de oudere krijger was. “Ik laat hem niet alleen”, hoorde ze een bekende stem schreeuwen. Withart draaide zich naar de stem toe, en zag dat het Cederpels was die het riep. “Oh nee”, mompelde Withart. Ook haar zoon zat bij een gekend lichaam, en weigerde om recht te staan. “Ik laat mijn zoon niet alleen achter”, riep hij boos naar Kiezelsteen. “Strostaart blijft bij mij”, mauwde hij koppig. Korenlicht streek haar staart langs haar vaders vacht, terwijl Klaversprong zijn partner strak in het oog hield. “We gaan hem ergens anders leggen”, kalmeerde Korenlicht haar vader, “ergens weg van deze vuile strijdvlakte.” Withart zag hoe Korenlicht haar vader aankeek met dezelfde blik als haar moeder Amberlicht, naar wie ze vernoemd werd. Cederpels leek te kalmeren door zijn dochter, en begon langzaam te knikken. “Het is goed”, mauwde hij amper hoorbaar. Korenlicht duwde zachtjes haar vader meevecht. Withart kon haar kleindochter alleen maar bewonderen om haar kalmte, terwijl ze juist zelf haar broer en enige nestgenoot verloren had. Klaversprong nam Strostaart nekvel vast, maar deinsde terug toen Cederpels begon te grauwen. “Ik draag mijn zoon.” “Cederpels, laat Klaversprong hem dragen. Jij bent te zwaar gewond”, riep Muissnor naar zijn zoon. Cederpels’ schouder zat inderdaad verkeerd, observeerde Withart. “Het is goed”, mompelde Cederpels uiteindelijk, en Klaversprong nam Strostaart op zijn rug. De grijze kater, wiens rug versierd was met een groot litteken, week geen seconde van Korenlichts en Cederpels’ zijde op weg naar het kamp.
In het kamp aangekomen, liepen de medicijnkatten direct naar de zwaargewonde krijgers en leerlingen. Withart besefte dat ze zichzelf nog niet had gecontroleerd op verwondingen, maar het interesseerde haar niet. Ze wilde bij haar jongen en familie zijn. Haverblad en Madelief kwamen uit de kraamkamer gestormd, en trokken grote ogen bij de vele doden en gewonden. Haverblad ging naar Withart en Muissnor toe, en omhelsde hen. “Ik vind het vreselijk”, mauwde ze stilletjes bij het zien van haar jongere broer en zus. De lichamen lagen verspreid op de open plek, omdat het er zoveel waren. Het leek wel een herhaling van Het Grote Gevecht. Withart wist niet waar ze eerst moest gaan liggen. Bij haar zoon of bij haar dochter of bij Strostaart. “Ik wil dat Strostaart, Stekelstaart en Donswilg samen liggen”, mauwde ze luid zodat iedereen het goed kon horen. Heel de Clan keek haar verbaasd aan. “Ze delen allemaal hetzelfde bloed, of beter gezegd het bloed van Muissnor en mij”, verklaarde ze. “Ik wil niet dat mijn jongen een keuze moeten maken bij wie ze gaan liggen, hun broer, nestgenoot of zoon.” “Dat vind ik wijs gesproken van jou”, mauwde Gaaiveder. “Leg ze maar bij elkaar”, vervolgde de blinde medicijnkat. Al snel lagen de drie gesneuvelde katten bij elkaar. Withart zag hoe heel haar familie zich verzamelde voor de wake. Iedereen was wel met iemand verbonden, die vandaag gestorven was. Ofwel was het hun nestgenoot, of zus, of mentor, of leerling. Cederpels prevelde enkele woordjes in Stekelstaarts oor. De krijger met de piekerige vacht was Cederpels eerste leerling geweest, die hij gekregen had om het gemis van Snelloper te minderen. Maar nu was haar zoon ook zijn nieuwe beste vriend kwijt. Vervolgens ging hij bij zijn zoon Strostaart liggen, hij begroef zijn neus in diens vacht en sloot zijn ogen. Windstroom, Kiezelsteen en Dennenstaart lagen het dichtste bij Donswilg terwijl Libellevleugel het dichtste bij Stekelstaart lag. Het waren dan ook hun nestgenoot dat ze kwijt waren. De rest van de familie verdeelde zich bij de lichamen. Ze troosten elkaar en omhelsden elkaar, als teken van steun. Soms vergat Withart dat ze haar en Muissnors bloed deelden, maar in momenten zoals deze wist ze dat ze op heel haar familie kon rekenen. Ze legde zich samen met Muissnor tussen hun zoon en dochter in, ze wilden niet kiezen bij wie ze het dichtste lagen. Dit is de vreselijkste dag die ik ooit heb meegemaakt, dacht Withart somber, ik dacht dat ik nooit meer een jong zou moeten afgeven na Regenvacht. SterrenClan, waak goed over ze.

Hoofdstuk 41: Een nieuwe uitdaging[]

Geen spoilers aanwezig

Een overzicht van de Clans, vind je Witharts fanfictions/ De Clans
Withart Icon
Er waren zeven lange manen voorbij gegaan sinds het onnodige gevecht dat had plaatsgevonden. Een gevecht, waar iedere kat bij geleden had. Ook Withart was niet gespaard gebleven, want zij had het ergste, wat een moeder kon meemaken, meegemaakt. Ze was namelijk twee jongen verloren in die strijd, Donswilg en Stekelstaart, die nu alle twee veilig bij hun eerder overleden broer Regenvacht waren. Maar niet alleen Withart was kapot geweest van verdriet na het gevecht, haar zoon Cederpels had zijn zoon Strostaart verloren. Withart vond het vreselijk om haar zoon zo te zien lijden. Cederpels had eerst afscheid moeten nemen van zijn broer Snelloper die naar de Stam trok. Daarna van zijn partner Amberlicht, die onverwachts stierf, om vervolgens ook nog eens zijn zoon kwijt te geraken in een gevecht, dat nooit had mogen plaats vinden. Withart zag hoe Cederpels zich een weg baande naar de ingang van de kraamkamer. Hij gaat vast op bezoek bij Keverkit en Schorskit, dacht Withart. Keverkit en Schorskit waren de twee zoons van Klaversprong en Korenlicht, en waren Cederpels redding geweest na het verlies van Strostaart. Witharts gok bleek juist te zijn, want de twee katertjes stormden op hun grootvader af en besprongen hem. Klaversprong, die zich ook juist een baan uit de kraamkamer had kunnen wurmen, riep naar zijn zonen: “Wees wat voorzichtig! Cederpels is niet meer van de jongste!” “Ik ben nog altijd jong genoeg om wat te ravotten met deze twee”, antwoordde Cederpels terwijl hij Schorskit voorzichtig af zich afduwde. Withart snorde even bij het aanzien van de vier katers, voor ze wat rondzag in het kamp. Muissnor zou niet direct terug zijn van zijn grenspatrouille, en Withart had zelf geen taken uit te voeren, dus ging ze opzoek naar een gesprekspartner. Vlak voor het oudstenhol zat haar vader, Stropels, wat te zonnen in het waterige bladvalzonnetje. Withart trippelde naar haar vader toe. “Stoor ik”, vroeg ze. Stropels knipperde even met zijn ogen, voor hij een glimlach op zijn gezicht toverde. “Jij stoort nooit”, antwoordde hij. Withart installeerde zich bij haar vader, en kon nu zien hoe fragiel hij geworden was. Stropels was niet meer de gespierde krijger van haar kittentijd, een teken dat ook Withart zelf ouder begon te worden. “De Clan lijkt zich terug wat te herstellen, na alles wat er gebeurt is”, mauwde Stropels. Withart knikte. “Inderdaad. Dat moest dringend gebeuren. Ik hoop dat ik zo’n crisis nooit meer moet meemaken”, zei Withart. “Voorlopig niet nee”, grijnsde Stropels. “Ik vind het fijn om te zien hoe Cederpels zich terug herpakt heeft”, vervolgde haar vader. “Ja, Schorskit en Keverkit hebben hem terug energie gegeven”, mauwde Withart. “Ik ben trots op hem, maar ook op mijn andere kleinjongen, ben ik trots”, lachte Stropels, “ik vind het speciaal om zoveel generaties in een kamp te zien.” “Ik ben ook wel fier op mijn jongen en hun families”, bekende Withart, “alleen voelt het niet volledig aan.” Tranen begonnen zich te vormen in Witharts ogen bij het denken aan alle verloren gezinsleden. Roetvacht heb ik nooit gekend, maar Molpoot, Regensnor, Honingvaren, Wilgstaart, Regenvacht, Kleinkit, Amberlicht, Trouwkit, Donswilg, Stekelstaart, Strostaart zijn allemaal veel te vroeg van ons heen gegaan, dacht Withart in stilte. Zelfs Snelloper begeeft zich op een andere plek. Hopelijk is hij nog in leven. “Het zal nooit meer hetzelfde zijn, mijn dochter”, begon Stropels te vertellen. Het leek wel alsof hij haar gedachten gehoord had. “Maar je leven houdt niet op. Je beleeft het gewoon op een andere manier”, vervolgde haar vader. Ook in zijn ogen lagen tranen van verdriet. Withart omhelsde haar vader eens goed. De twee zaten een tijdje in stilte bij elkaar. Maar die stilte werd al snel gebroken door twee kittens die op hen kwamen afgerend. “Stropels, mogen we naar een verhaal van jou luisteren”, vroeg Keverkit enthousiast. “Volgens Korenlicht kan je ons een verhaal vertellen over een grote reis”, voegde Schorskit toe. Withart zag de glinstering in de ogen van de kittens, en besloot maar om haar vader alleen te laten. Ze knikte hem gedag, en juist opdat moment kwam Muissnor te voorschijn uit de ingang.
“Hoe was het”, vroeg Withart nieuwsgierig. “Goed, we hebben nergens problemen gehad”, vertelde haar partner. “Weet je trouwens wanneer de leerling-ceremonie is”, vervolgde de grijs-witte kater. Withart haalde haar schouder op. “Geen idee, misschien bij zonsondergang”, antwoordde ze. “Dan kunnen we nog even wat samentongen,” stelde haar partner voor, “we hebben de laatste tijd veel te weinig tijd met elkaar doorgebracht.” “Dat is waar”, mauwde Withart, en ze beroerde met haar neus de wang van Muissnor. Ze wees naar een plekje aan de rand van het kamp. “Kom, daar kunnen we nog van de zon genieten”, mauwde ze en met haar staart begeleidde ze Muissnor naar de plek. De avond begon stilaan te vallen, en de oproep voor de leerling-ceremonie was al gedaan. Withart en Muissnor zaten nog steeds op de plek van toen ze gingen samentongen, daar hadden ze namelijk een goed zicht op de Hoge Steen. Drie enthousiaste kittens volgden hun moeder Honingvacht naar voren. De vader van de kittens, Rotsklauw, zat met een trotse borst vooruit. Rotsklauw lijkt echt wel veel op zijn vader, dacht Withart bij het zien van haar oudste kleinjong, Gelukkig heeft hij het karakter van Hommelstreep niet overgeërfd. “Grijskit”, mauwde de leider van de Clan, “Vanaf deze dag af tot je jouw krijgersnaam krijgt, zal jij bekend staan als Grijspoot. Melkvoet, nu jouw jongen en die van Spreeuwbries leerling zijn, is het tijd om je eerste leerling te krijgen. Maak van haar een krijger waar de Clan trots op kan zijn.” Withart zag hoe de twee poezen naar elkaar toeliepen, voor de Clanleider vervolgde: “Arendkit. Vanaf deze dag af tot je jouw krijgersnaam krijgt, zal jij bekend staan als Arendpoot. Spreeuwbries, ook voor jou zal dit je eerste leerling zijn. Maar je hebt getoond hoe moedig en loyaal je bent. Geef deze vaardigheden aan Arendpoot door, en maak van hem een even loyale krijger.” De Clanleider stopte ven met spreken voor hij ook Lynxkits ceremonie begon. “Lynxkit. Vanaf deze dag af tot je jouw krijgersnaam krijgt, zal jij bekend staan als Lynxpoot. Withart.” Withart schrok op bij het horen van haar naam, en ze was niet de enigste, want de helft van haar Clangenoten keken haar verbaasd aan. Wat, ik? Ik ben toch veel te oud om nog een leerling te krijgen? Withart hief haar stem op. “Sorry, maar ik denk”, begon ze. Maar de leider had er geen oren naar en legde haar het zwijgen op. “Ik weet wat je wilt zeggen. Dat je namelijk veel te oud bent voor een derde leerling. Maar ik heb je speciaal gekozen om Lynxpoot te trainen, omdat jouw levenservaring er een is die weinig andere krijgers hebben. Daarnaast ben je nog steeds een van de beste vechters van de Clan, en ik wil dat je jouw kennis voor een laatste keer kan doorgeven. Lynxpoot is geen troostmiddel  voor het verlies dat je geleden hebt, maar iemand wie je levenservaring kan schenken. Maak van Lynxpoot een krijger op wie de Clan trots kan zijn”, eindigde de leider. Withart stapte naar haar gloednieuwe leerling toe, die pretlichtjes in zijn ogen had. “We gaan dit samen tot een goed einde brengen”, fluisterde Withart in de oren van het katertje. Alle katten hernamen hun eigen activiteiten terwijl Withart nadacht wat ze eerst met Lynxpoot ging doen. Het is te laat om nog een rondleiding te geven. “We beginnen morgen met een rondleiding, want het is al te laat”, mauwde ze, “Je mag genieten van je laatste vrije avond. Ik denk dat er enkele zijn die je graag een toertje in het leerlingenhol willen geven.” Withart gebaarde naar de groep oudere leerlingen die enthousiast klaar stonden. “Maar ik had zo graag het territorium  gezien”, stamelde Lynxpoot teleurgesteld. “Weet je wat, anders ga je nu snel je nest maken, en dan zullen we een klein toertje maken”, stelde Withart voor. “Ja, dankjewel Withart”, riep Lynxpoot uit, en hij trippelde naar de groep leerlingen die klaar stonden. Bespoot en Tulppoot, die de oudste leerlingen waren, liepen naast Lynxpoot. Wat voor een schrijnend contrast zorgde in hun lengte, want Bespoot en Tulppoot waren quasi volgroeid. Voor Lynxpoot wandelden Sprietpoot en Zwaluwpoot, met Lynxpoots nestgenoten. De jongen van Spreeuwbries en Melkvoet sloten de stoet af. Terwijl Withart haar leerling nakeek, kwam er een gedachte in haar hoofd. Hoe moeilijk het mag zijn door mijn leeftijd, ik zal er voor zorgen dat Lynxpoot de beste krijger aller tijden wordt.

Hoofdstuk 42: Tijd voor een beslissing[]

Geen spoilers aanwezig Een overzicht van de Clans, vind je hier!

Withart Icon
Withart likte verwoed aan een stukje vacht dat bleef rechtsteken. Het was zo meteen de krijgersceremonie van haar leerling Lynxpoot. De kater was de grootste uitdaging die Withart ooit had gekregen. Lynxpoot had wat van het karakter van zijn grootouders geërfd, en was dus een koppige kater die graag alles op zijn eigen manier deed. Ondanks zijn rebelse houding, was hij ook enorm respectvol naar zijn meerdere toe. Withart dacht terug aan de stille belofte die ze zes manen geleden had gemaakt. Ze zou van Lynxpoot de allerbeste krijger ooit maken, en volgens haar was het wel gelukt. De gelige kater had een uitstekende eindbeoordeling achter de rug, die ervoor gezorgd had dat hij een compliment van de leider had gekregen. “Lukt het een beetje”, vroeg een stem. Het was de vertrouwde stem van Muissnor, die naast haar kwam zitten. Withart beroerde zijn wang even, waarop Muissnor begon te snorren. “Een plukje vacht wil niet op zijn plaats blijven”, antwoordde Withart. “Wacht, ik zal je helpen”, mauwde Muissnor. De grijs-witte kater boog zich voorover, en begon Witharts vacht goed te leggen. Withart kon een gelukzalig gespin niet tegen houden. “Wat zou ik toch zonder jou zijn”, zei ze. “Een hopeloze haarbal”, grijnsde Muissnor. Withart gaf hem een speelse tik. “Ik had wel wat meer liefde voor jouw partner verwacht”, bekende ze. Een kreet echode door het kamp. Het was de leider van de DonderClan die de oproep deed om te verzamelen.
Withart haastte zich naar Lynxpoot toe. “Ben je er klaar voor”, vroeg ze bezorgd. Lynxpoot knikte. “Helemaal. Maar ik wil je nog bedanken voor alles dat je me geleerd hebt”, zei hij. “Dat is graag gedaan”, mauwde Withart teder. “Jij hebt me er ook door geholpen.” Enkele manen voordat Lynxpoot Witharts leerling werd, was er een hevige strijd tussen de Clans. Zo hevig dat er veel doden waren gevallen. Withart verloor haar jongste zoon Stekelstaart en haar dochter Donswilg in het gevecht, vlak nadat ze Regenvacht al was kwijt geraakt. Withart zag dat Spreeuwbries en Melkvoet al vertrokken waren met hun leerlingen, dus liep ze snel met hen mee. In de groep verzamelde katten zag ze heel haar familie staan, die was flink uitgebreid tegenover vroeger. Haar blik viel op de vier jongen van Spreeuwbries en Melkvoet. Maanbloesem, IJzelmist, Asvogel en Spitsstaart waren zelf nog maar juist krijger geworden, en keken nu toe hoe hun holgenootjes krijgers werden. Wat verder zaten Klaversprong en Korenlicht met hun jongen Nestvleugel, Kevertand, Mospoot en Schorspoot en met Cederpels, de vader van Korenlicht. Langsnor had zich bij zijn partner en dochter gezet, net zoals Dennenstaart, Kiezelsteen en Windstroom dat deden. Haverblad bleef in de buurt van de kraamkamer zitten, zodat ze een oogje in het zeil kon houden. “Vandaag hebben we nieuwe krijgers onder ons”, mauwde de DonderClanleider. Withart zag hoe Rotsklauw en Honingvacht elkaar verrukt aan keken tijdens het moment dat hun jongen krijgers zouden worden. Hierdoor had ze een stuk van de ceremonie gemist. “Dan geef ik jullie nu uit naam van de SterrenClan jullie krijgersnaam: Grijspoot, van nu af aan zul jij bekend staan als Grijspels. De SterrenClan eert je vriendelijkheid en je warmte, en wij heten je welkom als volwaardig krijger van de DonderClan. Arendpoot, van nu af aan zul jij bekend staan als Arendoog. De SterrenClan eert je moed en je kracht, en wij heten je welkom als volwaardig krijger van de DonderClan.” Nu, was het aan de leerling van Withart. De allerlaatste leerling die zij tot krijger had opgeleid. De snorharen geel gevlekte kater trilden opgewonden. Je bent niet de enige die zenuwachtig is, dacht Withart. “Lynxpoot, van nu af aan zul jij bekend staan als Lynxklauw. De SterrenClan eert je scherpzinnigheid en je durf, en wij heten je welkom als volwaardig krijger van de DonderClan.” “Grijspels! Arendoog! Lynxklauw”, riep Withart met alle andere katten. Dit was het dan, Lynxpoot was nu een krijger met de naam Lynxklauw. Hij was de laatste kat waaraan Withart haar kennis mee had gedeeld. Haar taak zat er op. Withart baande zich een weg naar Muissnor, haar partner.
“Kunnen we eens ergens praten”, vroeg ze aan hem. Muissnor keek haar wat bezorgd aan. “Er is toch niets?” “Nee hoor”, glimlachte Withart. De twee katten trokken zich terug naar een meer afgelegen plaats in het kamp. “We hebben al veel meegemaakt, he” begon Withart. Muissnor knikte. “Zeg dat wel. We worden al wat ouder.” “Je raakt juist het onderwerp aan waarover ik je wilde spreken”, mauwde Withart, “We worden oud, Muissnor. Te oud om krijger te blijven. Onze achterkleinjongen zijn zelfs al krijgers. We kunnen moeilijk krijgers blijven. En nu Lynxklauw ook een krijger is..” “Wil je een oudste worden”, maakte Muissnor haar zin af. Withart zuchtte kort. “Ja, ik wil een oudste worden, maar alleen als jij dat ook wilt.” Muissnor keek met zijn bosgroene ogen recht in die van Withart. “Ik ben blij dat je er zelf over begon. Dat idee speelde ook bij mij al een tijdje in mijn hoofd”, bekende de grijs-witte kater. “Ik zou wel nog de Clan door bladkaal willen helpen”, vervolgde Muissnor. “Maar dat is nog zes manen! Tegen dan zijn we echt pas oud”, bracht Withart uit. “Ja, maar de Clan heeft nog al zijn krijgers nodig voor bladkaal. We weten hoe de vorige bladkalen waren”, zei Muissnor. Hij heeft wel gelijk, dacht Withart. De laatste bladkalen die ze hadden meegemaakt waren rampzalig verlopen, om al niet te zeggen desastreus. “Oké volgend nieuwblad stoppen we als krijgers”, zei ze. “Volgend Nieuwblad”, herhaalde Muissnor.

Hoofdstuk 43: Het einde[]

Geen spoilers aanwezig

Een overzicht van de Clans, vind je hier!
Withart Icon
Withart legde enkele muizen op de prooistapel. Die is goed gegroeid! Nieuwblad heeft duidelijk zijn intrede gedaan, dacht Withart. Ze was samen met Muissnor en hun jongen gaan jagen. Ze wilde haar laatste jachtpartij als krijger graag met de belangrijkste katten in haar leven doorbrengen, of toch met zij die hier nog waren. Snelloper woonde momenteel in de Stam, en het zag er niet naar uit dat hij ooit zou terugkomen. Witharts ouders waren ondertussen allebei gestorven, en ook haar nestgenoten waren niet allemaal in leven. Ze had zelfs al moeten afscheid nemen van Regenvacht, Donswilg en Stekelstaart, haar bloedeigen jongen! Ook al waren zij niet allemaal meer in leven, toch leefden ze voort in Witharts hart. “Dat hebben we toch niet slecht gedaan voor de laatste keer”, mauwde Muissnor naast haar. “Nee, al was het niet mijn best vangst ooit”, zei Withart terwijl ze zich tegen haar partner aandrukte. “Jullie zijn dan ook niet meer van de jongste”, grijnsde Dennenstaart. Withart zag dat haar partner zijn mond open deed om iets terug te zeggen. “Wij ook niet meer hoor, broertje”, lachte Windstroom. “Ik begin mijn leeftijd ook al te voelen.” “Och jullie zijn nog jonkies”, snorde Muissnor. “Jij klinkt exact zoals Snorre vroeger”, grapte Cederpels. “Zolang jullie geen brompot zoals Muisbont worden, maak het niet uit”, miauwde Haverblad. “Dat zullen we wel niet worden”, verzekerde Withart haar oudste dochter. Langsnor gaf zijn nestgenoot een duwtje. “Zo’n brompot was Muisbont nu ook niet.” “Hmm, ik herinner me nochtans die keer dat je als leerling”, begon Haverblad. “Buiten die keer dan”, lachte Langsnor. Withart genoot van het moment. Het was lang geleden dat ze nog met al haar jongen samen had gezeten, en gelachen hadden. De afgelopen manen waren zwaar voor ze allemaal. Enkel een jong had zich niet in het gesprek gemoeid, en had zich wat afzijdig gehouden. “Kiezelsteen, is er iets,” wilde Withart weten, “je bent zo stil.” Kiezelsteen was altijd al het rustigste en stilste jong geweest van Withart en Muissnor, maar deze keer was hij echt stil. “Ik vind het gewoon wat eng dat jullie oudsten gaan worden. Dat betekent dat ik bijna afscheid van jullie moet nemen”, bekende Kiezelsteen, de amberkleurige ogen van de grijs-witte kater stonden waterig. Withart haastte zich naar haar zoon toe, en gaf hem een troostende lik. “Wij gaan nog lang niet naar de SterrenClan”, mauwde ze met een krop in haar keel. Ze besefte nu pas hoe dicht het einde van haar leven wel kwam. “We gaan jullie wel nog even bezig houden”, zei Muissnor.
Het groepje katten hadden nog een tijdje met elkaar zitten praten en dollen, voordat het tijd was om de ceremonie te houden. Notenstreep kwam naar Withart gelopen. “Ben je niet wat zenuwachtig”, vroeg hij. Withart knikte: “Het lijkt mijn krijgersceremonie wel!” “Ik ga onze jachtpartijtjes wel missen”, mauwde bruin gestreepte kater. “Jij bent niet de enigste”, glimlachte Withart. De goudkleurige poes had altijd een warme band gehouden met haar leerlingen. Ze ging regelmatig jagen met Notenstreep en Lynxklauw, alleen met Zonnestap ging dit niet. Witharts eerste leerling was verliefd geworden op een jonge RivierClankrijger, en had zich bij de RivierClan gevoegd, maar als Withart naar de Grote Vergadering mocht, ging ze altijd een praatje maken met Zonnestap. “Alle katten die hun eigen prooi kunnen vangen, verzamelen”, schreeuwde de leider. Nu is het echt zo ver, dacht Withart. Muissnor boog zich naar haar toe. “Kom, het is ons moment. Geniet ervan”, fluisterde hij in haar oor. “Dat ga ik zeker doen”, murmelde ze. Withart wandelde naast haar partner naar de groep katten. Iedereen keek hen aan. Een oudstenceremonie zorgde altijd voor een speciale sfeer in het kamp. Het was niet het teken van een nieuw leven dat ging starten zoals een krijgersceremonie of een leerlingenceremonie. Maar het teken dat een kat een zware periode had overleefd, en rustig oud mocht worden. Toen Withart en Muissnor in het midden zaten, begon de DonderClanleider met de ceremonie: “Withart en Muissnor, is het jullie wens de titel van krijger op te geven en jullie bij de oudsten te voegen?” Muissnor en Withart keken elkaar even aan, en knikten elkaar vastberaden toe. Het koppel zei in koor: "Dat is mijn wens." "Je Clan eert je om alle diensten die je ons bewezen hebt. Ik roep de SterrenClan op om je nog vele seizoenen van rust te gunnen”, vervolgde de leider, voor er luid geschreeuw klonk vanuit de Clan. “Withart! Muissnor! Withart! Muissnor!” Withart drukte zich tegen haar partner aan. “Nu is het echt gebeurd”, mauwde Muissnor stilletjes. Withart knikte. “We gaan van onze tijd samen genieten.” In een flits werd Withart terug gesleurd in haar herinneringen. Ze zag zich terug als kitten al spelend met Molkit, Honingkit, Rooskit en Sintelkit, om een ogenblik later de leerling van Stormvacht worden. Vervolgens zag ze de terugkomst van Grijsstreep en hoe hij haar mentor werd. Dan zag ze haar stiekeme nachtelijke uitstapjes met Muissnor, toen nog Muispoot, om hem tot krijger zien benoemd te worden. Niet veel later was ze zelf aan de beurt, en dan zag ze het gevecht tegen de andere Clans met haar zwangere buik, en een milliseconde later lagen er drie pluizige bolletjes aan haar buik, Regenkit, Haverkit en Langkit. Ze werd meegesleurd naar de geboortes van Cederkit en Snelkit, en de krijgersceremonie van haar oudste nest. De stroom aan herinneringen ging verder naar de geboorte van haar derde nest, het Grote Gevecht, en de relatiecrisis met Muissnor. Maar die donkere herinnering verdween toen ze zich de geboorte van Libellevleugel en Stekelstaart herinnerde. Zo ging het nog enige tijd verder, haar hele leven speelde zich voor haar ogen af. Elke gebeurtenis kwam voor tot nu, de oudstenceremonie. “We hebben een fantastisch mooi leven gehad, vind je niet”, miauwde ze tegen Muissnor. “Ik hoop dat we er nog vele mooie manen aan kunnen toevoegen”, zei Muissnor. Withart keek rond in het kamp, dat vol zat met nieuw leven. Ze wandelde samen met haar partner naar hun nieuwe stek. De voorlaatste verhuis die ze ooit zou maken, de laatste was die naar de SterrenClan. Toen ze het Oudstenhol binnenstapte, kwam er een briesje opzetten. De zachte wind bracht verschillende geuren met zich mee. Is dat nu echt wat ik ruik, vroeg ze zich af. Ze rook Molpoot, Honingvaren, Regensnor, Vosstaart, Stropels, Grijsstreep, Regenvacht, Donswilg, Stekelstaart, Wilgstaart, Strostaart en alle andere die ze ooit verloren was. “Zijn jullie hier”, mompelde ze. “Ja, we zijn hier om te zeggen dat we trots op je zijn voor alles wat je ooit in jouw leven bereikt hebt. We zullen klaar staan om je te ontvangen, wanneer het tijd is”, mauwden verschillende stemmen in koor. “Maar het zal nog lang geen tijd zijn”, fluisterde Withart, “Ik heb nog vele manen voor mijn poten liggen voor ik me bij de SterrenClan voeg.”

Nawoord[]

Ik neem jullie even terug mee in de tijd. Enkele jaren terug, ontwikkelde ik het personage Withart, en schreef er enkele korte verhalen over. Ik wist toen nog niet dat de fanfictionwiki bestond, en er werd nooit verder aangeschreven, ondanks dat ik toch genoot van het schrijfproces. We gaan verder naar november 2019, het lijkt wel al eeuwen geleden het jaar 2019, ik ontdek verder de wiki over Warrior Cats, en besluit om mijn account aan te maken. Ik neem Withart als accountnaam. Mijn tijd op de wiki begint vanaf nu. Terwijl ik me verder integreer in de wiki, ontdek ik de fanfictions. Ik begin er in te lezen en besluit om ook hier mijn account aan te maken, we zijn mei 2020. Het lezen van de fanfictions laat het bij mij ook kriebelen om het schrijven ter hervatten. Ik werk naar hartelust aan Witharts verhaal, dat toen nog Verhalen van Withart heette. Ik besluit om het niet posten omdat ik schrik heb voor de reacties. De lente gaat over in de zomer, en ik schraap al mijn moed bijeen om een blogpost te schrijven over mijn fanfiction. Hier besluit ik na de talrijke reacties om het verhaal toch op de wiki te zetten. 22 augustus 2020, ik post mijn eerste hoofdstuk. Zenuwen gieren door mijn lichaam. Hoe zouden de andere gebruikers mijn fanfiction ontvangen? Uiteindelijk krijg ik toch veel positieve commentaar, en groeit samen met mijn zelfvertrouwen ook mijn drang om meer te gaan schrijven, en de wereld van Withart. Oktober 2020, Haverblads liefde komt uit. De eerste speciale editie binnen Witharts verhaal. Terwijl de gebruikers kunnen smullen van het verhaal, werk ik aan mijn nieuw boek Klaversprongs schuld. Dat een nog groter succes werd dan Haverblads liefde. Terwijl ik dat verhaal aan het afwerken ben in november 2020, begint er zich in mijn gedachten een idee te vormen voor een nieuw boek. Eentje dat losstaat van Witharts verhaal. Jullie kennen het ondertussen als De Reis naar het Onbekende. Wanneer ik dit schrijf zijn we april 2021, meer als een jaar later dan toen ik mijn eerste account aanmaakte. DRnhO is volop bezig, en ik werk verder aan de opvolgers ervan.
Nu breekt het moment aan, om afscheid te nemen van het personage Withart. Het personage waar alles mee begon voor mij. Haar verhaal is afgerond. We hebben haar zien opgroeien van een jonge leerling naar een liefhebbende moeder en zorgzame mentor naar een wijze oudste. De levenscirkel is bijna rond. Ik wilde haar niet laten sterven, dus daarom is het een open einde.
Is dit afscheid eeuwigdurend? Neen. Ik heb plannen voor andere speciale edities binnen Witharts verhaal, en ik wil ze ook echt schrijven. Maar momenteel ligt mijn focus nog op het afwerken van mijn serie. Je zal het wel te lezen krijgen als ik klaar ben voor mijn terugkomst in Witharts wereld.
Maar genoeg over mij, nu is het tijd om mensen te bedanken. Als eerste wil ik Stormvloed en Donderslag bedanken om fan te zijn vanaf het eerste hoofdstuk, en reacties achter te laten. Maar ook Ochtendbloesem, Wilgdroom, Wolfklauw, en alle anderen die ooit een comment achterlieten of gewoon mijn verhaal lazen. Mijn excuses als ik je vergeten te noemen ben! Vervolgens bedank ik nog IJsdroom voor haar prachtige icoontjes. Ik kan alleen maar aan iedereen zeggen. D.A.N.K.U? Dank u! Dank u! Dank u!
Advertisement