De Nederlandse Warrior Cats Fanfiction wiki
Advertisement
FVHZ Roetvogelbanner IJsdroom
HOOFDSTUK 3
‘Dus ze had echt geen idee over hoe ze ons kon helpen,’ verzuchte Roetvogel gefrustreerd.

‘Gelukkig heeft ze ons doorverwezen naar Hulstglans,’ reageerde zijn zusje terwijl ze hem op een drafje inhaalde.

‘Pff, alsof die traditionele SchaduwClankatten ons zullen helpen.’

Sneeuwvos keek hem met een ernstige twinkeling in haar ogen aan terwijl ze hem voorbij stak. ‘Ze zullen er ook van profiteren als wij gezond en gevoed zijn tijdens Bladkaal.’

‘Waarom denk je dat? Ze zullen zich waarschijnlijk gewoon bedreigd gaan voelen. Met de WindClan zijn ze vriendelijk omdat Schroeister en Geelster een goede relatie hebben, maar Taanster heeft een haat jegens de SchaduwClan die het er alleen moeilijker op maakt,’ wierp Roetvogel tegen.

Er viel een lange stilte na zijn woorden. Sneeuwvos zette haar weg verder – zorgeloos, al wist hij dat ze zich eigenlijk druk maakte om de problemen die de RivierClan te wachten stonden.

Roetvogel sloot zijn ogen en liet zijn kin lager zakken. De geur van het gras dat over ging in zompige woudgrond drong zijn neusgaten binnen. Hij ademde diep in en keek opnieuw op, naar het zonlicht dat tussen de dennennaalden filterde.

‘Ik kan geloven dat de SchaduwClan zo welvarend is,’ merkte Sneeuwvos na een poosje op. ‘De ondergrond krioelt van de prooi.’

‘Jij hebt altijd al gevoelige poten gehad,’ reageerde Roetvogel slechts. Het was te pijnlijk om te denken aan de goede staat van hun buur, terwijl zij over enkele manen zouden verhongeren.

‘Je piekert weer,’ mauwde zijn zus dan. ‘Maak je niet druk. Groenblad is pas van start gegaan; we vinden vast en zeker een oplossing tegen Bladval. Hoop ik.’

Hij beantwoorde haar slechts met een stilte en volgde de geursporen van SchaduwClankatten die hen naar het kamp zouden brengen. Hij hoopte dat ze niet met teveel agressie ontvangen zouden worden.

Zelfs in de WindClan was eventjes een gespannen sfeer neergevallen toen ze waren gearriveerd. Roetvogel had er echter niet op gelet vanwege Vlampoot.

De jonge kater was aanwezig geweest. Hij had niet begrepen hoe hij zich daar verbaast over had gevoeld; misschien had hij niet verwacht om de leerling zo gauw weer tegen het lijf te lopen.

Hij had er compleet anders uit gezien in het zonnige daglicht van het hoogland. Bij de Rode Boom was hij bevlekt geweest met de schimmige spikkels van de bladeren en de zachte filter van het maanlicht, maar in het WindClankamp had zijn vacht gestraald als een laaiend vuur. Roetvogel begreep wel waaraan hij zijn naam te danken had. Schemermaan had goed gekozen.

Het bladerdak werd dunner en de bodem werd rotsachtiger. Het drassige moeras in de diepte verdween tussen de stammen die samenwerkten om hen het zicht te versperren.

Sneeuwvos ging voorop, de rotsen op klauterend in de richting van wat het SchaduwClankamp moest zijn. Ze waren er nog nooit geweest. Roodsteen had hen er slechts over verteld in hun kittentijd.

Zacht geroezemoes steeg op uit een holte tussen de ruwe, grijze rotsen. Meerdere grotten, holen en tunnels sierden de stenen wanden die het omringden, uitgeslepen door erosie van wind en water.

Roetvogel knipperde eventjes met zijn ogen. Het grootste deel van de SchaduwClan was aanwezig in het kamp; blijkbaar deden ze echt de meeste van hun taken ’s nachts, in tegenstelling tot de andere Clans.

Drie kittens speelden in een hoekje van het kamp. Twee ervan leken sterk op elkaar, dus Roetvogel kon besluiten dat ze vast en zeker nestgenoten waren.

Een bruin cypers katje zat vlakbij, maar zag er te verlegen uit om mee te gaan doen. Een gevlekt jong sprong op hem af en begon hem tegen de grond te worstelen, maar één van de zusjes duwde haar aan de kant en verdedigde haar holgenoot.

Roetvogel vernauwde zijn ogen. Hij had het nooit goedgekeurd wanneer kittens niet voor zichzelf konden opkomen. Hoe zouden ze later dan sterk moeten zijn in het gevecht?

Hij schudde zijn kop even door elkaar en wenkte Sneeuwvos. De twee RivierClankatten daalden voorzichtig af in het kamp, timide en nerveus. Ze wisselden een bezorgde blik uit en keken in het rond, zoekend naar de commandant Appeldoorn of leider Schroeister om zich uit te leggen.

Een kleine grijs-witte vrouwtjeskat draafde voorbij. Sneeuwvos draaide zich met een ruk om. ‘Mistelbes!’

Roetvogel knipperde even met zijn ogen. Hij had de SchaduwClanmedicijnkat niet herkend in het daglicht.

‘O, wat doen jullie hier?’ vroeg die verrast. ‘Hulp nodig? Iets te melden? De Grote Vergadering is nog maar net voorbij.’

Sneeuwvos stapte naar haar toe terwijl Roetvogel in stilte bleef staan. Zijn zusje begon Schemermaans doorverwijzing uit te leggen en hij hoorde haar vragen naar Appeldoorn.

Ondertussen keek hij in het rond. Een mooie goudbruine vrouwtjeskat lag voor de kraamkamer. Hij nam aan dat de twee poesjes die sterk op haar leken haar jongen waren. Afgezien van hen was er het bruine katertje dat zich verlegen achter haar staart verborg, het gevlekte jong vermijdend. Uit de kraamkamer – een groene struik die er zachter uitzag dan Nieuwbladwolken – kwam een crèmekleurige kitten tevoorschijn.

Hij verschoof zijn aandacht naar de kampingang die hij en Sneeuwvos niet hadden kunnen vinden. Het was een kleine tunnel door de rotswand die uitliep op een holte in het dennenwoud. Goed verborgen, al wist hij niet zeker of dat iets was wat hij zou willen in het RivierClankamp.

Een donkercrèmekleurige vrouwtjeskat kwam het kamp binnen met een dikke duif tussen haar kaken geklemd. Het leek erop dat de leerlingen altijd het langst aan het werk waren overdag.

Roetvogel keek bijna over de andere leerling heen die haar op de voet volgde. Zijn gevlekte vacht viel nauwelijks op in het zonlicht dat door het bladerdak filterde.

Hij ademde eventjes de geur van hars in en genoot van de zwoele Nieuwbladbries die een zoete smaak achterliet op zijn tong.

‘Mistelbes zegt dat Hulstglans in het kamp is,’ klonk Sneeuwvos’ stem op.

Zijn zusje duwde hem overeind en hij volgde haar aarzelend naar een rotsholte aan de rechterzijde van het kamp. ‘Moeten we Appeldoorn of Schroeister niet verwittigen?’

‘Dat gaat zij doen voor ons,’ reageerde ze met een klein sprongetje richting de holte, die het medicijnhol moest voorstellen.

Een slanke zwarte kater propte net een aantal kruiden in een gat en draaide zich om, bijna tegen de RivierClankatten opbotsend.

‘Wat een aangename verrassing,’ merkte hij op met glanzende groene ogen. Hij keek hen nauwelijks aan en groef een klein gat in het zand.

‘Ben jij Hulstglans?’ vroeg Sneeuwvos.

Roetvogel schraapte zijn concentratie weer bij elkaar en spitste zijn oren.

‘Ja,’ reageerde de medicijnkat. Zijn klauwen lieten fijne sporen achter in het zand toen hij dieper groef.

‘We hebben je advies nodig,’ mauwde Roetvogel ernstig. De zwarte kater keek nu wel op, geïntrigeerd nu hij eindelijk sprak.

Anderen hadden hem wel vaker gezegd dat hij een bijzondere stem had. Velen hoorden hem echter niet genoeg praten om daarop te letten.

Sneeuwvos wilde dikwijls dat hij haar verhalen vertelde over zelfbedachte plaatsen en dappere krijgers. De anderen in het leerlingen- of krijgershol hadden er nooit over geklaagd.

Vissenglans had – toen ze nog leerlingen waren geweest – een milde liefde voor hem gevoeld. Dat was dan ook waarom ze de enige was die hem ooit had verteld hoe zijn stem klonk.

Zoet, had ze hem gezegd. Koel en rustig, zoals een briesje dat je verwondingen verzacht na een gevecht.

Later had ze nooit meer een woord over hem gesproken.

‘… om Bladkaal door te komen, hmm?’ klonk Hulstglans’ stem op.

‘Ja,’ reageerde Sneeuwvos.

Roetvogel schrok op. Blijkbaar was hij toch weer gaan dagdromen. Hoe zoet zijn stem ook mocht klinken volgens Vissenglans; hij zag er altijd immens slechtgehumeurd uit wanneer zijn gedachten wegdreven op de bries.

Soms had hij het gevoel dat hij een WindClankat hoorde te zijn. Met zijn korte vacht, dromerigheid en gevoel voor verhalenvertellen. Niet dat ze dat laatste niet deden in de RivierClan - in tegendeel.

De traditie was verloren geraakt in de WindClan, waar die vandaan was gekomen in de eerste plaats. Nu Schemermaan commandant was en de oorlog verleden tijd, hadden ze het weer opgepikt.

Hij was hoe dan ook blij dat de RivierClan ook aan het verhalenvertellen deed. Het maakte elke dag makkelijker en elke nacht rustgevender. Iets wat zijn Clan altijd nodig had.

‘We dachten dat je kruiden zou kennen die ons sterk en warm zouden kunnen houden,’ vertelde hij terwijl hij zichzelf opnieuw wakker schudde.

Hulstglans trok een peinzend gezicht. ‘Ik ken een plant,’ mauwde hij uiteindelijk. ‘Maar ze is enorm zeldzaam en groeit ver weg, in het zuiden. Ik heb als leerling reizen ondernomen om ze te vinden, maar ben nooit geslaagd. Het gebied waar ze groeit wordt verdedigt door twee jonge katten – elk jaar een ander paar. Niemand weet wat er met de oude gebeurt. Ze zijn hoe dan ook meedogenloze vechters. Ik zou een andere oplossing zoeken.’

Sneeuwvos zwiepte vastberaden met haar staart. ‘Als we een optie hebben zoals deze, dan zal ik er alles aan doen om het voor elkaar te krijgen!’

Roetvogel huiverde onwillekeurig. Het idee van meedogenloze vechters die en plant bewaakten die net zo goed niet eens kon bestaan leek hem alleszins niet geruststellend. ‘Misschien kunnen jullie emigreren,’ merkte Hulstglans op terwijl hij zich omdraaide. ‘Weggaan in Bladkaal. Naar warmere gebieden trekken. Is dat ook niet wat vissen doen? Volg jullie prooi. De SchaduwClan zal ook iets kunnen doen met jullie leegstaande territorium.’

Roetvogel ontblootte eventjes zijn tanden. Wat een lef! Sneeuwvos gaf hem echter een por, al zag hij dat de vlam in haar ogen veel feller brandde dan degene die hijzelf voelde.

‘Je hebt gelijk,’ murmelde hij zowel tegen haar als Hulstglans. ‘Maar voor de zekerheid… welke richting moeten we uit?’

De zwarte medicijnkat keek met twinkelende ogen naar de hemel. ‘Nu kun je hem niet zien,’ legde hij uit. ‘Maar om middernacht straalt de zuiderster het felst. Als je hem in een rechte lijn volgt, zal je de Grote Poel vinden.’

‘De Grote Poel?’ mauwde Roetvogel, wetend dat zijn zusje nog steeds haar tanden op elkaar klemde in een poging Hulstglans niet uit te schelden.

‘Een prachtige plek,’ grijnsde Hulstglans terwijl hij kruiden in het gat dumpte en het weer dicht groef. ‘Maar dat zullen jullie zelf wel zien – als jullie het wagen er heen te gaan.’

Roetvogel knipperde met zijn ogen en staarde naar de blauwe hemel. Een zuiderster, magische kruiden en een gigantische poel? Diep vanbinnen voelde hij een vlammetje kriebelen. Ergens had hij wel zin om er heen te gaan – om zijn zusje te begeleiden en zijn adoptieClan te helpen. Maar wat als hij hen juist in de steek liet door dat te doen? Wat als Hulstglans gelijk had en het misschien echt beter was om weg te trekken tijdens de koude seizoenen?’

‘Het is te riskant,’ murmelde Sneeuwvos alsof ze zijn gedachten kon lezen.

Hij staarde naar haar ernstige blauwe ogen en boog zijn kop. ‘Inderdaad. Deze plant is onze enige oplossing. Bovendien zou Taanster haar territorium nooit willen opgeven.’

Hulstglans reageerde al niet meer. De twee RivierClankatten keerden om en draafden richting de kampuitgang, Mistelbes gedag zwaaiend. De grijs-witte medicijnkat zat naast een rode poes die Roetvogel herkende als Appeldoorn, de commandant.

‘Dus… we vertrekken zo snel mogelijk, achter de zuiderster aan. Om de bijzondere plant te zoeken die ons door Bladkaal zal helpen?’ stelde hij vast.

Sneeuwvos knikte met een enthousiaste glans in haar ogen.

Hij wierp een snelle blik achterom voor hij zijn zusje het dennenwoud in volgde. De SchaduwClankittens speelden nog steeds bij de kraamkamer.

Toen het bruine jong zijn klauwtjes in het zand boorde maakte hij oogcontact met Roetvogel – en die zag zijn hele leven voor zijn ogen voorbijflitsen.

Paars. Een grijzig, mistig paars zoals de schimmen boven een gezwollen rivier in het maanlicht. De ogen van het cyperse katertje waren abnormaal in kleur, zwoel als een nacht zonder sterren vlak voor de zon zijn eerste licht over de horizon zou werpen.

Hij knipperde met zijn ogen, niet begrijpend waarom hij zo’n angst in zijn hart voelde. Dan draaide hij zich met een ruk om en sprong hij achter Sneeuwvos aan.

Vorige <---♦♦♦---> Volgende

Bedankt voor het lezen! ♥
Dit hoofdstuk hint echt te veel naar het volgende boek, haha.

Advertisement