De Nederlandse Warrior Cats Fanfiction wiki
Advertisement

Inleiding[]

Hallo jongens, meiden en alles ertussenin! Dit is een fanfiction die geïnspireerd is door een video van de youtuber Moonkitti; “I want Warrior cats to change permanently”

Credits voor een heleboel van de namen naar Wilgendroom!

Clanlijst

Kleine waarschuwing: ik wil niemand teleurstellen dus zeg ik het even, maar ik heb moeite met beginnen van dingen (dus ook schrijven) en ik doe het meestal ook weinig. Daardoor voeg ik ook weinig eraan toe, ik doe het nog wel, maar gewoon langzaam.

Voorstuk[]

“Weg! We moeten weg! Snel!” riep Hazensprint van de Windclan. “Het meer overstroomt!” Ze was later bij de bijeenkomst aangekomen. “We moeten weg,” drong ze aan. “Nu! Het water stijgt snel!”

Het was bladkaal geweest. Het ijs smolt en het regende verschrikkelijk hard.

“Kom op!” riep Flitsvoet, de beste vriendin van Hazensprint.

Hazensprint wist dat het te laat zou zijn om alle katten te redden. Rivierclan was bijna compleet overstroomd. Bijna alle Donderclankatten waren in het kamp. Schaduwclan was niet snel genoeg met zo veel ouderen. Windclan was zwak en verhongerd.

“Schiet op!” smeekte ze.

Vederster van de Schaduwclan stond op. “Flitsvoet, ga iedereen van je kamp halen! Stromingpels, jij van de Rivierclan. Hazensprint, jij bent snel, ga naar de Donderclan. Ik zal naar mijn kamp gaan.”

Wolken verduisterden de volle maan.


“Waar is Vederster?” vroeg een jonge leerling van de Schaduwclan. Alle katten klommen op een rotsheuvel bij het Donderclanterritorium.

“Zwartstap, niet nu!” riep een oudere krijger. Hazensprint keek angstig maar het bijna overstroomde gebied beneden haar. Er waren nog veel katten daar…

Logischerwijs waren er de meeste Rivierclankatten, en daarna Windclan. Daarna Donderclan en Schaduwclan.

Er klonk een afschuwelijke kreet toen een stortregen stenen onder de poten van Zwartpoot wegspoelde. De zoveelste kat die viel.

Dit ging niet goed.

Alleen iets van 4 katten van de Rivierclan waren er. En 3 van de Windclan, samen met Hazensprint. En de leiders waren er niet.

Er was 1 kat van de Donderclan en 2 van de Schaduwclan. Ze moesten rennen, maar dat konden ze niet.

De clans waren verloren.


In de Zilverpels keken honderden, zo niet duizenden, katten van elke tijden toe. Een jonge leerling genaamd Zwartpoot was de laatste. Hij keek naar iedereen.

“We moeten iets doen, toch? Dit is hun thuis, dit was ons thuis!” zei hij wanhopig. Een kat genaamd Jaagwind keek hem aan.

“We zullen iets doen,” zei hij nadenkend. “En ik denk dat ik weet wat. Heeft er iemand interesse om gereïncarneerd te worden?”

Clanlijst[]

Leider: Flitsster (Witte poes met zwarte en bruine spikkels en groene ogen)

Commandant: Hazensprint (Lichtbruine poes met witte en lichtere vlekjes en amberen ogen)

Medicijnkat: Rozendoorn (Witte poes met een crèmekleurige cape, donkerdere strepen en gele ogen) Leerling: Muispoot

Krijgers

Leider: Flitsster (Witte poes met zwarte en bruine spikkels en groene ogen)

Commandant: Hazensprint (Lichtbruine poes met witte en lichtere vlekjes en amberen ogen)

Medicijnkat: Rozendoorn (Witte poes met een crèmekleurige cape, donkerdere strepen en gele ogen) Leerling: Muispoot

Krijgers

Vlekkenvlucht (Lapjespoes met groene ogen) Leerling: Leeuwenpoot

Spreeuwenhart (Bruine cyperse kater met gele ogen)

Zilverhart (Zilvergrijze poes met sokjes en gele ogen)

Grasvoet (Witte kater met korte poten en blauwe ogen)

Lichtspikkel (Zwarte poes met witte spikkels en groene ogen)

Vlinderstaart (Blauwgrijze kater met een merkwaardig zwart patroon van vlekken en strepen en oranje ogen)

Misthart (Grijze kater met gele ogen en een lichte vlek op zijn borst in de vorm van een hart) Leerling: Zalmenpoot

Wolkentand (Witte, pluizige cyperse poes met scherpe tanden en groene ogen)

Vuurneus (Schildpadpoes met een opvallend rode vlek rond haar neus en blauwe ogen)

Maanstroom (Wit-grijze cyperse poes met een geel en blauw oog)

Kolkhart (Witte kater met bruine ogen en vlekken) Leerling: Ijzerpoot

Doornstekel (Zwarte kater met helderblauwe ogen en extreem lange klauwen)

Vossenbes (Oranje poes met een witte ondervacht en groene ogen)

Vlamhart (Rode cyperse kater met blauwe ogen)

Goudflint (Goudkleurige kater met gele ogen en lange klauwen)

Veernacht (Grijze poes met donkerblauwe ogen en zwarte vlekken) Leerling: Dennenpoot

Distelhart (Wit-bruin cyperse kater met groene ogen en een stekelige vacht)

Marterbont (Bruine poes met een witte staart en poten. Haar ogen zijn groen)

Kleurenoog (Witte kater met rode en zandkleurige vlekken en een blauw en een groen oog) Leerling: Luciferpoot

Ruisriet (Groen-grijzige kater met witte vlekken en amberkleurige ogen) Leerling: Vinkenpoot

Wolvenhuil (Donkergrijze kater met een opvallend patroon van donker en lichte vlekken. Zijn ogen zijn blauw)

Zandsteen (Zandkleurige poes met strepen in de vorm van luipaardvlekken. Ze heeft ook opvallend gele ogen) Leerling: Elandpoot

Ochtendschemer (Rode kater met een heel lichte buik en gele ogen)

Echostem (Blauwgrijze poes met sokjes, een witte buik en een wit staartpuntje. Ze heeft heldere groene ogen)

Donkerjager (Bijna pikzwarte kater met klauwen die de kleur van de maan zijn. Zijn ogen zijn geel)

Sterrendroom (Zwarte poes met een vlek in de vorm van een ster op haar voorhoofd. Haar hele lichaam is bespikkeld en ze heeft blauwe ogen)

Rivierschelp (Blauwgrijze kater met een witte vlek op zijn borst en gele ogen)

Violetglans (Licht rooskleurige poes met witte en zwarte vlekken. Haar ogen zijn lichtgroen) Leerling: Jadepoot

Jaagstaart (Lichtbruine kater met een vlekkerig patroon van zwart en wit. Hij heeft gele ogen)

Briesgeest (Wit met rood gevlekte poes. Ze heeft groene ogen)

Leerlingen

Muispoot (Kleine grijze poes met blauwe ogen. 1 van haar poten is krom en te kort gegroeid)

Leeuwenpoot (Kleine gouden kater met een lange, pluizige staart en amberen ogen)

Zalmenpoot (Crèmekleurige poes met groene ogen)

Ijzerpoot (Grijs-zilveren kater met amberen ogen)

Dennenpoot (Bruine poes met een litteken van haar vroegere leven over haar hele lengte. Ze heeft zachtgroene ogen)

Luciferpoot (Rode kater met een zandkleurige ondervacht en oranje ogen)

Vinkenpoot (Rode poes met een grijze rug en gele ogen)

Elandpoot (Bruine kater met donkere oren en amberen ogen)

Jadepoot (Witte poes met heel opvallend groene ogen)

Moederkatten

-

Kits

-

Ouderen

Ribbelwater (Bruine, cyperse kater met sokjes, een witte buik en gele ogen)


Hoofdstuk 1 – Ijzerpoot -[]

Het was 1 jaar na de overstroming en 9 manen sinds de nieuwe Clan bestond; de Maanclan. Ijzerpoots thuis, veel beter dan die oude stal. Nu had hij – zijn Clan – een gigantisch territorium dat hij nog niet eens helemaal had ontdekt.

Hij was drie manen bij de Clan – en hij was precies even oud als de Clan.


‘Vuurpoot was verward bij de indeling van het woud. Hij had zich afgevraagd waarom ze zo leefden,’ vertelde Ribbelwater. De oude kater was de laatste oudere van alle vier de oude Clans. Hij hoorde bij de Rivierclan, tot de overstroming. Nu was hij een lid van de Maanclan en Ijzerpoot was erg op hem gesteld.

‘Waarom leefden de katten van vroeger niet zoals wij nu?’ vroeg Jadepoot. ‘Waarom vochten ze met elkaar, terwijl ze ook samen konden leven? Vuurpoot had gelijk!’

‘We geloofden dat dit de wil van de Sterrenclan was,’ antwoorde Ribbelwater. ‘En Ijzerpoot, ik geloof dat je mentor je roept.’

‘Oh! Ik zou nog meegaan op jachtpatrouille!’ riep Ijzerpoot uit. Er waren nauwelijks grenspatrouilles meer; er was maar één clan. Soms ging een enkele kat even de grenzen patrouilleren, en dat was het.

Het grootste voordeel is dat er nu meer eten was, vooral in groenblad zoals nu.

‘Vertel het verhaal nog aan mij, Jadepoot!’ riep hij over zijn schouder.

Waarschijnlijk zat Jadepoot nu met haar ogen te rollen. Ze wist waarschijnlijk dat Ijzerpoot het verhaal na een dag jagen niet meer interessant zou vinden.

Wel, daar had ze gelijk in.


‘Daar ben je eindelijk,’ zei Kolkhart. ‘Waar bleef je?’

‘Sorry,’ mompelde Ijzerpoot. ‘Ik was naar Ribbelwaters verhaal aan het luisteren.’ Hij staarde naar zijn poten.

‘Jaja, het is al goed. Trouwens, waarom groei je zo snel? Je wordt nog langer dan ik!’

Ijzerpoot lachte. Hij wist dat zijn mentor alles goed bedoelde, en dat hij hardstikke geluk had met hem.

‘De patrouille is met ons, Kleurenoog en Luciferpoot. Ze staan te wachten.’

Ijzerpoot knikte en draafde achter zijn mentor aan.

Luciferpoot was lang, nog langer dan Ijzerpoot, maar Kleurenoog was nog langer. Maar Ijzerpoot mocht de rode leerling wel. Ook al was hij door zijn tweebenen vernoemd naar iets dat vuur kan maken, was hij heel vriendelijk en makkelijk in de omgang.

‘Hoi!’ mauwde hij. ‘Hoe gaat het met het voorbij groeien van je mentor?’ Luciferpoot lachte. ‘Al duurt het nog even voor je mij voorbij groeit.’

Ijzerpoot gaf hem een duwtje. ‘Wacht maar!’ zei hij vastberaden.

‘Hé, zijn jullie pasgeboren kits of leerlingen op de helft van hun training?’ riep Kleurenoog. ‘Kom op, jullie twee!’ Hij liep het kamp uit.

Het kamp was volgens Zalmenpoot een eiland geweest van “Grote Vergaderingen”. Nu was het eiland een kamp, met meer land dan vroeger, blijkbaar. Tweebenen hadden het gedaan. Nu was het een kamp.

Ijzerpoots kamp.

Zijn thuis. Voor altijd! dacht hij vastberaden.

Zijn ouders hadden hem verwaarloosd toen hij 5 manen oud was. De Clan had hem een maan later gevonden. Hij had gevraagd niet zijn oude naam te gebruiken, dus dat had Flitsster ook niet gedaan. Hij was van Zilver naar Ijzerpoot genoemd.

‘Wat ruik je?’ vroeg Kolkhart. De krijger keek verwachtingsvol naar zijn leerling.

Die leerling in kwestie knipperde even met zijn ogen. Hij was compleet vergeten op te letten, dus hij kon maar beter even extra hard proberen.

‘Specht?’

‘Vraag je dat of vertel je me dat?’

‘Vertel, sorry.’

Kolkhart knikte. ‘Heel goed. En verder?’

Ijzerpoot snuffelde even in de lucht. ‘Specht dus, muis, konijn.’

Kleurenoog knikte ondertussen. ‘Ruik jij nog iets, Luciferpoot?’ Om er daarna direct aan toe te voegen: ‘Ik hoop dat Flitsster je een kort achtervoegsel geeft.’

Luciferpoot lachte maar keek snel weer serieus. ‘Ik ruik niks anders dan Ijzerpoot.’

‘Goed gedaan, jullie twee,’ mauwde Kolkhart. ‘We gaan naar het oude Rivierclankamp. Ik weet dat het ver is, maar jullie moeten ook maar eens ver lopen.’

‘Wie het eerst bij het kamp is!’ riep Ijzerpoot en sprintte weg. Luciferpoot rende erachteraan.

Moeiteloos sprong de grijze leerling over een boomstam.

Rennen is het beste wat er bestaat!

Hij realiseerde zich dat hij een overvloed aan muizen rook. Hij spitste zijn oren en gebaarde met zijn staart naar Luciferpoot.

Stil.

Hij zakte in sluiphouding. Hier moest wel een nest zijn van muizen, waarschijnlijk al wat oudere.

Dit hol moet het zijn.

Hij gebaarde opnieuw naar de rode leerling.

Blijf hier. Hij sloop om het hol heen, voelde de grond en knikte. Toen sloop hij een paar staartlengtes naar achter. Hij zette af en...

Raak!

Het was inderdaad een hol, vol muizen. De grond zakte in en alle prooi rende piepend naar buiten waar Luciferpoot stond te wachten.

Die haalde uit en slaagde erin om bijna alle muizen te pakken. De laatste ontsnapte, maar niet aan Ijzerpoot.

Terwijl de leerlingen de muizen oppakten bij hun staarten, kwamen Kolkhart en Kleurenoog aanrennen.

‘En, hebben jullie- oh! Goed gedaan!’ prees Kolkhart de leerlingen. ‘Jullie mogen terug naar het kamp. Geef wat aan Ribbelwater en leg de rest op de hoop prooi, daarna mogen jullie zelf eten.’

‘Bedankt, Kolkhart!’ riepen beide leerlingen in koor. Kleurenoog en Kolkhart keken elkaar geamuseered aan. ‘Kom op, jullie!’ riep Kleurenoog vrolijk. ‘Rennen!’


‘Gewonnen!’ hijgde Luciferpoot met drie muizen in zijn bek. ‘Kom, naar de prooistapel.’

Luciferpoot knikte. ‘Ik breng wel een muis naar Ribbelwater, breng jij er een naar de medicijnkatten en Goudflint?’

‘Goudflint?’ vroeg Ijzerpoot. ‘Waarom is hij in het medicijnhol?’

‘Hij blijft constant bewegingen maken die hij niet wil maken, en ook dingen zeggen die hij niet wil. Hij noemt het ‘Tics’ omdat hij er getikt van wordt.’

‘Oh! Vandaar dat hij steeds zat te grommen en met zijn staart te trekken gisteren! Ja, ik breng wel twee van de dikste muizen.’


De stem van Flitsster galmde over het eiland. ‘Laat alle katten die oud genoeg zijn om hun eigen prooi te vangen bij de Hogeboom verzamelen voor een Clanvergadering!’

Nieuwsgierig trippelde de meeste katten naar de boom. Briespoot en haar mentor Wolkentand waren er al, besefte Ijzerpoot. Goudflint ook.

Hm.

‘Vanaag heb ik goed nieuws en minder goed nieuws,’ begon Flitsster, haar groene ogen flitsend naar Briespoot en Goudflint. ‘Onze oudste leerling wordt krijger.’

‘Kom op,’ fluisterde Wolkentand. ‘Je kunt dit. Ik ben trost op je.’

Briespoot stapte naar voren. De wit-rood gevlekte poes was een felle leerling, en niet heel sociaal. Maar ze was aardig, en had voor 6 en een halve maan getraind. Zo mogelijk was ze de beste jager van de Clan.

‘Goed. Wolkentand, ben je trost op je leerling en tevreden over haar loyaliteit?’

‘Dat ben ik. Ze heeft hard getraind en ze is zo loyaal als het maar kan.’

‘Mooi. En Briespoot, ben je klaar om het leven als leerling achter je te laten en de verantwoordelijkheden die met het krijgersleven komen op je te nemen?’

Briespoot keek omhoog, trost maar angstig. ‘Dat ben ik, zo klaar als ik ooit zal zijn.’

Flitsster knikte, met ook iets van trost in haar ogen. ‘Dan beginnen we. Ik, Flitsster, leider van het woud, doe een beroep op mijn krijgersvoorouders om op deze leerling neer te kijken. Ze heeft hard getraind om de werking van de krijgscode te begrijpen en ik breng haar naar u als een krijger op haar beurt. Briespoot, zweer jij altijd de krijgscode te blijven volgen en je Clan te verdedigen, met gevaar voor eigen leven?’

‘Dat zweer ik.’

‘Dan bij de krachten van de Sterrenclan geeff ik je je krijgersnaam. Briespoot, vanaf nu zul je bekend staan als Briesgeest. De Sterrenclan en wij eren je geestkracht na het overlijden van je moeder, en we eren je kracht en loyaliteit aan de Clan.’

‘Briesgeest! Briesgeest!’

Flitsster zweeg, knipperde met haar ogen. ‘En dan nu het onaangename gedeelte. Goudflint’s tics kunnen niet genezen worden, maar hij heeft gezworen krijger te blijven. Dus we heten hem welkom als krijger, ook al heeft hij beperkingen. Hij is moedig en sterk, en ik vertrouw jullie allemaal om hem erdoor heen te helpen.’

‘Goudflint! Goudflint!’ riep de Clan, overduidelijk bereid om de gouden krijger te helpen.

Goudflint trok met zijn kop. ‘Bedankt, Flitsster.’

‘Daarvoor hoef je me niet te bedanken,’ antwoordde de gespikkelde poes. ‘Maar ik ben blij dat je nog steeds je plek hebt gevonden in de clan. Vele katten zouden hebben opgegeven.’

‘Ik zal zolang ik nog voor mezelf kan zorgen voor de Clan zorgen,’ beloofde Goudflint, hikkend. Flitsster knikte. ‘We zijn blij jou in de Clan te hebben. Jullie zijn vrij om te gaan.’


Terwijl het rumoer zakte, besloot Ijzerpoot te gaan slapen.

‘Morgen is de tocht met de medicijnkatten,’ zei Flitsster. ‘Je gaat samen met Dennenpoot en Luciferpoot. De Sterrenclan wil elke leerling ontmoeten. En elke krijger.’

‘Ben jij gegaan als leerling?’ vroeg Luciferpoot.

‘Nee. Wij hadden dat ritueel niet. Maar elke krijger van de Clan is een keer geweest.’


Hoofdstuk 2 – Dennenpoot –[]

‘Dennenpoot.’ Een zachte poot porde de bruine leerling wakker.

Kalm blijven.

‘V-Veernacht?’

‘Ik ben het, ja.’ Haar stem klonk zacht, zoals altijd wanneer ze met haar leerling sprak. ‘Ik wou nog even gevechtstraining doen voor je zou rusten.’

Oh nee. Ik kan dit niet. Het zal fout gaan. Ik zal het fout doen, ik zal iedereen in de problemen brengen en het zal mijn schuld zijn net als-

Niet aan denken.

‘Kom je?’

‘Oké..’

Veernacht draaide zich om naar haar leerling, rustig. ‘Ik weet niet wat je hebt meegemaakt, Dennenpoot. Ik weet wel dat je dapper bent, en sterk, en dat je die kracht misschien gewoon nog moet vinden. Maar weet dat je je best doet en meer verlangt geen andere kat van je.’

Behalve zij, die nu door mij op die verschrikkelijke plek zit of misschien wel dood is, dacht Dennenpoot bitter. Mijn schuld.

‘We kunnen vragen of jullie nu al kunnen gaan,’ stelde Veernacht voor. ‘Het is het andere eind van het territorium.

‘Misschien is dat wel beter. Met Muispoot die meegaat zal het wat langer duren,’ mompelde Dennenpoot. Muispoot was verkeerd geboren en haar poot was te kort en krom. De kleine grijze leerling was er niet door uit het veld geslagen, maar het maakte van haar geen krijger maar een medicijnkat.

Dus ging ze mee naar de Maanpoel. Haar mentor niet, die bleef bij de ingang voor noodgevallen.


‘We zijn er bijna,’ hijgde Muispoot. Luciferpoot en Ijzerpoot hadden een soort onuitgesproken opdracht om haar en Dennenpoot te beschermen. De drie leerlingen hielden rekening met haar angsten en hielpen haar. Verder was er nog Veernacht.

Dennenpoot keek naar de lucht. ‘Het begint al donker te worden,’ fluisterde ze.

‘De Maanpoel zal de hele nacht schijnen. Zodra de maan opkomt, dan.’ Muispoot’s aanwezigheid was kalmerend, op de een of andere manier. Alsof ik Muispoot was en er was geweest voor haar, en zij in mijn plaats zou zijn.

Ze waren in een soort tunnel. En er was een poel in, met een gat erboven.

‘En nu?’ vroeg Ijzerpoot.

‘Nu wachten we.’ Precies op dat moment verlichtte een flits de ruimte. Dennenpoot deinsde achteruit.

‘Niet bang zijn.’

Hoe? Hoe kon ze niet bang zijn?

‘Alles zal goedkomen.’

‘Drink wat van het water en ga liggen,’ beval Muispoot. ‘Veernacht houdt de wacht.’

De leerlingen gehoorzaamden.


Een poot porde tegen Dennenpoot. ‘Wordt wakker, kleintje. Je bent in de Sterrenclan vanacht.’

Dennenpoot schrok wakker en schoot overeind.

‘Luciferpoot? Ijzerpoot?’ Iets aarzelender: ‘Muispoot?’

‘We zijn hier, Dennenpoot,’’antwoordde Luciferpoot. De andere leerlingen gingen iets voor haar zitten en Dennenpoot scande de omgeving. Het was een prachtig bos, met glanzende bomen. Er stonden vier katten voor hen, allemaal met sterren in hun vacht.

‘Gegroet, leerlingen van de Maanclan. We zijn trots jullie te zien,’ zei een zwart-witte kater. ‘Ik ben Snelpoot.’

‘Snelpoot?’ vroeg Muispoot. ‘Wacht heel even.’ Ze fronsde haar voorhoofd en dacht na. ‘Oh! Ribbelwater heeft me verhalen over Tijgerster verteld, jij bent die Snelpoot? Met de honden?’

Snelpoot knikte. ‘Dit zijn Maanbloem, Steenvacht en Vederstaart. We komen jullie een boodschap brengen, maar we willen eerst dat jullie jezelf voorstellen. Er is hier geen haast, dus kalm aan. Dennenpoot, specifiek voor jou, rustig. Het komt goed.’

Kalm blijven. Kalm aan. Kalm maar.

‘Ik ben Dennenpoot dus,’ fluisterde ze. ‘Ik ben 8 manen oud en twee manen aan het trainen.’

‘Ik ben Luciferpoot, en dit is Ijzerpoot. Ik ben zelf 9 en en halve maan oud, en drie en een halve maan  aan het trainen.’

‘Ik ben precies even oud als de Clan, en ben 3 manen aan het trainen.’

Het bleef stil.

‘Oh goed dan,’ zuchtte Muispoot. ‘Jullie kennen me al, maar jullie vinden het gewoon grappig, niet?’

Vederstaart knikte. ‘Maar de anderen kennen we nog niet. Hun naam wel, maar het helpt als ze zich voorstellen.’

‘Goed dan, ik ben Muispoot en ik ben 4 manen aan het trainen. Ik ben 10 manen oud. Wat is jullie boodschap?’

‘Luister goed,’ zei Vederstaart.

‘Water heeft gestromen, nieuwblad zal bloeien. Goed leven zal komen en de Clan zal groeien.’

Snelpoot nam het over. ‘Maar in elke bloemenstruik zijn er bloemen die verwelkt zijn. Wees scherp, want fouten zorgen voor pijn.’

Maanbloem stond op. ‘Als je niet oplet zal duisternis vallen. Handel snel, red jezelf en allen.’

Steenvacht knipperde met zijn ogen. ‘Als je op tijd bent zal je de Clan redden van het lot. Zorg dat je Clan niet verandert in bot.’

‘Dat is... Zorgwekkend,’ zei Luciferpoot.

‘Goh,’ zei Ijzerpoot, trillend. ‘Dat hadden we nog niet door.’

In bot.

Wat bedoel je, Steenvacht?

‘Waar gaat dit over?’ piepte Muispoot.

‘Het spijt me, kleintje,’ zei Vederstaart. ‘Dat kunnen we je niet vertellen.’

‘Maar waarom?’ vroeg Dennenpoot. ‘Waarom niet?’

‘Dat zijn de regels van de Sterrenclan,’ antwoorde Snelpoot.

Dennenpoot stond op, en iedereen keek naar haar.

‘Hoezo? Als jullie zo machtig zijn, waarom helpen jullie ons dan niet meer? Wat is het punt van magische gaven en alles als je er niks mee kan? Snelpoot,’ – Als ik nu het verkeerde zeg.. – ‘Had jij niet een waarschuwing van de Sterrenclan over de honden gehad? Dan leefde je nog lang en had je gelukkig bij je Clan kunnen zijn!’

Ik heb het gezegd. Doe ermee wat je wilt.

Wat zit ik te denken?

‘Als we jullie alles vertellen,’ begon Steenvacht. ‘Zouden jullie niet vrij zijn. Het leven hoort zo te zijn.’

‘Maar eh- even een ding,’ zei Muispoot. ‘Het is net groenblad. Nieuwblad is net geweest.’

‘Luister, we hebben niet veel tijd, het spijt ons,’ zei Vederstaart vlug. ‘Jullie moeten terug.’

Er is iets mis. Er is iets heel erg mis, en ik kan er niks aan doen. Waarom wil de Sterrenclan niks vertellen?  

Ja, we zouden niet vrij zijn, maar iets minder cryptisch was fijn geweest.

‘Wakker worden,’ fluisterde Vederstorm, zachter dan normaal gefluister.


Het is nog nacht.

Waarom stuurden ze ons al weg?

‘Oké,’ begon Muispoot. ‘Ik weet wat jullie denken, ze willen ons niet helpen. Maar wat nou als ze dat wel willen, maar niet kunnen?’

‘Ik weet het niet,’ fluisterde Ijzerpoot. ‘Ik haat dit.’

‘Niemand vind dit leuk,’ antwoorde Luciferpoot. ‘Maar ik heb een idee. Wanneer gaan de volgende leerlingen?’

‘Nee,’ zei Muispoot. ‘Geen andere leerlingen.’

Het gaat mis.

Het gaat allemaal mis.

Het gaat fout, en het is mijn schuld, zoals het altijd is.

En toen, een onbekende stem:

Tot uw dienst, Dennenpoot.


Hoofdstuk 3 – Jadepoot –[]

Bloed gonsde in Jadepoots oren. Rennen, rennen. RENNEN.

Ik houd het niet uit en ik zal de Clan weer teleurstellen, zoals altijd, dacht ze bitter. Haar mentor scheen Jadepoot te haten. Ze wist niet waarom. Ze deed altijd haar best, ze probeerde altijd haar Clan van dienst te zijn.

Nu was ze eropuit gestuurd om tot het oude RivierClan kamp te rennen. En als het even kon, ook weer terug. Anders was het treurig.

Haar poten brandden en tranen verschenen in haar ogen.

Waarom, waarom, warom. Ik denk niet dat ik dit verdien. Verdien ik het? Ik denk het niet, maar ik weet het niet, misschien wel. Eigenlijk, waarschijnlijk wel, want krijgers hebben toch altijd gelijk.

Ze schudde haar kop en viel in een hol dat sterk naar das rook.

Nu is ie er niet. Jadepoot probeerde te staan en kromp ineen toen ze de pijn in haar achterflank voelde, die doorschoot tot haar enkel.

Plots verdween de geur en de pijn en Jadepoot zag Sneeuwkits sterrige, wazige verschijning. Wazig, wazig, meer doorzichtig, ofzo.

‘Wees gewaarschuwd,’ zei het vroegere dove katje.

‘Sneeuwkit!’ protesteerde Jadepoot. ‘Je kunt me niet zomaar in een dassenhol laten vallen en dan een of ander vaag voorteken geven en dan een waarschuwing geven die ik al had bedacht!’

‘Sorry!’ piepte Sneeuwkit. Ze likte Jadepoots oor en verdween.

En ik ben weer alleen.

Ik kan maar beter doorrennen en de waarschuwing doorgeven aan Muispoot als ze terug is.


Hijgend kwam ze aan bij het Rivierkamp, trillend als een blaadje. Haar mentor kwam aanlopen, rustig op haar gemak.

‘Kon beter, maar acceptabel.’

‘Kon beter?’ riep Jadepoot uit. ‘Ik viel ten eerste in een dassenhol, ten tweede train ik nog maar een maan, ten derde doe jij hier HELEMAAL NIKS TERWIJL IK HIER ALLES VOOR JE DOE ALLEEN MAAR VOOR EEN KLEINE GOEDKEURING!’ spuugde ze.

‘Aha,’ zei Violetglans, haar stem koud. ‘Nu ga je mij de schuld geven.’

Jadepoot sprong op, klauwen uitgestrekt. ‘Ik heb ZO de neiging om je hier aan te vallen. Ik doe hier mijn uiterste best, meer dan dat, ik ga boomlengtes buiten mijn limiet en je bent hier zo ondankbaar als en das,’ siste ze.

‘Je overdrijft. Het is de bedoeling dat je buiten je limiet gaat om te leren, je gaat maar een beetje buiten je limiet. Breng hier de nacht door, zonder eten.’

Vol ongeloof staarde Jadepoot haar mentor aan. ‘Oh, ik begrijp het,’ spuugde ze. ‘Je haat me en wil me uit de Clan. Je haat me. Geef het toe. Het boeit me niet eens meer. Dit gaat al de hele maan dat ik hier ben zo door. Wat ben jij voor mentor? Het maakt je niet eens uit dat ik een dassenhol heb gevonden, hè? Je wil dat ik er door aangevallen wordt door de dassen.’

Violetglans bleef stil. Iets van medelijden was in haar ogen. ‘Het spijt me. Dit is hoe ik ben opgegroeid, en ik ben nu een sterke krijger. Ik wil dat je vannacht hier blijft en dan haal ik je morgen op. Ik zal de training iets minder hard aanpakken.’

‘Maar waarom?’

‘Ik wil niet dat je zo tegen me spreekt. Ik zal op weg gaan net voor de maan op is, geen zorgen.’

Geen zorgen, dacht Jadepoot bitter. Terwijl ik net ben gewaarschuwd dat ik zo ongeveer vermoord word door dassen of iets in die richting.

Angst greep haar plotseling om het hart. De waarschuwing was maar een paar boomlengtes terug geweest. Maar Violetglans ging al weg.

Ze was alleen. Alleen. In gevaar. Dassen, en ik weet dat er iets ergs gebeurt. Help me, Sneeuwkit.

Als Violetglans niet terugkwam, zouden de leerlingen van de Maanpoel misschien nog via Rivier terugkomen. Hopelijk.

Alsjeblieft.


Nu had ze geluk, dat dat zo was. Maar dit was een dag die niet zo gelukkig voor Jadepoot zou zijn.


Kat. Geen Maanclankat. Zwerver.

‘Laat. Je. Zien,’ spuugde ze.

‘Hè, kalm aan. Ik heb iets van je nodig,’ zei een kat uit de bosjes. Een slanke, bruin cyperse kater kwam uit de bosjes. Zijn ogen waren een tint oranje die als rood beschreven kon worden. ‘Mijn naam is Taurus. Wie ben jij?’

‘Jadepoot. Wat voor naam is Taurus nou weer?’

‘Vraag dat tweebenen.’

Jadepoot zakte in een, klauwen uitgestrekt. Haar oren lagen plat tegen haar kop en haar staart zwiepte dreigend heen en weer.

‘Ik heb je hulp nodig.’

Geen reactie.

‘Ik wil een offer brengen aan iemand. Aan mijn voorvaderen, om precies te zijn.’

‘En waarom zou ik je helpen?’

‘Omdat jij het offer bent.’ Zonder verdere waarschuwing sprong Taurus naar voren en greep haar bij haar nekvel.

Jadepoot gilde en krabte over zijn gezicht, zonder effect. Een soort duisternis was over zijn ogen gevallen. Hij drukte haar tegen de grond terwijl zij wanhopig haar flank probeerde te verdedigen. Maar al haar hoop werd, samen met Jadepoot zelf, dieper in de grond geslagen toen twee andere katten verschenen.

‘Virgo! Capricorn!’ riep Taurus. ‘Houd haar tegen de grond gedrukt!’ De twee katten deden het, een van de twee hield een poot over haar mond met klauwen uitgetrokken, en tranen sprongen Jadepoot in de ogen. Haar andere poot was op haar nek gedrukt, en twee grote poten drukten op haar flank.

‘Stil liggen,’ siste de vrouwtjeskat. Taurus kwam terug. Wanhopig bedacht Jadepoot dat de flank  waar ze de pijn had gevoeld, onbeschermd naar boven lag.

‘Ik heb het,’ zei Taurus. Hij wikkelde een plant om haar snuit. Klimop, bedacht ze. Maar zonder bladeren. Ze binden me aan de grond vast.

En ze had gelijk, of in elk geval soort van. Toen een plant stevig om haar nek was gebonden, zodat ze net nog kon ademhalen, trokken ze haar mee naar een dunne boom.

Ik moet dit kunnen losmaken, toch?

Maar de laatste druppel hoop die ze had verdampte toen ze beseften wat ze deden. Ze kon niet eens praten, door de klimop die on haar snuit zat. Ze bonden de plant om haar nek tegen de boom aan, zo stevig dat Jadepoot nauwelijks haar nek kon bewegen. Ze geloofde niet dat ze ooit zo bang was geweest.

Ze zou nog wel los kunnen komen als ze haar niet dwongen te zitten en haar achterpoten aan haar voorpoten vastbonden, en dat aan de boom bonden. En dat was verschrikkelijk strak.

‘Capricorn, ga de brandnetels halen,’ beval Taurus. Hij wendde zich tot Jadepoot. ‘Katten die tegen ons vechten krijgen brandnetels in hun bindingen. Tsja, eigen schuld.’

Jadepoot probeerde zich los te worstelen, maar de andere kat, waarschijnlijk Virgo, mepte tegen haar hoofd. Capricorn kwam terug met de brandnetels.

Jadepoot probeerde een smekend gebaar te maken met haar staart. Maar alle drie de katten schudden hun kop.

En de brandnetels brandden, vooral op haar gezicht. En er was niks dat ze kon doen. Als ze meer bewoog, zou ze stikken.

Taurus maakte een gebaar met zijn staart. En negen andere katten verschenen.

‘Is dit het offer?’ vroeg een gevlekte poes.

‘Ja, Pisces,’ antwoorde Taurus. ‘We beginnen.’

Hij stapte naar voren. ‘Sterren en maan, zonnen en wolken, wij hebben uw offer gebracht. We hopen dat dit u tevreden stelt voor de komende jaren.’

Dit! Alsof ik een ding ben en niet iemand met gevoelens en gedachten!

Ah ja, daar heb je nu veel aan.

‘Wij, de twaalf kringen, zijn bij elkaar gekomen voor u. Accepteer het alstublieft.’ Hij pakte modder en smeerde het over haar flank. Degene die zo’n pijn deed. Daarna zette hij een soort afdruk van bloed door een dun sneetje te maken. ‘Ik ben Taurus, en ik offer aarde.’

Capricorn en Virgo zeiden hetzelfde met hetzelfde gebaar.

Eigenlijk deden alle katten hetzelfde, alleen hadden er drie geen modder maar vocht, drie hadden een hete steen die ze tegen haar aanduwden en drie bliezen tegen haar aan, om de een of andere reden.

Toen vertrokken ze en lieten haar achter, doodsbang en nauwelijks in staat te ademen. Geen geesten verschenen. Ze wist dat ze niks konden doen, maar ze had graag iemand bij haar gehad.

En op dat moment hoorde ze pootstappen. Niet de lichte van een kat, maar zwaar. Ze kroop tegen de boom aan en keek recht in de kleine ogen van een das.


Hoofdstuk 4 – Ijzerpoot –[]

Ze gingen terug via Donder, Schaduw en Rivier. Dat deden leerlingen vaak. Dat was goed voor je conditie ofzo. Maar Ijzerpoot kon de verschrikkelijke voorspelling niet uit zijn hoofd zetten.

Goed leven zal komen. Voor iedereen of niet?

‘Waar zijn we nu?’ vroeg Muispoot. ‘I-ik heb het gevoel alsof er een echte reden was dat ze ons zo vroeg wegstuurden.’

‘We zijn iets over de oude grens tussen Schaduwclan en Rivierclan,’ antwoordde Veernacht.

‘Het is inderdaad nog maar middernacht,’ merktte Luciferpoot op. ‘Kom op, laten we iets sneller gaan.’

Nog steeds mogelijk om bij te houden voor Muispoot, draafden ze over Rivier. Ze schudde haar kop.

‘We moeten echt sneller. Ik weet het niet, maar... We moeten serieus rennen of iets in die richting.’

Veernacht knikte en pakte Muispoot bij haar nekvel en rende verder, de anderen achter haar aan. Zelfs Dennenpoot rende stug door.


‘We zijn nu in de buurt van het oude Rivierkamp,’ informeerde Veernacht.

Ijzerpoot schrok. ‘Das! Vers!’ riep hij uit. Op dat moment verkilde zijn bloed. Een hartverscheurende kreet van pure doodsangst galmde door de lucht.

‘Dat is Jadepoot!’ fluisterde Dennenpoot en rende met de snelheid van de Sterrenclan richting het geluid. De anderen volgden, zo mogelijk sneller dan ze ooit hadden gerend in hun hele leven.

‘Jadepoot!’ gilde Veernacht bij het zien van een wit figuurtje tegen een boom aan. Ijzerpoot kneep zijn ogen samen.

‘Ze zit- ze zat vastgebonden aan die boom! Die das moet het kapot hebben gemaakt!’ De das in kwestie rende naar de witte leerling en ze probeerde weg te rennen, maar plotseling draaide ze zich om. Wat gek was, ze leek niet te gaan vechten.

‘Rennen!’ spuugde Veernacht.

Maar het was donker, en het was niet bepaald een vlak gebied. Jadepoot viel om en probeerde wanhopig overeind te krabbelen terwijl de vijf andere katten achter de das aanrenden.

Het was te laat. De das slingerde Jadepoot tegen een boom aan, haar flank openscheurend. Hij rende weer naar de leerling toe en greep haar beet op dezelfde plek terwijl Jadepoot het uitschreeuwde.

Op dat moment knalde Dennenpoot tegen de das aan. Woedend haalde ze haar nagels over de huid van de das en weigerde los te laten. Ijzerpoot zag zijn kans en sprong tegen de nek van het beest aan, met als gevolg dat Jadepoot werd losgelaten. De leerling viel op de grond, bloedend uit specifiek haar flank.

Wat?

Muispoot hinkte naar haar toe en sleepte haar weg. ‘Luciferpoot! Haal Rozendoorn, en zeg dat ze kruiden mee moet nemen voor een gigantische wond! Snel!’

De rode leerling stormde weg. Veernacht was er in geslaagd de das te verwonden in zijn nek, en Dennenpoot deed er nog een schepje bovenop en klauwde zijn ogen. Hij brulde en strompelde weg, maar niet voor Veernacht een wond toebracht die fataal zou kunnen zijn.

‘Jadepoot!’ fluisterde Dennenpoot. ‘Oh nee, oh nee, oh nee.’

‘Ze leeft nog,’ ademde Muispoot. ‘Help me eens mee. Veernacht, houd de wacht. Dennenpoot en Ijzerpoot, lik haar flank schoon.’

Dat deden ze. Ijzerpoot vermoedde dat zelfs Goudflint hier zou helpen, de kater was aardig chagrijnig soms.

Na een poosje kwamen twee katten terug, Rozendoorn en Luciferpoot.

‘Kruiden,’ beval Muispoot. Rozendoorn knikte. ‘Laat me er een seconde naar kijken.’ De medicijnkat besnuffelde de wond en haar ogen sperden wijd open.

‘Wat is er?’ vroeg Dennenpoot angstig.

Rozendoorn schudde haar kop.

Muispoot keek aandachtig naar de wond en slaakte een kreet. ‘Haar spieren zijn kapot! Oh nee, Jadepoot, het spijt me!’ Rozendoorn knikte.

‘Het is niet jouw schuld. Maar bekijk het iets beter.’

Muispoot deed ongelukkig wat ze zei. ‘Oh nee,’ fluisterde ze. ‘Haar pees ook.’

‘Heel goed. Nu de kruiden.’

De grijze leerling had haar oren tegen haar kop gedrukt terwijl ze de kruiden klaarmaakte en op de wond legde.

‘Ze is absoluut niet geschikt om te vervoeren,’ merkte Luciferpoot op.

‘Dat klopt,’ antwoorde Rozendoorn. ‘Ik kan eerlijk zeggen dat ik nog nooit een das die iemand zo verwondde ben tegengekomen. Ijzerpoot, kun jij Flitsster en Hazensprint halen?’

Ijzerpoot knikte en rende zo hard als hij kon weg. Nog steeds was het donker, al zakte de maan al wat sneller.

Hij merkte dat de Clan nog wakker was. Misschien hadden ze Rozendoorn zien vertrekken, of iets van de gil van Jadepoot gehoord.

‘Hazensprint,’ hijgde hij. ‘Waar is Flitsster?’

‘Ze zit te praten met Vlekkenvlucht en Misthart.’

‘Ik moet haar spreken! En eigenlijk ook jou,’ voegde ze eraan toe.

Hazensprint knikte. Ze was normaal heel enthausiast en druk, maar ze begreep de ernst van Ijzerpoot.

Op dat moment kwamen drie katten uit het hol van de leider.

‘Flitsster!’ riep Ijzerpoot. ‘Ik moest je ophalen, samen met Hazensprint!’

Gemompel ging door het eiland. Flitsster keek verbaasd. ‘Wat is er aan de hand?’

‘Jadepoot- Jadepoot was in het Rivierkamp en er was een das- en alles ging mis en ik werd gestuurd om jullie te halen-‘

Ribbelwater stond op. ‘Ik moet toevoegen, Violetglans heeft Jadepoot daar voor de nacht gestuurd als straf. Zonder eten.’

Flitsster knikte en riep een Clanvergadering bijeen. ‘Clan, het blijkt dat een van onze katten gewond is geraakt. Ik zal zo terugkeren met Hazensprint, en Violetglans, ga naar mijn hol en blijf daar.’


‘Leeft ze nog?’ vroeg Ijzerpoot wanhopig. Muispoot knikte. ‘Maar we weten niet hoe we haar kunnen vervoeren. Luciferpoot denkt dat ze op iemands rug moet gedragen worden, maar Rozendoorn heeft geen idee.’

‘Hoe erg is het?’ vroeg Hazensprint.

‘Heel erg. Een van haar pezen is gebroken en haar spieren zijn kapot. Ze zal geen- ze zal nauwelijks kunnen lopen, vermoed ik.’

Flitsster slaakte een kreet van ontzetting toen ze de leerling zag. Toen drukte ze haar neus in de vacht van Jadepoot. ‘Het komt goed, dat beloof ik je,’ fluisterde ze. ‘Ik zal alles doen wat ik kan.’

Jadepoot kreunde en probeerde haar ogen open te doen. Muispoot gebaarde met haar staart.

‘Houd afstand van haar,’ commandeerde ze. Ze begon de witte vacht zachtjes de likken op haar gezicht.

‘Waarom zijn daar brandnetelstukjes?’ mompelde ze.

Niet alleen daar, overal. Maar Jadepoots groene ogen schoten open.

‘Kalm aan,’ fluisterde Muispoot. ‘Je bent veilig.’

‘Muispoot?’ De normaal zo brutale stem van de leerling was zacht en vol angst.

‘Ja, dat ben ik. Je bent in het Rivierkamp.’

Jadepoot zweeg, en ademde zachtjes. Je kon zien hoeveel pijn dat deed.

‘Jadepoot, hoor je me?’ mauwde Muispoot, wat harder, maar voorzichtig.

‘Ik hoor je,’ fluisterde de witte leerling.

‘We moeten haar op de een of andere manier naar het kamp krijgen,’ zei Hazensprint, en Rozendoorn knikte. ‘Als we haar zomaar optillen lopen we het risico dat haar kruiden erafglijden.’

‘Zou spinrag helpen?’ vroeg Dennenpoot.

‘Als je genoeg kunt vinden, ja. Maar dan moet je wel opschieten.’

Dennenpoot rende weg.

‘Wat was dat?’ vroeg Luciferpoot fluisterend. ‘Ik zweer dat ik iets zag bewegen. Wacht, daar is het weer.’

Ijzerpoot draaide zich zo normaal mogelijk om. Een bruine cyperse kater was in de bosjes verschenen, en gromde iets. De grijze leerling spitste haar oren.

‘We krijgen haar wel,’ mompelde de cyperse kater.

Haar. Dat moet Jadepoot zijn. Dat kan niet anders.

Zijn vacht kwam omhoog en zijn staart zwiepte dreigend heen en weer. Luciferpoot kwam naast hem staan, hij moest het ook gehoord hebben.

De onbekende kat gromde, en had een blik die duidelijk zei: Ze zal sterven.

‘Veernacht,’ siste hij. ‘Ik denk dat de kat is die verantwoordelijk is voor Jadepoot.’

Hazensprint, Veernacht en Flitsster draaiden zich met een ruk om. Rozendoorn bleef beschermend voor Muispoot en Jadepoot staan, die weer buiten bewustzijn was.

Luciferpoot grauwde en sprong op de kat af.

‘Luciferpoot!’ riep Veernacht. ‘We weten niet met hoeveel ze zijn!’ Grommend sprong ze in de strijd.

De bruine kater grauwde. ‘Jullie hebben het offer verloren!’ spuugde hij. ‘Maar geen zorgen, want we zullen blijven proberen!’

‘Jadepoot is een kat met gevoelens!’ riep Luciferpoot. ‘Geen ding dat je gewoon kunt opofferen voor je eigen bestwil! Ze hoort bij ons en ze zal daar blijven!’

‘Weet je dat zeker, kleine leerling? Want wij hebben de kracht van de twaalf kringen, en als we haar offeren hebben we de gunst van hen!’

Flitsster grauwde, Ijzerpoot had haar nog nooit zo woedend gezien. ‘Jij blijft van mijn leerlingen af!’ Ze pakte de kater vast, die even groot als zij was en trok hem van Luciferpoot af. Ze hield een poot met uitgestrekte nagels op zijn keel. ‘Ga terug naar je vuilnisbuurt, jij stuk kraaienvoer. Jij blijft daar en als we je ooit nog zien, hebben mijn krijgers toestemming om je te doden.’

De kater lachte. ‘Ha! Je doet maar. Je zult zien dat het lang niet zo simpel is.’

En toen gilde hij van schrik toen Dennenpoot zijn rug openkrabte. ‘Je blijft van haar af, of dit is het beste moment dat je nog zal meemaken,’ siste ze. ‘Weg.’


Ze kwamen rond zonhoog binnen in het kamp. Ze moesten Jadepoot voorzichtig op Rozendoorns rug optillen en dan zo zachtjes mogenlijk lopen. Katten stonden op het eiland en mompelden onrustig.

‘Aan de kant! Laat Muispoot en Rozendoorn erlangs!’ riep een krijger, Echostem.

‘Muispoot, ga met Flitsster mee,’ fluisterde Rozendoorn. Flitsster knikte. Toen klauterde ze op de Hogeboom.

‘Laat alle katten die oud genoeg zijn om hun eigen prooi te vangen bij de Hogeboom verzamelen voor een Clanvergadering!’

Bezorgd gemurmel gonsde door de Clan. Ijzerpoot kon een paar zinnen herkennen.

‘Wat is er gebeurd met Jadepoot?’ – ‘Ik hoorde haar, maar ik dacht dat ik het verbeelde..’ – ‘Overleeft ze het wel?’ – ‘Arme kat. Het moet verschrikkelijk zijn als Flitsster zo serieus kijkt.’

‘Beste Clangenoten,’ begon de leider. ‘De leerling Jadepoot is aangevallen door een das. Ribbelwater heeft gezegd dat Violetglans haar naar het Rivierkamp heeft gestuurd om daar te overnachten. Dat is tegen de krijgscode, trouwens. Tot ik iets heb bedacht zal Violetglans in het kamp blijven. Violetglans, kun je nog iets zeggen? Ik wil jouw kant horen.’

‘Het spijt me dat ik dit heb veroorzaakt,’ mauwde de gevlekte krijger. ‘Ik had geen idee dat dit de krijgscode was. Ik ben zo opgevoed, en ik nam aan dat het normaal was. Ik zal de straf accepteren.’ Haar stem klonk eerlijk, en ook echt spijtig.

‘Bedankt, Violetglans. Maar nu is het Muispoots tijd om te spreken. Hoe erg is haar verwonding, Muispoot?’

De genoemde leerling klauterde met moeite de boom in, en Flitsster trok het laatste stukje omhoog.

‘Het is... verschrikkelijk,’ gaf Muispoot. ‘Haar spieren zijn onherstelbaar beschadigd, en haar pees ook. Ik vermoed dat haar ze nauwelijks zal kunnen lopen. We weten verder dat er minstens één andere kat bij betrokken is, een bruine cyperse kater. Hij had het over een offer voor twaalf kringen, Jadepoot dus. En ik denk- ik denk dat hij alles gaat proberen om iemand, waarschijnlijk Jadepoot, te vermoorden.’

Een geschokte kreet ontsnapte aan de Clan. Ijzerpoot keek vol verdriet toe.

‘Katten mogen haar bezoeken zodra ze wakker is, maar niet zoveel op een dag en maar één kat tegelijk. Als ze wat herstelt is zullen Rozenstaart en ik overleggen,’ zei ze.

Ze sprong onhandig van de boom af, tak voor tak. Rozendoorn kwam uit het medicijnhol.

‘Ik wil wat toevoegen,’ meldde ze. Flitsster knikte. ‘Ga je gang, Rozendoorn.’

Rozendoorn zuchte. ‘Ik vrees dat ze haar voet nooit meer zal kunnen bewegen, en dat ze nauwelijks of niet op haar poot zal kunnen steunen.’

‘Oh nee,’ fluisterde Luciferpoot. Ijzerpoot hoorde het vol afschuw toe.

Zorg dat je Clan niet verandert in bot. Dat kan dit toch niet zijn?

‘Ik wil de stemming iets verbeteren,’ vervolgde Rozendoorn. ‘Muispoot verdient haar volledige naam.’

Muispoots ogen schoten wijd open. Ze knipperde met haar ogen.

‘Maar niet vandaag, Rozendoorn,’ zei Flitsster. ‘Geef haar de tijd om er aan te wennen, en om van de schok te bekomen van Jadepoot.’

Rozendoorn knikte. ‘Natuurlijk.’

‘Dan zijn jullie nu vrij om te gaan,’ miauwde Flitsster.

Ijzerpoot draaide zich om en rende naar Muispoot.

‘Muispoot!’ fluisterde hij. ‘Je krijgt je naam!’

‘Ik kan het nauwelijks geloven,’ antwoorde de leerling. ‘Ik kan nu even niet praten, Jadepoot heeft verzorging nodig.’

Ijzerpoot knikte. ‘Ik breng je zo wat prooi.’

‘Bedankt, Ijzerpoot.’

Ijzerpoot hield zijn afspraak en bracht een paar van de dikste stukken prooi. Toen drukte hij zijn neus tegen de vacht van Jadepoot aan.

‘Het komt goed,’ beloofde hij. ‘We zijn er allemaal voor je, en we zullen niks laten gebeurden.’


Hoofdstuk 5 – Dennenpoot –[]

Ze voelde nog steeds de afschuw van toen ze haar vriendin had horen schreeuwen. Ze keek naar Luciferpoot, op zoek naar troost toen Muispoot en Ijzerpoot naar Jadepoot waren.

Maar de lange leerling keek even bezorgd als zij was.

Dit is mijn schuld, niet? Ik had sneller kunnen zijn toen Muispoot de waarschuwing gaf, en ik had die das eerder kunnen aanvallen.

Jonge Dennenpoot, klonk de onbekende stem weer. Het gaf haar een koud gevoel en ze rilde. Hier kon je niks aan doen. Maar ik kan je helpen met de volgende keer dat zoiets gebeurt wel op tijd zijn.

Wie ben jij?

Stilte.

‘In Sterrenclans naam!’ spuugde Luciferpoot opeens. ‘Ik haat het dat ik niks kan doen om te helpen!’

‘Ik ook,’ fluisterde Dennenpoot. ‘Maar we kunnen er vrij weinig aan doen.’

Als je wilt komen, dan kan ik je helpen.

Liever niet van een of andere mysterieuze stem waarvan ik de naam niet eens ken, merkte Dennenpoot op in haar gedachten.

Die kan ik je vertellen.

Nee. Ik wil het niet eens weten. Ik vind je al eng genoeg, het zal niet helpen als je een of andere seriemoordenaar blijkt te zijn.

De stem lachte. Oh geloof me. Je zult me gauw genoeg ontmoeten.


‘Geef me een moment, Echostem. Ik kom er zo aan,’ klonk Muispoot’s stem vanaf het medicijnhol. Nieuwschierig liep Dennenpoot naar het hol. ‘Wat is er aan de hand?’

‘Echostem heeft last van haar buik. Krampen,’ antwoorde de medicijnkat. ‘Ja, kom maar.’

Echostem ging zitten. Muispoot snuffelde voorzichtig aan haar buik en legde er een poot op. Ze fronsde. Toen klaarde haar gezicht op. ‘Echostem, je bent in verwachting!’

De grijze poes keek verrast op. Dennenpoot kon haar verrassing ook niet verbergen. ‘De eerste kittens in de Clan!’

Echostem keek blij verrast rond, met iets van trots en zenuwen in haar ogen.

‘Wie is de vader, Echostem?’ vroeg Dennenpoot.

‘Ik denk Donkerjager,’ antwoordde ze. ‘Ik zal het hem zo vertellen.’

‘Doe dat. Zal ik Flitsster inlichten?’ vroeg Muispoot. Echostem knikte en Muispoot hinkte weg.

‘Hallo, Dennenpoot,’ klonk Rozendoorn’s stem. ‘Jij kwam zeker voor Jadepoot?’

‘Ja.’

‘Dat komt goed uit. Ze is net wakker. Echostem, gaat het goed?’ Iets van moeheid klonk door in de stem van de oudere kat.

‘Het gaat goed,’ verklaarde Echostem. ‘Muispoot heeft me zojuist verteld dat ik in verwachting ben.’

Terwijl de katten verder praatte, liep Dennenpoot naar binnen. ‘Jadepoot?’ vroeg ze voorzichtig.

‘Dennenpoot!’ Haar roep was zacht, maar blij. ‘Ben jij dat?’

‘Dat ben ik,’ beaamde ze. ‘Jadepoot, je weet niet half hoe blij ik ben om je te zien.’ Ze trippelde naar haar vriendin. ‘Ben je klaar om te vertellen wat er gebeurde? Ijzerpoot zei iets over klimop rond de boom.’

Jadepoot slikte. ‘Ja, ik denk dat ik het wil vertellen. Violetglans had me in het Rivierkamp achtergelaten. En toen kwam er een kat, volgens mij heette hij Taurus, en hij begon te praten over- over een offer. Toen viel hij me aan en bond hij me vast- en toen- er kwamen allemaal andere katten, met namen die ik bij mijn tweebenen vroeger heb gehoord, en toen- toen kwam de das- ik had geen enkele kans-‘ Ze zweeg.

Dennenpoot wikkelde haar staart om de witte poes heen en ging naast haar liggen. ‘Het komt goed. De hele Clan is er voor je, en we zullen niks laten gebeuren.’ Niet nog eens. Ik zal haar niet op dezelfde plek laten komen.

‘Dennenpoot, ik droom nog over dat. En geen normale dromen. Ik weet het zeker. Hij heeft een opdracht gekregen om specifiek mij te doden, en zal niet stoppen. Ik- ik ben bang, Dennenpoot.’

Ze had nooit gedacht dat Jadepoot ooit zou zeggen dat ze bang was. Maar nu zei ze dat, en Dennenpoot realiseerde hoe ernstig de situatie was.

‘We zullen niks laten gebeuren,’ herhaalde ze.

Dennenpoot, ben je klaar om haar te helpen?

Waarom zou ik je vertrouwen?

Dat is je eigen keus.

‘Wist je dat Echostem in verwachting is?’ vroeg Dennenpoot, om de stemming te verbeteren. ‘Net achtergekomen.’

‘In verwachting?’

‘Jep.’

De twee vriendinnen praatte nog even door tot Muispoot binnen kwam.

‘Dennenpoot, je moet gaan. Veernacht wil met je trainen.’

‘Is goed. Tot ziens, Jadepoot!’

‘Tot ziens!’


‘Oké. Val me aan,’ beval Veernacht. Dennenpoot zakte ineen.

Voor Jadepoot. Voor haar.

Ze sloop naar de rechterkant van haar mentor, die ook ineenzakte. Plotseling schoot de bruine leerling op, alsof ze sprong. Veernacht sprong naar voren en Dennenpoot rolde onder haar door. Ze pakte de rug van haar mentor vast toen ze nog onder haar lag en slaagde erin om haar teggen de grond te drukken.

‘Goed gedaan! Die zag ik niet aankomen,’ complimenteerde Veernacht haar leerling. ‘Oké. We hebben genoeg gedaan voor vandaag.’

‘Bedankt, Veernacht,’ pufte Dennenpoot. Normaal vond ze trainingen vervelend, maar na Jadepoots ‘ongeluk’ was ze vastbesloten om hard te trainen. ‘Zou ik wat eten gaan vangen voor Jadepoot?’

‘Zou ik niet doen,’ antwoorde haar mentor. ‘Je bent doodop. We hebben de halve dag getraind. Maar je hebt mijn toestemming om haar te bezoeken.’

‘Is goed.’ Haar mentor had gelijk. Ze was hardstikke moe. Ze trippelde naar het kamp.

‘Neem wat van de hoop prooi,’ beval Veernacht. Dennenpoot knikte dankbaar. Ze koos een merel uit en zakte ineen om het op te eten. De zon begon al te zakken. Grote Sterrenclan, ze had een hele ochtend besteed aan trainen. Ze liet de zon haar vacht verwarmen en zakte langzaam in slaap.


Het was koud. Niet de zonverwarmde plek waar ze in slaap viel. Ook was de geur anders. Het stonk naar verrotte prooi. Kraaienvoer.

Ze knipperde heftig met haar ogen om wakker te worden. Op de een of andere manier werd ze niet wakker, maar ze had wel het gevoel alsof ze wakker was. Ze beet op haar tong. Dat deed pijn. Ze was zeker wakker.

Om haar heen waren dode bomen. Het leek op het Clanterritorium, maar... dood. En dat deed haar denken aan de Sterrenclan. Dat was hetzelfde territorium, nu ze erover nadacht. Maar dan levendiger en, tjsa, glanzender. Maar dit... was dit het Duisterde Woud? Daar kon ze toch onmogelijk zijn? En waarom?

‘Welkom, Dennenpoot. Tot uw dienst.’

Wat- dat is dezelfde stem- als- die ik- nee- dat kan niet, nee, dit is niet echt, dit kan niet echt zijn, nee, nee, NEE.

De kat was iemand met een donkere vacht, met strepen. ‘Mijn naam is Donkerstreep,’ vervolgde hij. Dennenpoots haren schoten omhoog. Dat kon maar één Donkerstreep zijn.

‘Wacht. Ik ben veranderd. Ik houd me nu aan de krijgscode.’

Natuuuuurlijk. ‘Ik weet hoe manipulatie eruit ziet,’ siste ze, nauwelijks hoorbaar. ‘Ik heb geen enkele reden om je te geloven.’

‘Dat snap ik. Ik kan je de tijd geven om me te leren kennen, zodat je me kan geloven.’

‘Haal- haal me hier weg. Haal me hier weg!’ Ze begon in paniek te raken toen Donkerstreep zijn kop schudde.

‘Had ik graag gedaan. Maar dat is niet mijn taak.’

Hij liegt. Hij liegt. Hij moet liegen. Hij is de sidekick van een moordenaar die een hele clan wou uitroeien. Hij accepteerde het om onschuldige kittens vermoorden.

Hij liegt.

‘Wie is hier nog meer?’ fluisterde ze.

‘Dat mag ik je niet vertellen, officieel,’ antwoorde hij.

‘En? Ik wil hier officieel niet zijn,’ bitste ze terug. ‘Dus ik heb er een tegoed.’

‘Vooruit. Elandpoot, Briesgeest en nog wat katten.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Maar daar heb je niet veel aan.’

Haar litteken begon te branden, en ze vroeg zich af of dat bij het Duistere Woud hoorde. In elk geval was het een vervelend kloppend gevoel dat steeds luider werd.

Au. Dat kan er ook nog wel bij. Als dit een effect van het Duistere Woud was, mocht Jadepoot hier nooit heen.

‘Wat wil je van me?’ vroeg ze. ‘Als ik hier niks hoef te doen, wil ik terug.’

‘Je hoeft niks te doen. Ik had de opdracht een ding te testen.’ Donkerstreep sprong op en drukte haar tegen de grond.

En hij stonk trouwens ook. Dat kon er ook wel bij.

Hij drukte zijn achterklauwen in haar buik, en even had Dennenpoot het gevoel alsof ze hier vermoord zou worden.

‘En nu moet ik je nog een waarschuwing geven. Als je hierover spreekt, zal je leven niet meer van jou zijn.’

En toen werd ze wakker.


Hijgend sprong ze op. De zon was op de helft naar beneden. Voorzichtig maakte ze zichzelf schoon, en merkte dat haar buik prikte. Het was dus geen droom geweest. Ze was in gevaar.

En ze kon er niemand over vertellen.


‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Jadepoot. ‘Je bent zo afwezig.’

‘Ik- ik- ik kan er niet over vertellen.’ Ze zuchte. ‘Ik wou dat ik het kan, maar...’ Het was een week later. Echostem was zichtbaar in verwachting. Waarschijnlijk zou het niet zo lang duren voor haar kittens kwamen.

‘Het is oké. Je hoeft er niet over te vertellen. Om het even over iets te hebben, vandaag mag ik zelf het mos pakken om te drinken.’

‘Echt? Dat is geweldig!’

‘Ja! Dit is mijn eerste keer lopen in meer dan een week, ofzoiets. Kom op, laten we gewoon gaan!’

‘We?’

‘Jep. Kun je me ondersteunen?’

‘Natuurlijk!’ Ze sprong op terwijl haar vriendin moeizaam opstond. Jadepoot leunde zwaar op Dennenpoot, en voorzichtig liepen ze samen naar de kruiden. Het mos lag onderop, dus Jadepoot kon het zelf pakken.

Met een rilling keek Dennenpoot naar haar verwonding. Haar voet werkte gewoon niet meer, ze kon er niet meer op staan. Je zag nog steeds een beetje van haar spieren, en ze werkten niet goed samen meer waardoor lopen verschrikkelijk lastig was.

‘Nu mag ik nog niet naar de drinkplek lopen,’ zuchtte ze. ‘Maar het gaat al beter.’

‘Heel goed gedaan,’ prees Dennenpoot haar. ‘Ik haal het water wel.’


Daarna besloot ze nog even naar Echostem te gaan. Ze mocht de grijze poes wel, en ze was een soort moeder voor de hele Clan, ook al was ze lang niet de oudste krijger. Het was bijna logisch dat zij de eerste kittens droeg.

‘Hoi,’ fluisterde ze. Echostem keek op.

‘Hallo, Dennenpoot!’

‘Kan ik binnenkomen?’

‘Natuurlijk!’ Ze knipperde blij met haar ogen.

Dennenpoot kwam naast haar zitten. ‘Hoe gaat het met je?’

‘Prima, al moet ik zeggen dat een tijdje in de kraamkamer zitten snel gaat vervelen,’ antwoordde Echostem.

‘Dat kan ik begrijpen. Heb je Muispoot of Rozendoorn al laten checken hoeveel kittens er zijn?’

‘Nog niet, maar ik wist ook niet dat dat mogelijk was. Hoe weet jij dat?’ Ze begon haar borst te likken.

‘Mijn moeder kon dat, of dat heeft ze me verteld.’ Haar moeder, die weg was gegaan toen ze het hardst nodig was. Ze schudde de herinnering van zich af. Dat moest later. ‘Zou ik wat mos voor je halen? Met water dan.’

‘Graag,’ zuchtte de grijze poes.


De twee poezen zaten nog even te praten, tot Dennenpoot bedacht dat het donker werd. ‘Ik zal wat eten voor je halen,’ stelde ze voor.

‘Bedankt!’

Ze had een muis uitgekozen en bracht die naar de kraamkamer. Ze miauwde nog even gedag en ging naar het leerlingenhol. Ze rolde zich op en viel al snel in slaap.

Hoofdstuk 6 - Jadepoot -[]

Jadepoot geeuwde. Veel was er niet te doen in het medicijnhol. Maar het was niet alsof ze veel keus had. Haar poot was nog lang niet genezen, en dat zou wat dan ook nog lang duren. Een paar dagen geleden was de eerste keer dat ze haar eigen mos mocht halen, en de witte leerling was blij met de steun van Dennenpoot.

De net genoemde leerling kwam weer binnen. “Hoi,” mauwde Dennenpoot zachtjes. “Gaat het goed?”

Jadepoot knikte, dankbaar voor het gezelschap. “Ja hoor. Het is een beetje saai hier, maar verder wel prima. Hoe gaat het met jou?”

“Best goed! Hier, ik heb een vogel voor je gevangen,” antwoordde Dennenpoot terwijl ze een musje naar Jadepoot schoof.

“Dank je! Is er nog iets bijzonders aan de hand in de clan?”

“Nee, niet echt. Oh, trouwens, jawel!” De oudere leerling speelde met een blaadje. “Volgens Rozendoorn kan Echostem elk moment haar kittens krijgen. En Leeuwenpoot heeft een zwerfkat verjaagt, als je dat interessant vind.”

Jadepoot lachte. “Natuurlijk doet hij dat.” Leeuwenpoot was redelijk snel kwaad, dus het was geen wonder dat hij een willekeurige zwerfkat had verjaagd. En eerlijk gezegd vond Jadepoot dat op dit moment prima. Ze zwaaide met haar staart. “Ik heb vandaag weer een nachtmerrie gehad,” bekende ze.

Dennenpoot keek haar aan met medeleven. “Waar ging die over?” vroeg ze zachtjes.

“Waar ging wat over?” klonk Rozendoorn’s stem bij de ingang. De medicijnkat kwam aantrippelen met Muispoot achter haar aan hinkend, haar mond vol kruiden. De grijze poes legde ze weg.

“Niet over iets interessants hebben zonder mij!” riep ze terwijl ze snel de de kruiden sorteerde.

Rozendoorn rolde met haar ogen. “Ja hoor,” mompelde ze. “We wachten wel even.”

Jadepoot lachte kort, maar wachtte wel tot Muispoot terug kwam.

“Ik ben er!” verklaarde die.

“Goh, had ik nooit verwacht,” antwoordde Rozendoorn. “Maar goed, waar ging wat over?”

Jadepoot slikte. “Ik had weer een nachtmerrie.” Ze dacht aan Sneeuwkit, degene die haar gewaarschuwd had voor de das, en voelde direct de aanraking van haar zachte vacht. Ze was er geweest in deze nachtmerrie, maar Jadepoot had nog niet aan Rozendoorn verteld dat Sneeuwkit een soort beschermer voor haar was.

Maar goed, moest dat niet een keer?

Dus zuchtte ze en begon met vertellen.

De nachtmerrie begon in een huis, en Sneeuwkit was er geweest, gewoon als een andere huiskat. Op een bepaald moment was het gaan ruiken naar vuur, en nog later sprong het huis in brand. Er waren geen tweebenen. De deuren waren dicht. Sneeuwkit had tegen haar aan gestaan en een vreemde maar vagelijk bekende kat liep door het vuur naar binnen. Nadat het ze niks meer kon zien door het vuur heen was ze wakker geworden.

Rozendoorn fronste. “Lijkt die op een andere droom van je?” vroeg ze, en Jadepoot schudde haar hoofd.

“Ze zijn allemaal heel anders.” Haar vacht prikte. Ze hadden nog niet naar Sneeuwkit gevraagd. Misschien namen ze aan dat ze een kat verzon. Of dat Ribbelwater een keer over Sneewkit had verteld.

Een tijdje later spitste Muispoot haar oren. “Er komt iemand aan!” Ze draaide zich om en hinkte naar de ingang. Een paar tellen daarna klonk een conversatie. “Donkerjager! Is Echostem-?” Na een pauze knikte ze. “Zorg dat ze kalm blijft, ik ga Rozendoorn halen.”

De kleine poes kwam aanhinken. “Rozendoorn, Echostem is haar kittens aan het krijgen, kun jij alvast gaan?”

Rozendoorn knikte en trippelde naar de kruiden, om daarna uit het zicht te verdwijnen.

Jadepoot knipperde met haar ogen. “Kan ik iets doen?” vroeg ze. Ze vond het vervelend om hier steeds maar te blijven en misschien kon ze helpen.

Muispoot aarzelde, en Dennenpoot keek de twee andere leerlingen met opgetrokken wenkbrauwen aan.

“De kraamkamer is maar net uit het medicijnhol,” zei ze. “Ik denk dat misschien wel Jadepoot kan helpen?”

“Goed punt,” mauwde Muispoot. “Maar ik weet niet hoe vol het in de kraamkamer is. En Donkerjager wil natuurlijk ook helpen.”

Dennenpoot gaf niet op. “Ik kan wel wat eten ophalen ofzo, en Donkerjager kan iets van mos met water halen. Jadepoot zou misschien wel kalmerend zijn omdat zij geen extreem hechte band heeft met Echostem. Bovendien is de kraamkamer ruim.”

“Oké dan, ik ga alvast vooruit. Dennenpoot, help jij Jadepoot?”

Dennenpoot knikte en Jadepoot glimlachte dankbaar.


“Jadepoot! Daar ben je!” riep Rozendoorn. Haar ogen stonden geconcentreerd. “Er is een kitten geboren. Kun jij daarvoor zorgen?”

Jadepoot knikte. Ze wist nog hoe dat moest van haar tweebenen. Toen ze aankwam bij Muispoot, liet Dennenpoot haar los en ging ze zitten. Muispoot knikte dankbaar.

De kitten was een klein bolletje gevlekte vacht, met een witte buik en vlekken in verschillende blauwe tinten. Snel begon Jadepoot de kitten te likken.

Vagelijk dacht ze de geur van een katertje te herkennen, maar op het moment kon ze dat niet zeker weten.

Ondertussen zat Rozendoorn overal heen en weer te lopen, kruiden te halen en op een gegeven moment wat mos.

Jadepoot wist dat de bloedstroom van de kitten nu wel op gang gekomen moest zijn en zette het bundeltje voorzichtig bij Echostem.

Muispoot zette bijna direct een nieuwe kitten neer, een zwart bolletje met een wit gezicht en buikje, zoals een vosje. Jadepoot knikte en ging meteen de kitten likken. Toen die wat warmer werd en ging piepen zette Jadepoot ook die neer. Ze keek om zich heen.

“Gaat alles goed?” vroeg ze.

Rozendoorn knikte. “Dit was het.” Ze liep naar voren en besnuffelde de kittens. “Echostem, je hebt een katertje en een poesje. Voor zover ik het zie zijn ze allebei gezond.”

Echostem glimlachte vermoeid. “Bedankt,” antwoordde ze. “Is het oké als Donkerjager komt?”

“Natuurlijk. Muispoot en Jadepoot, kunnen jullie nog even hier wachten?”

De leerlingen knikten. Jadepoot keek naar de kittens. Ze glimlachte.

“Ze zijn prachtig, Echostem,” murmelde ze. “Heb je al namen?”

De moederkat schudde haar hoofd. “Ik wil iets bijzonders, omdat dit de eerste kittens zijn.”

Op dat moment kwam Donkerjager binnen, zijn gezicht bezorgd en trots. Muispoot knikte naar hem. “Ze zijn veilig en wel, Donkerjager!” meldde ze. Toen stapte ze opzij om hem door te laten.

Donkerjager snorde. “Ze zijn geweldig,” fluisterde hij.

Echostem glimlachte weer. “Wil jij er een een naam geven?”

De kater knikte. “Welke?”

“Maakt niet uit.”

Jadepoot keek naar Muispoot, die haar glimlach niet kon bedrukken. Jadepoot zelf ook niet, trouwens.

De eerste kittens!

Donkerjager knipperde met zijn ogen. “De gevlekte doet me denken aan een vriend van vroeger. Hij vertelde altijd verhalen,” murmelde hij, wijzend naar het katertje. “Zijn favoriete was over een feniks, een vogel van vlammen die altijd weer opnieuw tot leven zou komen.” Hij zwaaide met zijn staart. “Kunnen we hem Fenikskit noemen?”

Echostem knikte. “Dat is een mooie naam. Het poesje wou ik Hoopkit noemen. Dat is op zich bijpassend voor de eerste kittens.”

Fenikskit en Hoopkit. Welkom bij de clan, dacht Jadepoot.

Hoofdstuk 7 - Ijzerpoot -[]

Ijzerpoot snoof de lucht op. Hij was samen met Kolkhart en Spreeuwenhart op grenspatrouille in Rivier. Sinds het voorval waren die vaker. De das was onvindbaar, en Ijzerpoot wist niet of dat hem geruststelde of juist niet.

“Wat ruik je?” vroeg Kolkhart.

Ijzerpoot snoof nog een keer. “Ik ruik niks bijzonders,” antwoordde hij. Kolkhart knikte.

“Ik ook niet, maar houd je ogen en oren ook open.” De krijger liep verder.

Spreeuwenhart was ondertussen al een paar vossenlengtes verder en wenkte de anderen met zijn staart.

“Is er iets?” vroeg Ijzerpoot zachtjes toen ze hem hadden ingehaald. Spreeuwenhart schudde zijn hoofd.

“Jullie waren langzaam, sorry als ik je liet schrikken.” Hij liep weer verder. “We moeten terug bij het kamp zijn voor zonhoog.”

Ijzerpoot knikte en trippelde verder. De zon was nog aan het stijgen.


Zonhoog kwam, en de patrouille was weer terug. Ijzerpoot had gegeten en zat uit te rusten voor zijn hol, samen met Luciferpoot, die net op jacht was geweest. De twee leerlingen zaten elkaar te vertellen over hun dag, toen het onderwerp van de Maanpoel opkwam.

“We hebben nooit verteld hoe het ging,” zei Luciferpoot zacht, en Ijzerpoot schrok op.

“Sterrenclan, je hebt gelijk!” riep hij uit. “Door Jadepoot zijn we volledig vergeten het te vertellen.” Hij schudde zijn hoofd. “Ik moet dit aan Flitsster vertellen. Kom, we moeten Muispoot en Dennenpoot ook meenemen.”

Luciferpoot knikte en stond op. “Ik zal Muispoot halen,” zei hij, en rende weg.

Ijzerpoot knikte hem na om daarna het leerlingenhol in te gaan. “Dennenpoot?”

De bruine leerling schrok op, haar gezicht bezorgd. “Wat- wat is er aan de hand?” vroeg ze zachtjes, en Ijzerpoot legde het uit. Toen knikte Dennenpoot. “Kom op dan, denk ik.” Ze trippelde het hol uit, waar de anderen zaten te wachten.

Flitsster knikte hen naar binnen. “Wat is er aan de hand?” De leider keek bezorgd, en Ijzerpoot bedacht dat ze wist dat ze nog niet te horen had gekregen over de rest van hun trip. Muispoot zwiepte met haar staart en ging zitten.

“We hebben je nog niet verteld over wat er in de Maanpoel is gebeurd, Flitsster.” Ze keek naar de katten achter haar. Toen glansden haar ogen als de maan zelf, en Ijzerpoot rilde even.

“Water heeft gestromen, nieuwblad zal bloeien. Goed leven zal komen en de Clan zal groeien,” vertelde ze. “Maar in elke bloemenstruik zijn er bloemen die verwelkt zijn. Wees scherp, want fouten zorgen voor pijn. Als je niet oplet zal duisternis vallen. Handel snel, red jezelf en allen.  Als je op tijd bent zal je de Clan redden van het lot. Zorg dat je Clan niet verandert in bot.”

Voor een seconde bleef het stil. Toen zei Flitsster rustig: “Jullie hadden dit eerder moeten vertellen.”

Dennenpoot kromp ineen, maar zei niks. Flitsster vervolgde.

“Ik ben niet boos. Jullie hadden een grote schok gekregen vanwege Jadepoot. Maar we moeten uitvogelen wat in Sterrenclan’s naam dit betekent. Waarom ze niet duidelijker waren.”

Ijzerpoot was het daarmee eens. “Moeten we- moeten we dit aan de clan vertellen?”

Flitsster aarzelde. “Ik weet het niet zeker. We moeten geen paniek veroorzaken, maar het is belangrijk dat ze voorzichtig zijn. We kunnen ze ook niet zomaar zeggen dat ze anders moeten doen dan ze normaal doen zonder uitleg.” Ze zuchtte. “We kunnen ze vertellen wat er aan de hand is, zonder te veel details te geven, denk ik.”


Ijzerpoot zat nerveus bij de Hogeboom. De groep die naar de Maanpoel was gegaan zat er ook, en Flitsster sprong in de boom.

“Maanclan!” riep ze. “Laat alle katten die oud genoeg zijn om hun eigen prooi te vangen bij de Hogeboom verzamelen voor een Clanvergadering!”

Een golf van gemompel ging over het eiland toen de katten verzamelden. Het verstomde toen ze de serieuze uitdrukkingen zagen van de leider en de al verzamelde leerlingen. Hazensprint fronste maar sprong naast haar leider in de boom.

Flitsster aarzelde voor een seconde, wat Ijzerpoot zorgen baarde. Flitsster was een zelfverzekerde poes en het was niet bij haar passend om te aarzelen. Toen zuchtte ze.

“Katten van de Maanclan,” begon ze. “Deze leerlingen voor mij hebben laatst de tocht naar de Maanpoel gemaakt. Daar hebben ze een boodschap gekregen van de Sterrenclan.”

Gemompel golfde weer door de clan heen en Flitsster stond op. Op slag waren alle katten stil.

“De boodschap heeft ons verteld dat we voorzichtig moeten zijn. Onze clan is in gevaar, en misschien moeten we katten aanvallen om onszelf te redden. De boodschap vertelt ons ook dat er misschien een verrader in ons midden zit.”

Kreten van protest kwamen op uit de katten. Ijzerpoot zag Dennenpoot ineenkrimpen op de woorden van de clan.

“Waarom hebben ze dat niet eerder verteld?”

“Dit was belangrijk!”

Flitsster zwiepte met haar staart, haar ogen samengeknepen. “Stilte!” galmde haar stem over het veld. “Ik vraag jullie om de leerlingen dit te vergeven. Ze hadden een grote schok meegemaakt die dag, en we moeten niet vergeten dat ze nog jong zijn. Dit was een grote verantwoordelijkheid die verwarrend kan zijn,” riep ze. “Ik vraag jullie ook in plaats van elkaar te wantrouwen, elkaar juist te vertrouwen. We hebben elkaar meer dan ooit nodig, mocht onze clan in direct gevaar zijn.” Ze keek het eiland rond, haar ogen glansden. “We zijn de Maanclan. We zijn hier door de Sterrenclan, en we zullen niet terugdeinzen voor een uitdaging. Vertrouw elkaar, en vertrouw ook in jezelf.” Ze ging zitten. “Jullie zijn vrij om te gaan.”

Ijzerpoot zuchtte. De zon was ondergegaan, maar hij kon niet slapen. Voorzichtig trippelde hij het leerlingenhol uit, en hij merkte dat hij niet de enige kat in het kamp was die wakker was. Ribbelwater zat naar de sterren te kijken, maar toen hij Ijzerpoot zag, wenkte hij hem met zijn staart.

Ijzerpoot groette hem zachtjes en de oudere kat glimlachte.

“Hallo, Ijzerpoot,” murmelde hij terug. “Wat doe je hier? Leerlingen hebben rust nodig.”

Ijzerpoot haalde zijn schouders op. “Ik kon niet slapen. Ik dacht dat frisse lucht misschien wel zou helpen.”

Ribbelwater knikte begrijpend. “Ik was vroeger de leerling van onze medicijnkat, van de Rivierclan,” vertelde hij. “Ik ben niet doorgegaan met mijn training, maar de Sterrenclan gaf me alsnog vaak tekens. Daarom weet ik ook verhalen van andere clans.” Hij pauzeerde. “Meestal als ik niet kon slapen, ging ik naar buiten, naar de Zilverpels kijken. Soms vertelden me ze dan dingen.”

Ijzerpoot keek lichtelijk verrast, dat wist hij niet. “Hebben ze je tekens gegeven sinds de Maanclan bestaat?”

“Ja, daarom wist ik dat Jadepoot weg was gestuurd.” Hij fronste. “Ik wist alleen niet wat ik moest doen. Ik had het moeten vertellen, maar ik dacht dat ik het mis had. Als vriendin is Violetglans altijd rustig en vriendelijk.”

Ijzerpoot gaf de oudere kater een duwtje met zijn neus tegen zijn schouder, en de oude kater vervolgde.

“Ik denk dat je voorzichtig moet zijn, Ijzerpoot,” murmelde hij. “De Sterrenclan heeft een teken gegeven. Er was een zilverkleurige ring en een pluk vacht die naar jou rook, en jouw oude naam was Zilver. Het was de volgende dag weg.”

Ijzerpoot rilde. “Bedankt dan, Ribbelwater.” Eerlijk gezegd wist hij niet goed wat hij moest met deze informatie, maar hij waardeerde de zorgen van de kat.

Ribbelwater glimlachte. “Deze clan is beter dan de verdeelde clans van vroeger. Nu is het onze taak om voor elkaar te zorgen, in plaats van elkaar angst aan te jagen. Ik ben blij daarmee.”

Ijzerpoot zweeg. Hij was het eens met Ribbelwater. De vroegere clans klonken gevaarlijk. De Maanclan was een thuis.

De Maanclan was zijn thuis.


Hij droomde. Een zee van bloemen stond om hem heen. Hij dacht het landschap te herkennen; dit was in de buurt van Wind. In de verte kon hij de stal zien.

Dit is een mooie plek, dacht hij. Ijzerpoot probeerde de woorden te zeggen maar deinsde achteruit toen er geen geluid uit zijn mond kwam. Hij probeerde zich om te draaien om naar huis te rennen, maar het lukte niet. De bloemen om hem heen verwelkten en krompen samen. Hij dacht de stem van Jadepoot te herkennen, maar haar woorden klonken paniekerig en waren onverstaanbaar. De geur van Dennenpoot was ook in de buurt, en een geur die daar op leek. Toen hoorde Ijzerpoot stemmen, maar hij kon niemand zien. Met al zijn kracht probeerde hij te bewegen, maar het lukte nog steeds niet.

Met een kreet werd hij wakker. Hij keek om zich heen; hij kon nog bewegen, hij was in het leerlingenhol met de vertrouwde leerlingen. Zijn ademhaling werd rustiger.

“Ijzerpoot?” fluisterde Elandpoot, de jongste leerling van de clan. De bruine kat keek bezorgd naar hem. “Gaat het goed?”

Ijzerpoot knikte, alhoewel zijn hart nog snel klopte. “Ja, ik had gewoon een droom,” mauwde hij.

“Misschien moet je het aan Rozendoorn of Muispoot vertellen,” gromde een andere leerling; Vinkenpoot. De rode poes siste humeurig. “In plaats van ons wakker te houden.”

“Sorry,” mompelde Ijzerpoot. Het was natuurlijk niet zijn bedoeling geweest iemand wakker te maken. Maar misschien had Vinkenpoot gelijk. Hij zou het aan een van de medicijnkatten vertellen zodra hij normaal had geslapen.

Nu had hij even rust nodig.

Advertisement